In de afgelopen week uitgelekte voorlopige voorstellen voor het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU wordt een maximum aan EU-steun per bedrijf bepleit. Het bedrag zou tussen de €60.000-100.000 komen te liggen. Dit vloeit mede voort uit een Reflection paper on the future of the European finances van juni 2017. In dat rapport wordt aangegeven dat op dit moment 80% van het GLB budget naar 20% van de bedrijven gaat. Concreet: €35,5 miljard gaat jaarlijks naar 1,5 miljoen boeren. Dat is gemiddeld ruim €23.600 per bedrijf. Die bedrijven zitten vooral in West-Europa. In landen als Malta, Polen of Roemenië zitten veel bedrijven die minder dan €5000,- per jaar ontvangen.

De voorgestelde aftopping bleek bij de vorige onderhandelingen in 2012-2013 politiek zeer omstreden te zijn. In veel landen hebben de grootgrondbezitters (zoals de grote graanboeren in het bekken van Parijs) veel politieke invloed, waardoor landbouwministers niet gecharmeerd waren van een dergelijke aftopping. Het is daarom de vraag of deze voorstellen nu overeind blijven.

Verder wil de Europese Commissie een herverdeling van gelden van het oude Europa naar de nieuwe lidstaten in het oosten onder het motto "we staan allemaal voor dezelfde uitdagingen". Ze geeft echter wel toe dat er aanzienlijke kostenverschillen tussen grondprijzen en arbeid bestaan tussen de oude lidstaten en de nieuwe lidstaten.

'Werkgelegenheid'
De Commissie wil ook dat er meer geld naar kleine boeren gaat. Hoe dat gaat gebeuren is nog niet duidelijk, maar ze speelt daarmee in op wensen van het Europees Parlement dat daarover afgelopen jaar een resolutie heeft aangenomen.
De Commissie motiveert die steun met de stelling dat er weinig andere werkgelegenheid in veel gebieden is, waardoor het cruciaal is dat de landbouw ondersteund wordt. Traditioneel gezien, is dat een vreemde en wat tweeslachtige redenering. Wie werk wil creëren, zou juist moeten pleiten voor het stimuleren van niet-agrarische werkgelegenheid in die regio's. Dat zorgt net als in Nederland in de jaren vijftig en zestig voor de groei van industriële nijverheid en een uittocht van arbeid in de landbouw. Daardoor konden boerenbedrijven groter worden, moderniseren en veel productiever worden. Het gerichter steunen van kleine bedrijven draait die klok terug en zal juist de herstructurering en de productiviteitsgroei vertragen. Het vergroten van de arbeidsproductiviteit was één van de kerndoelen van het GLB volgens het oorspronkelijke EU Verdrag over het landbouwbeleid. Het stamt echter uit tijden van voedseltekorten in Europa en past eigenlijk niet meer in deze tijd waar het vooral gaat om het vergroten van de publieke waarden van de landbouw. Die worden nu een beetje gerealiseerd door het beroep op werkgelegenheid in combinatie met steun aan kleine boeren.

Vanuit Nederland gezien, zou het wijs zijn om met de huidige bezuinigingen opnieuw een forse trendbreuk in het beleid te realiseren omdat onze boeren minder in de EU zullen kunnen afzetten door de zich vormende as Frankrijk-Duitsland
Beperkte milieu-ambities
In de nieuwe voorstellen voor het GLB wordt extra prioriteit aangekondigd voor milieu- en klimaatvraagstukken. Dat moet gepaard met vereenvoudiging en een meer doelgerichte benadering. Inkomenssteun wordt afhankelijk gemaakt van het voldoen aan eisen op het gebied van milieu en klimaat. Waarbij de lidstaten een belangrijke stem krijgen bij het bepalen van de eisen. De lidstaten moeten - met een strategisch plan - verzekeren dat de afgesproken doelen gehaald worden. Meer verantwoordelijkheid voor de lidstaten, een grotere mate van subsidiariteit, zou de administratieve lasten van het EU beleid kunnen verminderen, betoogt de Commissie.
De aanpak is niet onlogisch. Toch zal het uiteindelijke niveau van de milieu-ambities sterk worden bepaald door de ambitieniveaus van de afzonderlijke lidstaten. Ook bij de vorige onderhandelingen werd een sterke vergroening aangekondigd, maar bij de besluitvorming door de landbouwministers is die vergroening afgezwakt. Uiteindelijk is daardoor weinig impact gescoord. Milieuorganisaties hebben met hun campagne Living Land gepleit voor een grondige herziening. Zij zullen vermoedelijk teleurgesteld zijn over deze voorstellen.

