De World Health Organisation werkt aan een actieplan voor preventie en beheersing van niet-overdraagbare ziektes. Het plan moet ertoe leiden dat er in 2025 een kwart minder mensen voortijdig overlijden aan de zogeheten 'welvaartsziektes'. Ook de obesitasepidemie wordt een halt toegeroepen.
De WHO publiceerde deze week de volgende stap op weg naar een wereldwijde aanpak voor preventie en beheersing van niet-overdraagbare ziektes. Dat zijn onder andere de 'welvaartsziekten' hart- en vaatziekten, diabetes, COPD, maar ook kanker en reuma. Het plan staat op de agenda van de 66e World Health Assembly, die van 20 tot 28 mei 2013 in Genève wordt gehouden.
Om zover te komen - het plan moet betrekking hebben op de jaren 2013-2020 - is wel een marathon aan voorbereidingsslagen nodig. In vogelvlucht: op basis van een 2008-2013 plan, de Verklaringen van een hele serie conferenties (Moskou, Rio) en bestaande strategieën met betrekking tot tabak, alcohol, ongezond eten en fysieke inactiviteit wordt een eerste WHO discussion paper gemaakt (juli 2012). Dit werd besproken in een eerste informele consultatieronde met de lidstaten en betrokken VN organisaties, én in een gelijktijdige ronde via het internet waar ook relevante NGO's en speciaal genodigde 'private-sector entities' aan mee mochten doen. Dat resulteerde in een 'zero draft' action plan, dat op 1 november jl. in de tweede informele consultatieronde besproken werd met afgevaardigden uit 67 landen afgevaardigden en 5 VN organisaties. Uiteraard moest er na deze ronde de nodige verfijning aangebracht worden. Maar nu stond dan ook het stuk over het comprehensive global monitoring framework, including indicators, and a set of voluntary global targets for the prevention and control of noncommunicable diseases. Vrolijk verder dus: een derde informele consultatieronde, opnieuw reviseren en in maart 2013 het herziene draft action plan klaar hebben zodat iedereen er nog een keer zijn zegje over kan doen voor het tijdens de 66e World Health Assemby op de agenda komt, in mei 2013.
Uiteindelijk moet al dit voorwerk wel wat opleveren. Dat ziet er veelbelovend uit. De belangrijkste strategie in dit plan is het terugdringen van vroegtijdig overlijden en verbeteren van de kwaliteit van leven. Het plan gaat daartoe van de volgende visie uit: "Een wereld waarin alle landen en partners hun politieke en financiële verplichtingen gestand doen om de vermijdbare last en impact van niet-overdraagbare ziekten te verkleinen, zo dat bevolkingen de hoogst bereikbare standaarden van gezondheid en productiviteit bereiken op iedere leeftijd, en die ziekten niet langer een belemmering vormen voor sociaal-economische ontwikkeling." De focus ligt hierbij op vier categorieën: hart- en vaatziekten, kanker, COPD en diabetes.
Het plan benoemt zes doelen met een hoog abstractieniveau. Gelukkig zijn deze vertaald in een lijst van negen 'voluntary global targets to be achieved by 2025'. Die zijn concreet:
- 25 procent daling van sterfte aan hart- en vaatziekten, kanker, COPD of diabetes. Dat geldt voor iedereen en overal.
- terugdringen van (schadelijk) alcoholgebruik met tenminste 10 procent, 'as appropriate', in de nationale context
- 10 procent relatieve afname in het voorkomen van onvoldoende fysieke activiteit
- 30 procent minder zoutconsumptie
- terugdringen van het aantal rokers van 15 jaar of ouder met 30 procent
- 25 procent minder gevallen van verhoogde bloeddruk of indammen van het voorkomen van verhoogde bloeddruk afhankelijk van nationale omstandigheden
- de toename van diabetes en obesitas stoppen
- toegang tot medicijnen en begeleiding door ten minste 50% van de in aanmerking komende mensen om hartaanvallen en beroertes te voorkomen.
- 80 procent beschikbaarheid van betaalbare basistechnologieën en essentiële geneesmiddelen, met inbegrip van generieke geneesmiddelen die nodig zijn om de belangrijkste niet-overdraagbare ziektente behandelen.
Teneinde te kunnen meten en evalueren of deze doelen bereikt worden, is een 'global monitoring framework' opgezet, met 25 indicatoren. Ze staan in een tabel in het plan, pagina 10-12.
