Op diverse plekken in de wereld bevinden zich 'onderzeese Pompeï's'. Hier vonden zo'n 500 miljoen jaar geleden modderlawines plaats waardoor al het aanwezige leven - in de vorm van de zogeheten 'arthropodes' in één keer begraven werden - zonder zuurstof, zodat er geen bederf kon plaatsvinden. In de zo prachtig geconserveerde fossielen kunnen wetenschappers tegenwoordig zelfs interne organen en resten van zenuwstelsels ontdekken. Zo stond in Nature Communications vorige week een studie waarin het spijsverteringssysteem van verschillende arthropoden-fossielen (geleedpotigen) uit de doeken gedaan werd.

Het bijzondere is dat deze fossielen een serie niervormige zakjes langs het spijsverteringskanaal hebben. De zakjes zitten vol kanaaltjes, die 'diverticules' heten. Het leuke is dat ook 'moderne' schaaldieren nog van dit soort zakjes hebben. De diverticules dienen om het vloeibare voedsel dat het dier binnenkrijgt op te slaan, dat met enzymen in stukjes op te knippen en uiteindelijk de zo verkregen voedingsstoffen te absorberen. De zakjes verhogen het oppervlak waarlangs voedingsstoffen het lichaam binnen kunnen komen aanzienlijk ten opzichte van een enkele spijsverteringsbuis.

Voor de arthropoden in het Cambrium was dit een zeer efficiënte manier om zich te voeden en vooral om vlees te kunnen verteren. Door de zakjes neemt de enzymatische activiteit van het spijsverteringsorgaan toe en dat maakte het voor de geleedpotigen mogelijk de complexe moleculen die vet en eiwitten zijn aan te kunnen. Dat is in ieder geval de uitleg van hoofdonderzoeker Jean Vannier, directeur de recherches CNRS aan het Laboratoire de Géologie de Lyon. Volgens Vannier betekent deze ontwikkeling in het spijsverteringssysteem de geboorte van roofdieren. Want het kunnen verteren van vlees betekent een veel efficiëntere manier om energie binnen te krijgen, en dus ook een grotere mobiliteit en snelheid - eigenschappen van een jager.

De grote verscheidenheid aan verschijningsvormen (de 'Cambrische explosie') die 500 miljoen jaar geleden ontstond, zou dus wel eens toe te schrijven kunnen zijn aan de evolutie van de spijsverteringskanalen van deze geleedpotigen: sommigen sloegen de weg in van de jagers, anderen vonden manieren om juist niet opgegeten te worden. Dat schrijft Pierre Barthélemy in Le Monde Blogs.
Dit artikel afdrukken