Pas je voedingsgewoonten aan en je redt de planeet. Niemand kan het oneens zijn met de gedachte dat we ons maar beter kunnen voeden met voedsel dat goed is voor zowel de volksgezondheid als voor het milieu. Zo'n moreel standpunt over wat we moeten eten en mooie duurzaamheidspraatjes tellen pas mee als ze onderbouwd zijn.

Wellicht om daarin te voorzien, ontwikkelden de milieuwetenschappers Laura Scherer, Paul Behrens en Arnold Tukker van Universiteit Leiden een model waarmee ze van 37 landen de bestaande voedselconsumptie en productiesystemen kunnen afzetten tegen de officiële voedingsadviezen. Van beide wordt inzichtelijk gemaakt wat de invloeden op drie aspecten van duurzaamheid zijn: de kwaliteit van de voeding, de impact op het milieu en het welzijn van de productiedieren. Hun studie ‘Opportunity for a Dietary Win-Win-Win in Nutrition, Environment, and Animal Welfare’ verscheen in het eerste nummer van het vakblad One Earth.

Win-win-win
Het eerste wat een blik op de grafieken leert, is dat er grote verschillen lijken te zijn tussen de landen. Van ogenschijnlijk vergelijkbare landen (bijvoorbeeld de buurlanden Letland en Estland) wijken zowel de voedselproductie als de adviezen sterk af. Er zijn voorspelbare grote discrepanties tussen arme en rijke landen.

“Nationale voedingsrichtlijnen houden zelden rekening met duurzaamheid. Maar als inwoners hun nationale richtlijnen zouden volgen, zou dat grote gevolgen hebben voor milieu, dierenwelzijn en voedingswaarde.” Zo vat het persbericht van de Leidse universiteit een van de belangrijkste conclusies samen.

In 27 van de 37 landen zouden er minder dierlijke producten geconsumeerd worden als er volgens de richtlijnen gegeten werd
In 6 landen, Australië, Brazilië, Ierland, Japan, Portugal en Slovenië, hebben de nationale voedingsrichtlijnen een positieve impact op alle drie de aspecten voeding, milieu en dierenwelzijn. Daar is sprake van een win-win-win situatie. In andere landen moet dat dus ook kunnen, aldus de onderzoekers: “We stellen vast dat, hoewel de meeste landen hun consumptie van dierlijke producten inderdaad zouden verminderen als ze de nationale richtlijnen zouden volgen, veel landen geconfronteerd worden met een afweging tussen de gevolgen van de klimaatverandering.”

Reductie
In 27 van de 37 landen zouden er minder dierlijke producten geconsumeerd worden als er volgens de richtlijnen gegeten werd. In Nederland, Letland en Portugal zou de reductie zelfs 50% kunnen belopen. Vooral zuivel en in mindere mate vlees leveren de dierlijke calorieën in het nationale dieet. Nederland is een van de weinige landen waarin in de voedingsrichtlijnen uitdrukkelijk rekening wordt gehouden met milieuaspecten. In sommige landen zou het volgen van het advies leiden tot meer milieubelasting en/of dierenleed. In Zuid-Korea zouden milieu, dierenwelzijn èn voedselkwaliteit er slechter vanaf komen als het huidige doorsneedieet verlaten werd en er volgens de officiële richtlijnen gegeten werd.

Dierenlevens
De Leidse onderzoekers gebruikten (deels zelf ontwikkelde) indicatoren om de drie duurzaamheidsthema’s te kunnen kwantificeren en vergelijken. Het meten van het welzijn van dieren gaat aan de hand van drie maatstaven: de jaren van leven van de dieren (ALYS, ‘animal life years suffered’), het verlies van dierenlevens door de slacht (AL, ‘animal lives’) en het moreel aangepaste dierenlevens (MAL, ‘morally adjusted animal lives’). Voor dat laatste is gekeken in welke mate dieren het lijden kunnen ervaren, een koe meer dan een mossel. Kippen en vissen zorgen voor een hoge AL, vee voor een hoge ALYS en MAL.

Landen die slecht scoren wat dierenwelzijn betreft zijn de Verenigde Staten, Canada, China, Japan (veel vis) en Noorwegen. India, Indonesië, Zuid-Afrika en Roemenië (geen vis) eindigen onderaan met dierenleed. Een gemiddelde Chinees die 75 wordt heeft zo’n 65.000 AL-dierenlevens op zijn geweten. Estland laat een hoge AL zien omdat veel vismeel als veevoer gebruikt wordt.

Nutriëntenmatrix
Om de kwaliteit van de voeding te kwantificeren maken de onderzoekers gebruik van een gestandaardiseerde nutriëntenmatrix. Om de milieubelasting te berekenen wordt gekeken naar onder meer de koolstof- en watervoetafdruk. Die laatste komt er in alle adviezen bekaaid af.

De conclusies zijn niet mals. “Ons bewijs wijst uit dat voor alle drie de aspecten - de gezondheid van de mens, het milieu en het welzijn van dieren - een win-win-win situatie het best kan worden gerealiseerd door de consumptie van dierlijke producten sterk te verminderen.” In veel landen zijn verbeteringen in het nationale dieet heel goed mogelijk, maar worden te weinig gerealiseerd, aldus de onderzoekers.
Dit artikel afdrukken