Je kunt er vrolijk van worden, omdat het inderdaad heldere indicatoren zijn waarmee de te bereiken doelstellingen daadwerkelijk in zicht komen. Of je kunt er verdrietig van worden, omdat de weg naar een gezonde toekomst niet alleen geplaveid is met goede voornemens, maar ook met wetten en praktische bezwaren. Kniezen kan, maar wat zijn de alternatieven?
Fotocredits: nico h
Dit artikel afdrukken
Om zover te komen - het plan moet betrekking hebben op de jaren 2013-2020 - is wel een marathon aan voorbereidingsslagen nodig. In vogelvlucht: op basis van een 2008-2013 plan, de Verklaringen van een hele serie conferenties (Moskou, Rio) en bestaande strategieën met betrekking tot tabak, alcohol, ongezond eten en fysieke inactiviteit wordt een eerste WHO discussion paper gemaakt (juli 2012). Dit werd besproken in een eerste informele consultatieronde met de lidstaten en betrokken VN organisaties, én in een gelijktijdige ronde via het internet waar ook relevante NGO's en speciaal genodigde 'private-sector entities' aan mee mochten doen. Dat resulteerde in een 'zero draft' action plan, dat op 1 november jl. in de tweede informele consultatieronde besproken werd met afgevaardigden uit 67 landen afgevaardigden en 5 VN organisaties. Uiteraard moest er na deze ronde de nodige verfijning aangebracht worden. Maar nu stond dan ook het stuk over het comprehensive global monitoring framework, including indicators, and a set of voluntary global targets for the prevention and control of noncommunicable diseases. Vrolijk verder dus: een derde informele consultatieronde, opnieuw reviseren en in maart 2013 het herziene draft action plan klaar hebben zodat iedereen er nog een keer zijn zegje over kan doen voor het tijdens de 66e World Health Assemby op de agenda komt, in mei 2013.
Uiteindelijk moet al dit voorwerk wel wat opleveren. Dat ziet er veelbelovend uit. De belangrijkste strategie in dit plan is het terugdringen van vroegtijdig overlijden en verbeteren van de kwaliteit van leven. Het plan gaat daartoe van de volgende visie uit: "Een wereld waarin alle landen en partners hun politieke en financiële verplichtingen gestand doen om de vermijdbare last en impact van niet-overdraagbare ziekten te verkleinen, zo dat bevolkingen de hoogst bereikbare standaarden van gezondheid en productiviteit bereiken op iedere leeftijd, en die ziekten niet langer een belemmering vormen voor sociaal-economische ontwikkeling." De focus ligt hierbij op vier categorieën: hart- en vaatziekten, kanker, COPD en diabetes.
Het plan benoemt zes doelen met een hoog abstractieniveau. Gelukkig zijn deze vertaald in een lijst van negen 'voluntary global targets to be achieved by 2025'. Die zijn concreet:
- 25 procent daling van sterfte aan hart- en vaatziekten, kanker, COPD of diabetes. Dat geldt voor iedereen en overal.
- terugdringen van (schadelijk) alcoholgebruik met tenminste 10 procent, 'as appropriate', in de nationale context
- 10 procent relatieve afname in het voorkomen van onvoldoende fysieke activiteit
- 30 procent minder zoutconsumptie
- terugdringen van het aantal rokers van 15 jaar of ouder met 30 procent
- 25 procent minder gevallen van verhoogde bloeddruk of indammen van het voorkomen van verhoogde bloeddruk afhankelijk van nationale omstandigheden
- de toename van diabetes en obesitas stoppen
- toegang tot medicijnen en begeleiding door ten minste 50% van de in aanmerking komende mensen om hartaanvallen en beroertes te voorkomen.
- 80 procent beschikbaarheid van betaalbare basistechnologieën en essentiële geneesmiddelen, met inbegrip van generieke geneesmiddelen die nodig zijn om de belangrijkste niet-overdraagbare ziektente behandelen.
Teneinde te kunnen meten en evalueren of deze doelen bereikt worden, is een 'global monitoring framework' opgezet, met 25 indicatoren. Ze staan in een tabel in het plan, pagina 10-12.
Je kunt er vrolijk van worden, omdat het inderdaad heldere indicatoren zijn waarmee de te bereiken doelstellingen daadwerkelijk in zicht komen. Of je kunt er verdrietig van worden, omdat de weg naar een gezonde toekomst niet alleen geplaveid is met goede voornemens, maar ook met wetten en praktische bezwaren. Kniezen kan, maar wat zijn de alternatieven?
Fotocredits: nico h
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Als je beziet wat de WHO vanaf de Charta bereikt heeft met het gigantische budget is het eigenlijk diep triest dat er niemand op de gedachte schijnt te komen dat er al in den beginne kardinale fouten en aannames gebruikt zijn en waaraan naar het schijnt niemand durft te twijfelen. Het zijn echte "Kleren van de keizer" waaraan velen ook een "gouden draadje" aan mee spinnen.
