Door te vertrappen, graven, foerageren, poepen en daarmee zaad te verspreiden, veranderen wilde dieren de vegetatiesamenstelling van ecosystemen. Als deze vegetatie inderdaad belangrijk is voor de ecosysteemfunctie en koolstofcycli - en dat zijn ze - dan zijn de dieren ook van het grootste belang. In Nature climate change roepen biologen dan ook op tot het herstel en behoud van wilde dieren. Laat wilde dieren onderdeel zijn van natuurlijke klimaatoplossingen.

Een miljoen gnoe’s doorkruist elk jaar de Afrikaanse savanne. Ze veranderen onderweg gras in gnoepoep. Toen begin 20e eeuw hun aantal daalde tot 300.000 door een ziekte die werd geïntroduceerd door gedomesticeerd vee, ging het gras ongecontroleerd groeien. Hierdoor ontstonden frequent grote bosbranden die samen met de rook meer koolstof de atmosfeer in joegen. De Serengeti transformeerde van een koolstofput in een vrije koolstofbron. Nu de kuddes terug zijn, zouden de graslanden tot 4,4 miljoen ton meer CO2 opslaan dan toen het aantal gnoe’s op z’n dieptepunt was.

Rewilding
Het is een voorbeeld van hoe wilde dieren een belangrijke schakel kunnen zijn tussen biodiversiteit en klimaat. Hoofdauteur Oswald Schmitz, ecoloog aan de Yale University denkt dat wilde dieren vaak over het hoofd worden gezien doordat ze slechts 0,3% van de koolstof in de wereldwijde biomassa vertegenwoordigen. Schmitz werkte 10 jaar geleden mee aan de introductie van Animating the Carbon Cycle: het proces waarbij wilde dieren worden ingezet om de koolstofafvang en -opslag te verbeteren. Schmitz noemt rewilding een van de beste natuurlijke klimaatoplossingen. Het is een vorm van natuurherstel met minder natuurbeheer door de mens. Met foerageren, vertrappen en graven kunnen dieren de natuur versterken doordat ze zaden verspreiden en grond geschikt maken voor begroeiing wat de groei van koolstofvasthoudende bomen en planten vergemakkelijkt. Een essentiële voorwaarde om dergelijke processen te laten slagen is dat populaties voldoende kritische massa hebben.

Volgens de 15 bij het onderzoek betrokken biologen kunnen verschillende diersoorten zo'n sterke invloed uitoefenen dat ze wel 15 tot zelfs 250% meer koolstof kunnen afvangen en opslaan in bodems en vegetatie. De onderzoekers doken in het effect van 9 diersoorten: zeevissen, walvissen, haaien, grijze wolven, gnoes, zeeotters, muskusossen, Afrikaanse bosolifanten en Amerikaanse bizons. Ze vergeleken het koolstofgehalte in savannes, bossen en andere ecosystemen toen de populaties gezond waren en toen ze onder druk stonden. Bij deze grotere dieren is hun invloed op het ecosysteem het duidelijkst te zien. De instandhouding en het herstel van deze dierpopulaties zou op jaarbasis een opslag van 6,4 miljard ton CO2 mogelijk maken. Dat is heel dik 15% van de wereldwijde aan energie gerelateerde uitstoot in 2021 (36,3 miljard ton), het post-covid jaar waarin de economie weer flink aan de stoomfluit trok en haar uitstoot met 6% zag stijgen ten opzichte van 2020.

Het is een onvolledige schatting, er zijn nog zoveel andere soorten die spelers kunnen zijn in de koolstofdynamiek van een ecosysteem. Schmitz en collega’s zien er vooral een belangrijke boodschap in: robuuste populaties wilde dieren kunnen helpen de opwarming van de aarde onder de 1,5°C te houden. Ze willen vooral een verandering in de manier waarop de wereldwijde klimaatgemeenschap natuurlijke koolstofoplossingen benadert. "Een van de grote frustraties in het natuurbehoudspel is dat je het VN-Verdrag inzake klimaatverandering hebt, en dan heb je ook het VN-Verdrag inzake biodiversiteit, en ze praten niet met elkaar. De een probeert de biodiversiteit te redden, de ander probeert het klimaat te redden. En wat we zeggen is dat je beide kunt doen, met hetzelfde ding, in dezelfde ruimte,” aldus Schmitz.

Of het betekent dat we in Nederland de wolf zijn gang moeten laten gaan, is opeens een interessante vraag. Er moet wel rekening gehouden worden met onbedoelde gevolgen van rewilding van natuurlijke voeden- en dood/leven-systeemen. Zo kunnen grijze wolven in de bossen van Alaska, Rusland, Canada en Scandinavië koolstof verwijderen, maar schaden ze de koolstofopslag in graslanden. Ook kan de toename van populaties van grote dieren de methaanemissie verhogen. Herstel van flink uit balans geraakte systemen heeft ook onvermijdelijke waterbedeffecten.
Dit artikel afdrukken