Ons landbouwbeleid en de wet- en regelgeving staan haaks op elkaar. Onderwijl wordt de discussie over de toekomst van de landbouw overstemd door de stikstofkwestie. De Groningse melkveehouder Alex Datema, voorzitter van BoerenNatuur en oprichter van de Boerenraad, roept minister Schouten op een duidelijke beleidskeuze te maken én het gebouw van wet- en regelgeving daarmee in overeenstemming te brengen. Boeren draaien dan de bladzijde om en zullen, zegt hij, met vertrouwen in een nieuwe toekomst stappen.
“We leven niet in een tijdperk van verandering maar in een verandering van tijdperk.” Aan die woorden van Jan Rotmans moet ik vaak denken de afgelopen maanden.
We staan op de drempel van een nieuw tijdperk, zeker in de landbouw. Het vorige tijdperk werd ingeluid door de aan Sicco Mansholt toegeschreven mantra ‘nooit meer honger’. Op basis daarvan hebben we de landbouwproductie exceptioneel verhoogd, is de kwaliteit van ons voedsel buitengewoon goed geworden en is het ook nog eens letterlijk spotgoedkoop geworden. Dit alles hebben we kunnen bereiken door schaalvergroting, intensivering en specialisering. De overheid zette daar door onderzoek, onderwijs en een dienst landbouwvoorlichting fors op in; leergierige en ondernemende boeren zorgden voor de rest.
Model voor de toekomst
Gelukkig heeft Nederland eindelijk weer een minister van landbouw met visie. Een minister die zegt dat we de landbouw weer in overeenstemming moeten brengen met de draagkracht van de aarde. Volgens haar kunnen we dat bereiken door te streven naar een kringlooplandbouw; een landbouw die ook nog inzet op biodiversiteit en landschap voeg ik daar zelf nog aan toe. Die combinatie noem ik natuurinclusieve landbouw, het model voor de toekomst.
Op dit moment wordt de discussie over de toekomst van de agrarische sector in Nederland volledig overschaduwd door de stikstofcrisis. Daardoor zijn we alweer niet bezig met het echte, achterliggende probleem. Ons huidige landbouwsysteem is niet toekomstbestendig. De problemen van nu en de nabije toekomst lossen we niet op met verdere schaalvergroting, intensivering en specialisering. We zullen op zoek moeten naar een nieuw landbouwmodel.
Onzekerheid, onrust en onmacht
En zeg nu zelf, als jij een plek op de wereld mocht uitkiezen om aan de slag te gaan met de landbouw van de toekomst, welk land zou jij dan kiezen? Dan kies je toch voor dat piepkleine landje dat de tweede voedselexporteur ter wereld is, waar de beste landbouwuniversiteit staat, waar de voedselindustrie toonaangevend is en waar ze de beste boeren hebben? Dat is de beste plek om die nieuwe landbouw te gaan uitvinden, ontwikkelen en die kennis vervolgens te gaan verkopen aan met de rest van de wereld. De onzekerheid, onrust en soms ook onmacht die veel van mijn collega’s op dit moment voelen over de toekomst van hun bedrijven zit voor een groot deel in de onduidelijk blijvende eisen aan het bedrijf van de toekomst. Haagse beleidsnotities staan op dit moment vaak haaks op de wet- en regelgeving waar we als boeren dagelijks mee te maken hebben op onze bedrijven.
Om uit deze absurde spagaat te komen, is een even radicale als consistente keuze nodig. Daarom roep ik de minister op duidelijk te kiezen voor natuurinclusieve landbouw en de consequenties daarvan in alle wet- en regelgeving door te voeren. Dan weten alle boeren van nu en hun opvolgers wat er van hen verwacht wordt. Alleen zo kunnen ze daar hun strategie en bedrijfsvoering op richten. Zonder een duidelijk richtinggevende, sturende en faciliterende overheid gaat dat niet.
Mansholt zag een probleem en creëerde een oplossing. Hij koos ervoor om keihard aan die oplossing te gaan werken waarbij de overheid, als uitvoeringsorgaan namens de maatschappij, een grote verantwoordelijkheid nam om die oplossing ook mogelijk te maken.