Omdat men wil beginnen bij de kinderen, op scholen zijn wij ook begonnen met het aanvechten van de WHO plannen in deze.
Nieuwe internationale studies weerleggen
„Wat iedereen weet”
Vetlijvige kinderen – TV, Fast Food, „gezonde“ voeding en sport van geen invloed op obesitas
24.11.14 – Een actuele representatieve studie met 2,571 kinderen tussen 7 en 9 jaren oud, heeft uitgewezen1: Televisie, Fast Food restaurants en weinig sport zijn geen risicofactoren voor vetlijvigheid. “De auteurs weerleggen met hun onderzoek de wijdverbreide veronderstelling, dat vetlijvige kinderen meer TV kijken, vaker hamburgers friet of pizza’s eten en minder sport bedrijven als normaal gewichtige kinderen”, aldus voedingsdeskundige Uwe Knop. Een verdere actuele studie bevestigd deze bevindingen: Geen samenhang tussen “gezonde” voeding, zittende bezigheden en sportieve activiteiten met overgewicht en obesitas bij 686 kinderen tussen 9 en 11 jaren2: Beide studies – die onafhankelijk van elkaar in Polen en Portugal doorgevoerd werden – benoemen een samenhang als significant, die ook een derde, Noors onderzoek3 bevestigd: Vetlijvige ouders hebben vaker vetlijvige kinderen. “Wanneer meteen drie nieuwe Europese studies tot deze bevinding komen, dan spreekt dat duidelijk voor de genen als dominante invloed factor bij obesitas”, verklaart Knop.
Geen sport – geen spek
Een gedetailleerde analyse van de representatieve Poolse gegevens brengt verder interessante bevindingen aan het licht: bij kinderen die geen enkele sport beoefenen, kon geen statistische waarschijnlijkheid voor vetlijvigheid berekend worden – de reden: in de “no sports” groepen bevonden zich geen obese jongens of meisjes. En of die kinderen in Fast Food-restaurants eten of niet had eveneens geen invloed op het lichaamsgewicht – een bevinding, die kort daarvoor een Amerikaanse studie ook al leverde: De consumptie van frites, pizza e.d. correleerde niet met het jeugdige lichaamsgewicht.4: Ook de Portugese onderzoekers vonden geen samenhang tussen “gezonde of ongezonde” voeding en het gewicht van de kinderen.
Meer kinderen met ondergewicht als vetlijvige kinderen
Bovendien onderzochten twee van de genoemde studies1,2 ook de samenhang tussen inkomen en opleidingsgraad van de ouders met het gewicht van de kinderen – met het resultaat dat er geen correlatie te zien was. Ook deze bevinding weerlegt de gangbare bevindingen – zo werd laatst in een grote pan-Europese studie in 8 landen een hoger percentage vetlijvige kinderen vastgesteld in bevolkingsgroepen met weinig inkomen en weinig opleiding.5: De studie onder Duitse leiding gaf verder: in alle Duitse opleidingsgraden domineren kinderen met een normaal gewicht (tussen 68 en 80 %) – en er zijn overal meer ondergewichtige ( ca 10 % ) als vetlijvige kids ( tussen 3 en 8 % ) tabel 5
Dikke ouders – dikke kinderen
De kernboodschap van de actuele studies dat een hoger ouders-BMI met zware nakomelingen gepaard gaat, werd onlangs door de leider van een studie van de Universiteit Ulm, professor Martin Wabitsch onderbouwd: “Het gewicht van de moeder, voordat ze zwanger werd, bepaald ook later het gewicht van de kinderen op basisschoolleeftijd.” Ook daaruit resulterende stofwisselingsziektes lieten zich niet met “gezonde” voeding behandelen: “De kinderen kunnen er niets aan doen en de stofwisseling laat zich niet omprogrammeren.”6
„Gezonde“ voeding & gedwongen sport voor kinderen?
Daarentegen zouden de antieke denkmechanismen van politici omgeprogrammeerd moeten worden – want niet alleen de actuele studiebevindingen ontmaskeren volgens Knop de jongste politiek; Het komt neer op pure machteloosheid, in gedaante van gebedsmolentjes achtige actiebereidheid: “Wanneer minister van landbouw Christian Schmidt, thuis, in kinderdagverblijven en scholen voedingsopvoeding verlangt7 en de voorzitter van de consumenten comité in de Bondsdag, de Groene politica Renate Künast, levensmiddelenreclame voor kinderen wil verbieden8, dan moet men ernstig in twijfel trekken, of dat leidende Duitse politici de actuele stand van de wetenschap kennen en op deze basis argumenteren.”
