"De één houdt het er op dat boeren goed zijn voor afgerond een schamele 1%. De ander komt in de buurt van de 10%, en claimt dat dit een conservatieve berekening is van de rol van het agro-industriële complex. Het kan allebei waar zijn," schrijft het Financieele Dagblad.
Boeren, tuinders en telers vormen samen de primaire sector. Ze maken producten als aardappelen, peren, eieren, melk en varkens. In totaal telt Nederland op dit moment ruim 52.000 'eerstelijns' landbouwbedrijven - in 2016 waren dat er nog ruim 55.000 - die samen goed zijn voor 257.000 banen, 2,3% van de Nederlandse werkgelegenheid. Het aandeel van de agrariërs in het bruto binnenlands product is een bescheiden 1,5%.

Maar voordat een boer of tuinder zijn of haar aardappelen, melk of varkens aflevert, zijn er al veel tussenschakels betrokken geweest, zoals veevoerbedrijven. En na de aflevering gaan verwerkende bedrijven aan de slag om de aardappelen en varkens in hapklare brokjes op het bord van de consument te krijgen. Die leveranciers, verwerkende bedrijven en andere tussenschakels noemen de boeren 'de periferie', en Wageningen Universiteit 'het agro-industriële complex'. Dat is goed voor 8.3% van de Nederlandse werkgelegenheid en 4,1% van het Nederlandse bbp. Maar Nederlandse boeren en tuinders en verwerkers produceren ook voor het buitenland. Tel je dat ook mee, dan is volgens de WUR 6,9% van het Nederlandse bbp toe te rekenen aan het agro-industriële complex.

Het kan nog groter, als je verder naar de export kijkt. Dit jaar doorbrak de Nederlandse agrarische sector het exportrecord: meer dan €100 miljard voerden 'we' uit. Dat een kwart daarvan uit 'wederuitvoer' bestaat, blijft in dat heuglijke feit onderbelicht, maar het is wel logisch. Want "Nederland is 's werelds de grootste draaischijf voor avocado's, zonder dat er één Nederlandse avocadoboer is." Tel je ook landbouwgerelateerde machines en de producten van chocoladefabrieken mee in de agrarische export (volgens de definities van LNV en de WUR), dan neemt de omvang van het agro-industriële complex voor de Nederlandse economie toe tot 13,1% van de totale Nederlandse uitvoer aan goederen en diensten en zelfs ruim 17% aandeel in de Nederlandse goederenexport.

Maar dan zijn we er nog niet, schrijft het FD. "De vraag kan opkomen of — noem maar eens wat — de voormalige boerenleenbank Rabo, en de landbouwuniversiteit en het landbouwministerie zelf ook niet mee moeten wegen." Dat alles staat in best schril contrast met de leus van de protesterende boeren: 'geen boer, geen voer'. Want Nederland voert nog altijd het gros van zijn primaire agrarische productie uit. Produceerden de Nederlandse boeren alleen voor onze eigen consumptie, dan hadden we aan 10% van de tomatenteelt, een zevende van de kalfsvleesproductie en een derde van de zuivel die de Nederlandse boeren nu produceren, meer dan genoeg.

Nog een kanttekening. Kijk je nog wat verder en denk je aan de ontwikkeling van bijvoorbeeld verpakkingen en conserveringstechnieken op het gebied van voedsel dan groeit het aandeel van voedsel in de economie nog wat verder. Als je onze potentiële bijdrage op het nieuwe gebied van watermanagement, bodemgebruik en landbouw combineert kan de totale waarde nog verder groeien. Die waarde komt niet tot ontwikkeling als je de productie grotendeels wegsnijdt zonder visie op wat je nog wilt ontwikkelen.