Nu staan we weer op de drempel van een grote uitdaging en opnieuw moet de overheid, namens de maatschappij, haar verantwoordelijkheid nemen om die nieuwe landbouw vorm te geven. Leergierige en ondernemende boeren zullen de handschoen dan zeker oppakken en met vertrouwen aan de slag gaan. 2020 wordt dan het eerste jaar van het nieuwe tijdperk! Maar de eerste zet is nu aan minister Schouten. Als zij een duidelijk en praktisch werkbaar speelveld definieert, doen wij boeren de rest.
Dit artikel afdrukken
We staan op de drempel van een nieuw tijdperk, zeker in de landbouw. Het vorige tijdperk werd ingeluid door de aan Sicco Mansholt toegeschreven mantra ‘nooit meer honger’. Op basis daarvan hebben we de landbouwproductie exceptioneel verhoogd, is de kwaliteit van ons voedsel buitengewoon goed geworden en is het ook nog eens letterlijk spotgoedkoop geworden. Dit alles hebben we kunnen bereiken door schaalvergroting, intensivering en specialisering. De overheid zette daar door onderzoek, onderwijs en een dienst landbouwvoorlichting fors op in; leergierige en ondernemende boeren zorgden voor de rest.
De onrust die veel van mijn collega’s op dit moment voelen over de toekomst van hun bedrijven zit voor een groot deel in de onduidelijk blijvende eisen aan het bedrijf van de toekomstInmiddels kennen we ook de schaduwkant van dit succes. De Nederlandse manier van boeren heeft een grote impact op het landschap, de biodiversiteit, het milieu en ook de waterkwaliteit. Voeg daar nog bij de klimaatverandering en de gevoelens over dierenwelzijn en je kunt rustig concluderen dat boeren voor een grote uitdaging staan.
Model voor de toekomst
Gelukkig heeft Nederland eindelijk weer een minister van landbouw met visie. Een minister die zegt dat we de landbouw weer in overeenstemming moeten brengen met de draagkracht van de aarde. Volgens haar kunnen we dat bereiken door te streven naar een kringlooplandbouw; een landbouw die ook nog inzet op biodiversiteit en landschap voeg ik daar zelf nog aan toe. Die combinatie noem ik natuurinclusieve landbouw, het model voor de toekomst.
Op dit moment wordt de discussie over de toekomst van de agrarische sector in Nederland volledig overschaduwd door de stikstofcrisis. Daardoor zijn we alweer niet bezig met het echte, achterliggende probleem. Ons huidige landbouwsysteem is niet toekomstbestendig. De problemen van nu en de nabije toekomst lossen we niet op met verdere schaalvergroting, intensivering en specialisering. We zullen op zoek moeten naar een nieuw landbouwmodel.
Onzekerheid, onrust en onmacht
En zeg nu zelf, als jij een plek op de wereld mocht uitkiezen om aan de slag te gaan met de landbouw van de toekomst, welk land zou jij dan kiezen? Dan kies je toch voor dat piepkleine landje dat de tweede voedselexporteur ter wereld is, waar de beste landbouwuniversiteit staat, waar de voedselindustrie toonaangevend is en waar ze de beste boeren hebben? Dat is de beste plek om die nieuwe landbouw te gaan uitvinden, ontwikkelen en die kennis vervolgens te gaan verkopen aan met de rest van de wereld. De onzekerheid, onrust en soms ook onmacht die veel van mijn collega’s op dit moment voelen over de toekomst van hun bedrijven zit voor een groot deel in de onduidelijk blijvende eisen aan het bedrijf van de toekomst. Haagse beleidsnotities staan op dit moment vaak haaks op de wet- en regelgeving waar we als boeren dagelijks mee te maken hebben op onze bedrijven.
Als minister Schouten een duidelijk en praktisch werkbaar speelveld definieert, doen wij boeren de restDuidelijk speelveld
Om uit deze absurde spagaat te komen, is een even radicale als consistente keuze nodig. Daarom roep ik de minister op duidelijk te kiezen voor natuurinclusieve landbouw en de consequenties daarvan in alle wet- en regelgeving door te voeren. Dan weten alle boeren van nu en hun opvolgers wat er van hen verwacht wordt. Alleen zo kunnen ze daar hun strategie en bedrijfsvoering op richten. Zonder een duidelijk richtinggevende, sturende en faciliterende overheid gaat dat niet.