Hetzelfde geld voor de plaatselijke Allianties tegen Niet-Overdraagbare Ziektes (NCD), die dagelijks een uur sport op scholen en kinderdagverblijven alsook een suiker- en vetbelasting op “ongezonde” levensmiddelen eist9. “Tot dusverre heeft de wetenschap geen enkel bewijs geleverd, dat welk levensmiddel of voedingswijze dan ook, kinderen dik of dun, ziek of gezond maakt – laat staan dat er bewijs voorhanden is wat ‘gezonde’ kindervoeding dan zou moeten zijn. En zelfs de Duitse voedingsinstituties DGE, DIfE en aid* zijn van mening, dat de indeling in gezonde en ongezonde levensmiddelen geen zin heeft. Ook dat regelmatige sport de kinderen ergens tegen beschermt is niet meer dan een bakerpraatje. Al dat word door de jongste onderzoeken opnieuw bevestigd”, zo resumeert Knop, “bovendien heeft tot op heden geen enkele maatregel ertoe geleidt, obesitas bij kinderen te voorkomen, laat staan dat dikke kinderen duurzaam afnemen. Er heerst grote radeloosheid bij de vraag, hoe uit dikke kinderen dunne gemaakt kunnen worden.”
Eet & Waarnemingsstoornissen bij kinderen
De vraag die zich daarvoor in de plaats opdringt , luidt: Wat bezielt politici en lobbyisten met dit paternalisme over alle kinderen en jeugdigen, wanneer 1. Er geen wetenschappelijk bewijs aan hun eisen ten grondslag ligt en 2. Schade voor de ontwikkeling van de kinderen niet uitgesloten kunnen worden. Bijvoorbeeld wees de Kinder- en Jeugdstudie (KiGGS) van het Robert Koch Instituut (RKI) uit: Meer als 20% van alle 11 tot 17-jarigen in Duitsland vertonen tekens van een eetstoornis – en vele leiden aan waarnemingsstoornissen: “Het gevoelde overgewicht weegt zwaarder dan de echte kilo’s teveel.” (KiGGS/WHO-gegevens.10, 11, 12 Er zou “zeer zorgvuldig bezien moeten worden, in hoeverre de huidige alomtegenwoordige campagnes tegen het overgewicht het aantal jeugdigen verhoogt, die zich zonder reden te dik achten. Daarbij gaat het om een zeer groot aantal normaalgewichtige jongens en meisjes, die zich voor ‘te dik’ of ‘veel te dik’ houden”, zo luidde de conclusie van het RKI al in 2008.
Kontakt:
Uwe Knop
Diplom-Oecotrophologe
Postfach 1206
65742 Eschborn
Telefon: 069 / 1707 1735
E-Mail: presse@echte-esser.de
Website: www.echte-esser.de
facebook: Kulinarische Körperintelligenz
Gastbijdrage voor brand eins
Aanwijzing voor Redacties: Wenst u een Recensie-exemplaar van de boeken van Dipl.oec.troph. Uwe Knop, dan stuurt u eenvoudig een E-Mail naar presse@echte-esser.de en besteld u: de vierde herdruk van Vito-von-Eichborn-BoD-Editionstitels „HUNGER & LUST“ (ET: 07/2012) en/of een PDF des rowohlt e-books-only „Esst doch, was ihr wollt“ (ET: 10/13).
Bronnen:
[1] Arch Med Sci. 2014 Oct 27;10(5):880-5. Obesity risk factors in a representative group of Polish prepubertal children.
Statements aus der Originalstudie:
„TV watching, physical activity level and eating in fast food places were not significant risk factors for obesity.“
„There was a statistically significant association between the prevalence of obesity in girls and boys and their mother's obesity, father's obesity and both parents’ obesity.“
„Neither family income nor parents’ education level was related to their offspring's obesity.“
„It was impossible to calculate OR [OddsRatio] for boys who did not engage in physical exercise at all, as there were no obese boys in that group.“
„… nor was it possible for those who did not exercise at all, because there were no obese girls in such groups.“
„The present study is the first attempt to analyse the family and socioeconomic risk factors of simple obesity conducted on a large randomly selected group representative of the Polish population of school children aged 7 to 9 years.“
[2] Int. J. Environ. Res. Public Health 2014, 11 (11), Published: 3 November 201, Overweight and Obesity in Portuguese Children: Prevalence and Correlates
Statements aus der Originalstudie:
„Differences between weight groups in nutritional habits, physical activity levels, sedentariness, sleep time and SES were not statistically significant.“
„Among Portuguese children, no significant differences between weight groups in healthy and unhealthy diet consumption were found, and children from both groups had equal access to healthy and unhealthy foods.“
„There is also strong evidence showing familial aggregation in BMI, where children with parents with high BMI, tend to have high BMI values.“
[3] Public Health Nutr. 2014 Nov 10:1-10. [Epub ahead of print] Tracking of body size from birth to 7 years of age and factors associated with maintenance of a high body size from birth to 7 years of age - the Norwegian Mother and Child Cohort study (MoBa).
