Franse jagers jagen zoals Nederlanders voetballen. Het is een typisch mannen tijdverdrijf. Wie in natuurgebieden woont, is lid van de Diane, de jachtvereniging. Jagen gebeurt op vaste dagen, waaronder de zaterdag. Op die dag komen zelfs in de stad wonende dorpse zonen knallen. Kunnen ze schieten? Waarschijnlijk net zoals goed of slecht als amateur voetballers. Ze zijn trots op hun geweren, trots op het beslissende schot en houden van de teamsport.

Zijn Nederlandse jagers betere schutters en minder op de sport? Vermoedelijk niet. Er is wel een ander verschil. Nederland is tegen de jacht. Frankrijk niet. De vraag die rest is wie de betere schutter is. De jager die wekelijks jaagt of de 'professional' die zelden of nooit schiet. Menige politieman en soldaat schijnt er bedroevend weinig van te bakken. En weten zulke professionals welk dier ze moeten hebben en welk niet? Hebben ze het geduld om dagenlang achter dat zieke beest aan te gaan?

De vraag is waar Dales het over heeft. Er zijn jagers die geen jagers zijn. Het gefokte 'wild' wordt vijf minuten voor hun komst vrijgelaten. De grootste oen met een huurgeweer kan het niet missen. Zulke schutters mag je van mij een klont lood in de billen schieten.

En nou de schutters van dieren waar er wel teveel van zijn. Zou de jachtopziener vriendelijker afschieten dan de 'amateur'? Wat beweegt jachtopzieners en andere professionele schieters trouwens?

Dales werkt op het gemoed. Laten we het hebben over de cijfers en andere feiten: hoe vaak schiet de Nederlandse jager slechts half raak en kan de professional hem verbeteren? Dat laatst waag ik te betwijfelen. Ik kan me vergissen, maar weet één ding zeker: Dales weet het ook niet.
Dit artikel afdrukken