Mansholt zag een probleem en creëerde een oplossing. Hij koos ervoor om keihard aan die oplossing te gaan werken waarbij de overheid, als uitvoeringsorgaan namens de maatschappij, een grote verantwoordelijkheid nam om die oplossing ook mogelijk te maken.
Nu staan we weer op de drempel van een grote uitdaging en opnieuw moet de overheid, namens de maatschappij, haar verantwoordelijkheid nemen om die nieuwe landbouw vorm te geven. Leergierige en ondernemende boeren zullen de handschoen dan zeker oppakken en met vertrouwen aan de slag gaan. 2020 wordt dan het eerste jaar van het nieuwe tijdperk! Maar de eerste zet is nu aan minister Schouten. Als zij een duidelijk en praktisch werkbaar speelveld definieert, doen wij boeren de rest.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Er is een rapport van de toenmalige Rijksvoorlichtingsdienst uit eind jaren 50 dat bepleitte om het traditionele Veredelingsbedrijf (eerder ook wel Etagebedrijf genoemd) uit elkaar te halen en mensen te laten specialiseren in koeien, varkens of kippen. Voor verhoging van de arbeidsproductiviteit waren er nieuwe stalconcepten nodig en ontwikkeld (zoals de legbatterij) en dat vroeg om investeringen die niet in 2 of 3 takken van het bedrijf tegelijk mogelijk waren. Daarna is het hard gegaan.
Hier kreeg Minister Braks de schuld voor de liquidatie van het gemengde bedrijf, maar dat is begin jaren tachtig. Hij zou de Brabantse boeren bevoordeeld hebben. Ik zelf denk eerder aan de nieuwe ruilverkavelingsboerderijen, de 1 op 2 teelt fabrieksaardappelen, de 75 cm plantafstand zodat de eigen sproeimachine kon worden gebruikt en het precieziezaad in de bietenteelt. Hierdoor kon de bietenteelt enorm worden uitgebreid. Dat gaf een enorme inkomensboost. Wie wilde er nu nog onder de koeien liggen?
Frans: Dank!. Het was vermoedelijk het GLB met het gat van Rotterdam, eerste helft jaren 60, dat de deur openzette naar dat grondloze.
Goed en een beetje fout Krijn #104.
Eerst het goede. Importvoer was in 1951 op de bon, om dollars te sparen. Een boer kreeg een voedertoewijzing. Ik heb berekend dat runderen het toen vrijwel volledig met eigen geteeld voer moesten doen, varkens voor 64% en kippen voor 30%. Mansholt was er trots op dat het totale voerverbruik 8% hoger was dan voor de oorlog maar de import 6% lager. Meer voer voor het vee van eigen grond, meer export met minder import.
Nu het foutje. In het door jou aangehaalde rapport 'Het Kleine-Boerenvraagstuk op zandgrond' (Maris, Scheer en Visser, 1951) wordt de oplossing voor een verhoging van de arbeidsbehoefte gezocht bij een intensivering van bedrijf, maar onder voorwaarde dat dit (citaat bl 181) 'uitvoerbaar moet zijn zonder extra import van krachtvoer'. Pas later ontstonden de vrijwel grondloze intensieve veebedrijven, maar die ontwikkeling is bij mijn weten nooit door de overheid specifiek gepromoot (men kon natuurlijk net als anderen wel profiteren van de WIR). Het lucratieve ervan (je kon er ruim meer mee verdienen dan met werken in de bouw) was genoeg stimulans.
Interessant citaat. Welke analyse leidde tot die uitspraak? We weten dat Nooit meer honger niet zijn leidraad was. Maar mogelijk wel Voortaan weer dollars (er was schaarste aan deviezen).
En natuurlijk zijn sociale bewogenheid (PvdA!): hoe krijgen we boeren uit de armoede en kunnen ze dezelfde welvaart verkrijgen als de arbeider. En dat vroeg om modernisering, waarbij juist een paar jaar na dat citaat op basis van een LEI rapport over Het Kleine Boerenvraagstuk (Maris et al) de conclusie getrokken zou worden dat de toekomst van de kleine boer juist in de Veredelingsindustrie op basis van geïmporteerd veevoer lag. En waarna de Rijksvoorlichtingdienst nog weer een paar jaar later het gemengd bedrijf afserveerde omdat specialisatie nodig was.
Kortom, ik vermoed dat het dollarschaarste was die Mansholt tot deze uitspraak dreef ???