[4] Am J Clin Nutr, January 2014, first published ahead of print October 23, 2013 The association of fast food consumption with poor dietary outcomes and obesity among children: is it the fast food or the remainder of diet?
[5] International Journal of Obesity (2014) 38, S99–S107, Prevalence of overweight and obesity in European children below the age of 10
[6] Schon als Fötus auf dick programmiert? FR online, 14.11.14
[7] Verantwortung für seine Gesundheit hat jeder selbst, welt online, 17.11.4
[8] Keine Lebensmittelwerbung für Kinder, zeit online, 17.11.14
[9] Vier Maßnahmen sollen chronische Krankheiten stoppen, spiegel online, 12.11.14
[10, 11, 12] Gefühltes oder tatsächliches Übergewicht: Worunter leiden Jugendliche mehr? und Die Gesundheit von Kindern und Jugendlichen in Deutschland, KiGGS-Studie, RKI / Deutsche Jugendliche finden sich zu dick, WHO/Universität Bielefeld
* DGE, DIfE und aid
DGE = Deutsche Gesellschaft für Ernährung e.V.
DIfE = Deutsches Institut für Ernährungsforschung
aid = infodienst Ernährung, Landwirtschaft, Verbraucherschutz e. V.
Frank, hormoonverstorende stoffen hebben pas sinds twintig jaar mijn interesse. En je bent precies op tijd: De 23ste a.s. komt er een stemming over een Europees Parlementair voorstel inzake . the protection of public health from endocrine disrupters. Maar liefst 4 van jullie Nederlandse Europarlementariers zijn in het betreffende committee als vaste leden vertegenwoordigd: Gerben-Jan Gerbrandy, Bas Eickhout, Esther de Lange en Katinka Liotard, have your pick en vraag hen hoe jij hen van dienst kan zijn opdat zij jouw zaak van dienst kunnen zijn.
Ok, ik onderhoud een website die hierover voorlichting geeft. Dat kun je moeilijk 'aan de kant staan en niets doen' noemen. Met je advies om hier verder in te gaan heb je een punt. Misschien moet ik dat doen. Kompanen ?! (jij Peter?)
Hoe dit te vertalen naar een actieplan?
Op allerlei manieren streven naar vermindering van hormoonverstorende stoffen in consumptieproducten. Dat is net zo concreet als de frase '- de toename van diabetes en obesitas stoppen'.
Ik kan wel zeggen: alleen nog cosmetica met het BDIH keurmerk toestaan, stoffen waarvan de hormoonverstorende werking bekend is uit-faseren bij verpakkingen (etc), voorlichting hierover geven - maar dat lijkt allemaal zo voor de hand te liggen...
Precies wat ik schrijf, Frank. Het is zo "nujij" om iets te roepen en door te lopen en anderen met de vraag te laten zitten "Oh, als Frank gelijk heeft en dit is een belangrijke omissie, wat nu?". Daarnaast -moet ik met enige schroom erkennen- heeft de maker van de zonnewijzer in het tuintje van Marleen Spaargaren uit Jan Mens' De Kleine Waarheid veel meer invloed op me gehad dan welke filosoof of levenskunstenaar dan ook: Op de zonnewijzer stond: "Ik tel alleen de heldere uren". Zo kijk ik naar de rapporten van de grote instituties. Ik versterk graag het goede en benoem niet eens het ontbrekende tenzij ik zelf er iets aan ga doen. Dat deed ik vroeger anders, maar ik werd er naar van. Als er iets in ontbreekt waarvan ik denk dat het belangrijk is dat het wel wordt meegenomen ga ik kompanen vinden die dat ook vinden en gezamenlijk verander ik het dan. Dat is het prachtige van deze tijd. ALLE grote instituten kunnen bewogen worden door eenpitters of kleine groepjes. Vandaar mijn vraag, wat ga jij doen opdat een en ander wel in het actieplan wordt meegenomen?