Suikervervangers zijn te verdelen in twee groepen. Er is een groep synthetisch zoetstoffen, acesulfame K, aspartaam, cyclamaat, sacharine, neotaam, advantaam en sucralose, en een groep natuurlijke zoetstoffen, waaronder thaumatine, steviol glucosiden, neohesperidin dihydrochalcone, glycyrrhizine, stevia en suikeralcoholen. Alle zijn (zeer) vele malen zoeter dan suiker en leveren weinig calorieën. Ze worden in verschillende combinaties gebruikt in een grote hoeveelheid producten.

Eén van de vragen is of deze chemische preparaten wel goed verteerd worden en niet in schadelijke bijproducten afbreken. Dat kan kwalijke gevolgen voor de darmflora hebben.

Die vraag staat centraal in een nieuw onderzoek door een team onder leiding van Ángel Gil, hoogleraar biochemie aan de universiteit van Granada, Spanje.

De uitkomst: “Elke zoetstof die goedgekeurd is door de Europese Unie is veilig en de invloed op het microbioom is verwaarloosbaar zolang de dagelijkse inname onder de ADI (Aanvaardbare Dagelijkse Inname) blijft."

De Europese voedselveiligheid autoriteit EFSA test regelmatig veelgebruikte zoetstoffen, zoals aspartaam. Steevast is de conclusie dat indien de dagelijks toegestane hoeveelheid niet overschreden wordt er geen gevaar is. Wel is bekend dat sacharine en sucralose de darmflora en daarmee de glucosetolerantie beïnvloeden. Maar dat effect is zeer klein bij lage doses.

Gil eindigt op een inmiddels bekende slotnoot: we hebben te weinig gegevens want er is te weinig goed opgezet en grondig onderzoek gedaan naar de gevolgen van zoetstoffen voor het microbioom op de lange duur.
Dit artikel afdrukken