Dagen brachten we met elkaar door op het strand en op de pieren. Voor u denkt dat dit een streekroman wordt: wees gerust, het gaat over eten. Maar dat wist ik toen nog niet. Het was speelgoed, of verzamelobject tot de ouders gingen klagen over de stank. Zo’n emmertje met zeewater en drab bleek geen geoorloofd souvenir. Dit verhaal gaat natuurlijk over zeewier. Mooi groene slierten, rare breiwerken met dikke bulten die je kapot kon knijpen met een luid ‘knap’- geluid, bruine kaboutertakkenbossen, die we gebruikten als landschapselement bij onze zandkastelen. Ik zocht de namen op in het boekje Het Strand in Kleuren van dr. W.P. Postma en H. Kleijn. Zo’n Meulenhoff’s Natuurgidsje, dat ik eind jaren vijftig cadeau kreeg. Ik heb het nog. Met moeizame potloodletters heb ik er mijn naam en adres in geschreven. In de tijd dat je ook nog de provincie erbij schreef, en dan het land en dan het werelddeel en dan de planeet. Want zoveel woorden kende je al.

Rood hoornwier, zeesla, blaaswier, zee-eik, knotswier en meer. En nooit, nooit leerde ik dat je het ook kunt eten. En meer dan dat: je kunt het niet alleen eten, het is zelfs bijzonder lekker. En nog meer dan dat: het is ook nog eens heel gezond.

Zo stond ik dan vorige week oog in oog met mijn jeugdliefde, het Zeeuwse zeewier. Bakken vol, heerlijk zilt geurend. We waren met een groep culi- en Zeelandliefhebbers te gast op een kookboerderij in Krommenhoeke bij Biggekerke. Ee mochten proeven en knutselen. Ik ontmoette er de enige gediplomeerde zeewiersnijder van de Oosterschelde, en de boeren van de zeeboerderij waar ook zeewier gekweekt wordt. Er waren ook veel zeewierliefhebbers. We leerden over de wieren. Dat er veel meer vitaminen, mineralen en celzouten in zitten dan in enige andere groente. Dat het hele vitamine B-spectrum er in voorkomt. Dat de wieren een ideale kalium-natrium-verhouding hebben. Dat er veel calcium in zit, dat ook nog eens goed wordt opgenomen. Dat er heel veel eiwitten in zitten, dus dat het een goede vleesvervanger is. En nog veel meer wijsheden en nuttigs. Maar ik wilde het proeven. Eigenlijk wilde ik het liefste naar buiten met een emmertje en mesje om zelf te oogsten, maar het weer werkte niet mee. Proeven ook fijn. Rauw, gemarineerd, gekookt. Wat was het lekker. Zeesla om te verslinden.

Mijn culinaire fantasie sloeg direct op hol. Wat kun je daar niet allemaal van maken. Het groepskoken liet ik voor wat het was. Ik nam wat wier mee naar huis. Dat ging in een soep met waterkers met een beetje kaas en (soja)room. Zelfs de carnivore man nam een tweede bordje. Ik bakte aardappelkroketjes met hoornwier. Maar dát was lekker. Een vegetarisch zusje van de garnalenkroket. En dat zijn dan nog maar twee banale thuisreceptjes zo uit de losse pols. Het wier leent zich voor veel meer. Daarvoor moet je wel aan vers zeewier kunnen komen. Dat blijkt nog niet zo eenvoudig. Het zeewier uit de Oosterschelde werd tot nu toe vooral gesneden voor de oestertelers, die het gebruiken om de oesters vochtig en vrolijk te houden en de klant van versiering te voorzien. Wie brengt het zeewier naar de stad en het achterland? Wanneer komt er een zeewiergroenteboer? Wie gaat er pionieren met zeeuwier, zo noem ik het Zeeuwse wier maar voor het gemak. Wanneer vindt de eerste wildplukdag onder begeleiding plaats? Wanneer gaat de zeeboerderij productie draaien?
Wie houdt mijn jeugdliefde in leven?
Dit artikel afdrukken