Geen voedselbeleid
Naast risico-management en de noodzaak om jonge boeren te ondersteunen wordt geponeerd dat het nieuwe GLB een belangrijke bijdrage zal leveren aan de Sustainable Development Goals van de FAO. Er wordt geen enkele link gelegd met het voorstel van Nederland vorig jaar bij de Informele Landbouwraad voor een Gemeenschappelijk Landbouw- en Voedselbeleid. Gezond voedsel komt niet aan de orde in de voorstellen van de Europese Commissie. Verandering van dieetpatronen komt alleen aan de orde als het gaat om nieuwe exportkansen voor de Europese landbouwsector door een toenemende vraag van de middenklasse in de rest van de wereld. De voorstellen zijn ambivalent over liberalisering. Om meer te exporteren vindt de Commissie dat prima, maar Europese boeren moeten volgens de voorstellen beschermd worden tegen goedkope importen.

Focus op boer
De Europese Commissie lijkt zich vooral druk te maken om boeren en heeft weinig oog voor de keten als geheel. Die is niettemin bepalend voor het boereninkomen. Ook maakt de EC zich niet erg druk over het stimuleren van gezondere en duurzamere consumptie. Subsidies voor boeren die ongezonde producten (zoals suiker, rood vlees, druiven) verbouwen worden dan ook gehandhaaft in plaats van afgebouwd. Dat geldt voor producten die door de hectaresteun relatief veel te goedkoop zijn. Voor suiker, bier, wijn en sterke alcohol betekent ook het nieuwe beleid dat de eigenaren van 7 miljoen hectare landbouwgrond inkomenssteun ontvangen. Voor grasland waarop schapen, vleeskoeien of melkkoeien grazen ('rough grazing') gaat het ook nog om meer dan 30 miljoen hectare (zie “Food in a green light”). Gezondheidsoverwegingen spelen bij de nieuwe voorstellen nauwelijks een rol van betekenis, terwijl volgens artikel 168 van het EU verdrag voorstellen van de Commissie daar aan getoetst moeten worden.

Invloed Frankrijk
Drie jaar gelden geleden bepleitte de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid meer aandacht voor de gehele keten. Ook het vorige regeerakkoord bepleitte meer samenwerking in de voedselketens. Frankrijk is afgelopen jaar een actief traject gestart om ketenbrede afspraken te maken. In de nieuwe voorstellen van de Europese Commissie is daar weinig van te ontdekken.
De huidige voorstellen passen bij het onlangs uitgebrachte rapport van de Europese Christen Democraten (EPP), de grootste fractie van het Europese Parlement. Wat hen betreft, is een stand-stil benadering tot 2024 het meest ideaal .

In het verleden waren bezuinigingen aanleiding voor een forse herziening van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dat was onder meer het geval bij de invoering van de superheffing in 1984. Vanuit Nederland gezien, zou het wijs zijn om met de huidige bezuinigingen opnieuw een forse trendbreuk in het beleid te realiseren omdat onze boeren minder in de EU zullen kunnen afzetten door de zich vormende as Frankrijk-Duitsland die primaire productie meer aan nationale voedselketens zal koppelen. Omdat ons land grosso modo twee op iedere drie kilo boerenproduct exporteert, kan het onvoldoende kwijt in eigen ketens. Als onze Europese buren hun eigen producten in hun ketens stoppen, moeten onze boeren hun spullen op de wereldmarkt kwijt zien te raken. Dat valt niet mee, want daar zijn ze vaak te duur voor.
Dit artikel afdrukken