Na China is de Europese Unie de grootste verantwoordelijke voor 'geïmporteerde ontbossing'. Invoer naar de EU was tussen 2005 en 2017 verantwoordelijk voor 16% van de ontbossing door internationale handel in de wereld. Die conclusie trekt het Wereld Natuur Fonds (WNF) in het rapport ‘Stepping Up: The continuing impact of EU consumption on nature’. De natuurbeschermingsorganisatie baseert zich op de analyse van satellietbeelden en landbouw- en commerciële statistieken.

De import van soja voor veevoer (31%), palmolie (24%), rundvlees (10%), houtproducten (8%), cacao (6%) en koffie (5%) zijn de producten die het meest bijdroegen aan tropische ontbossing. Door toedoen van deze producten verdween 203.000 hectare tropische bossen voor landbouwgrond. Volgens de ngo correspondeert dat met 116 miljoen ton CO2-uitstoot. Net zoveel als de totale uitstoot van broeikasgassen van België in hetzelfde jaar. De internationale handel in landbouwproducten resulteerde in totaal in de eliminatie van 1,3 miljoen hectare tropisch bos en uitstoot van 740 miljoen ton CO2. China is goed voor 24%, de EU voor 16%, gevolgd door India 9%, USA 7% en Japan 5%.

Gerekend naar hoofd van de Europese bevolking staat Nederland op de eerste plaats. De gemiddelde Europeaan 'ontboste' tussen 2005 en 2017 5m2. Nederlanders zijn goed voor 18m2.

De ontbossing voor veevoer is echter juist minder een Nederlands vraagstuk dan de Nederlandse tak van het WWF wil doen voorkomen
Dat ligt vooral aan de import van soja, vindt Sandra Mulder, grondstoffenexpert bij het WNF. Als belangrijke exporteur van vlees gebruikt Nederland immers veel soja voor veevoer. Om die soja te verbouwen, worden tropische bossen gekapt.

De scheve verhouding lijkt voornamelijk een rekenkundige zaak. Nederland importeert via zijn zeehavens een groot volume voergrondstoffen maar voert die ook weer grotendeels uit. Een groot deel van de geïmporteerde grondstoffen gaat via het achterland per as (wegvervoer), water of rail naar andere Europese landen. Het rapport berekent de doorvoerfactor slechts ten dele. Het haalt de doorvoer van voerproducten in de vorm van verwerkte grondstoffen en grondstoffen uit de berekeningen, maar niet de hoeveelheid veevoer die door de Nederlandse veehouderij in vlees, zuivel of eieren is getransformeerd. Ook die gaat grosso modo voor 70% tot 80% de grens over. Het rapport slaat niettemin alle import om per Nederlander en rekent die niet toe aan de buitenlandse consumenten van Nederlands product.

Onterecht
Nevedi, de brancheorganisatie voor diervoederproducenten, vindt het dan ook onterecht dat de Nederlandse diervoederindustrie wordt aangewezen als veroorzaker van ontbossing.

Nederlandse diervoederbedrijven zouden in totaal zo’n 1,8 miljoen ton CO2 gebruiken, slechts 0,5% van de wereldproductie (336 miljoen ton), berekent Nevedi.

Volgens de Nederlandse diervoederproducenten staan zij nou juist aan de basis van de verduurzaming van de sojateelt. Dat doen ze nota bene in samenwerking met de overheid en ngo’s als het WNF. Volgens de voerkoepel loopt Nederland door het gebruik van uitsluitend gecertificeerde soja juist voorop ten opzichte van de rest van de wereld.

De Europese Commissie komt naar verwachting in mei met een wetsvoorstel over ontbossing. Het WNF hoopt dat deze wet ervoor zorgt dat producten die kap van regenwoud veroorzaken, verboden worden op de Europese markt. Er gaan ook stemmen op om helemaal te stoppen met de import van soja- of palmproducten. Dat vindt Nevedi-directeur Flipsen een scheve voorstelling van zaken, zegt hij tegen de NOS. “De controle en certificering vanuit Europa zou hiermee wegvallen en de soja- en palmbedrijven die al wel hebben geïnvesteerd in de verduurzaming van hun teelten laten we dan in de steek." Dat zou de kans op ontbossing juist weer groter maken. Wel wil de diervoederindustrie zoeken naar alternatieve eiwitbronnen in Europa.

De zorgen over de ontbossing houdt Europese landen al langer bezig. Om de druk op de Europese Unie op te hogen staat in de Franse nationale strategie van 2018 dat Frankrijk tegen 2030 de import van alle producten waarvoor ontbost is verbiedt. In dat jaar stuurden een aantal Europese landen, waaronder Nederland, ook een brief aan de Europese Commissie om aan te dringen op een actieplan tegen ontbossing.

De discussie is een regelmatig terugkerend onderwerp. In 2018 nodigden we Henk Flipsen uit om zijn analyse namens de veevoerindustrie te geven. Destijds schreef hij: "Nederland importeert sojaschroot en sojabonen. Een belangrijk deel daarvan wordt rechtstreeks door geleverd aan andere landen in Europa. Daarnaast wordt een belangrijk deel van de geïmporteerde sojabonen in Nederland gecrusht. De olie, schroot en hullen die daarbij vrijkomen worden deels in Nederland afgezet en deels daarbuiten. Uit de cijfers blijkt dat er veel meer sojaschroot wordt geëxporteerd dan we in Nederland importeren. En dat terwijl we ook nog sojaschroot verwerken in diervoeder. Het verschil ontstaat omdat het overgrote deel van de sojabonen die Nederland importeert, hier in Nederland worden gecrusht en vervolgens als sojaschroot, -olie en -hullen zijn weg vindt in de rest van Europa. Meer hierover is terug te vinden in onze Grondstoffenwijzer."

De achtergrond van de discussie lijkt de wens om vooral in Nederland de veestapel te reduceren. Daar zijn goede inhoudelijke motieven voor, zoals we op Foodlog vaker met nuance - soms met Vlaamse hulp - beschreven. De ontbossing voor veevoer is echter juist minder een Nederlands vraagstuk dan de Nederlandse tak van het WWF wil doen voorkomen.
Dit artikel afdrukken