Terwijl de wereld al moeite heeft het klimaatakkoord van Parijs te halen, liet het VN-klimaatpanel IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) vorige week weten dat 'Parijs' lang niet genoeg zal zijn om het klimaat te redden. De IPCC zei er ook nog eens bij dat de wereld wel heel grondig op zijn kop moet, willen we de klimatologische omstandigheden handhaven waaronder wij op aarde kunnen leven. Maar de IPCC twijfelt: kunnen staten, burgers en bedrijven het organisatievermogen wel opbrengen om die veranderingen tot stand te brengen?

Onze regering denkt dat Parijs gehaald kan worden op een manier waar zelfs een rechter van durft te zeggen dat het zo niet gaat. Daarom kreeg Urgenda gelijk tegen de Staat en zitten we in Nederland nu met de vraag of de politiek of het recht over onze toekomst mag beslissen; dat leidt tot een soort crisis in de rechtstaat of de democratie. Wat precies het probleem is, weten we niet, maar het doet pijn. Waarom? Omdat we opeens niet meer weten wie over de toekomst mag beslissen en op basis van welke legitimatie.

Al dat gepraat over het voeden van de wereld heeft helemaal geen zin, als de oplossingen niet passen bij iets dat mensen willen
WUR-professor Wim de Vries werkte mee aan de allereerste studie die probeerde te berekenen onder welke voorwaarden de wereld in 2050 nog gevoed kan worden zonder de planetaire grenzen te overschrijden. Daar zijn een plantaardig menu, halvering van de voedselverspilling en (recycling)technieken voor nodig die minder kunstmest gebruiken en toch de opbrengst per hectare verhogen. Lukt dat niet, dan zullen we een aantal planetaire grenzen vergaand overschrijden. Net als bij de IPCC, klinkt bij De Vries weinig vertrouwen door in het organisatievermogen van de 21e eeuwse mensheid om die maatregelen te nemen: "feeding 10 billion people by 2050 within planetary limits may be achievable", schrijft de WUR. Vrij vertaald: "het kan wel, maar of wij het ook kunnen organiseren, is maar de vraag."

Onderwijl werd bekend dat de EU niet al te streng wilde zijn met de autoindustrie en dat politici niet al te streng willen zijn over vleesconsumptie in ons deel van de wereld waar de consumptie gemakkelijk gehalveerd kan worden. Dat de mondiale vleesconsumptie alleen maar stijgt, zelfs als die bij ons terugloopt, is een gegeven dat samenhangt met de manier waarop handel en commercie zich hebben georganiseerd rond de waarden en manieren van doen in onze samenleving. Precies hetzelfde geldt voor de alsmaar verder oprukkende consumptie die samenhangt met reizen, wonen, kleden en het gebruik en bezit van gadgets voor een online leven. Ook die dragen niet bij aan een beter klimaat, terwijl een slechter klimaat het telen van voedsel ernstig bemoeilijkt omdat de plekken en teelten die we daar al eeuwen voor gebruiken opeens niet meer geschikt zijn.

De FAO houdt ook vandaag de hoop erin. Toch permitteer ik me de vraag op deze bijzondere Wereldvoedseldag: kun je van hoop eten? Praten over oplossingen die we niet kunnen realiseren omdat oude stramienen zich nu eenmaal verzetten, heeft geen zin. Laten we het gewoon eens hebben over die nieuwe organisatievormen die kennelijk nodig zijn om ze zinvol te laten zijn. En vooral over hoe aantrekkelijk die vormen misschien wel kunnen zijn.

Al dat gepraat over het voeden van de wereld heeft helemaal geen zin, als de oplossingen niet passen bij iets dat mensen willen.

Dit artikel afdrukken