Met de opkomst van dieetpraktijken die zijn gebaseerd op lange perioden van calorierestrictie, wat wil zeggen dat je vele uren en soms dagen achtereen niet eet, doet zich een vervelend fenomeen voor. Nieuw is het niet, wel irritant, hoe humeurig je van honger kan worden. Het Engelse begrip daarvoor heeft zich al in het spraakgebruik gevestigd: hangry, van ‘hunger’ en ‘angry’. ‘Hongmeurig’ lijkt het beste wat we er in het Nederlands van kunnen maken.

“Je bedoelt dat je trek hebt. Honger had je in de oorlog.” Al is het deze winter precies 75 jaar geleden dat de Nederlandse bevolking voor het laatst honger leed, dat zinnetje uit de mond van een (groot)ouder zal menigeen nog in het geheugen gegrift staan. Echte honger is ook iets anders dan trek hebben. Bovendien zal iedereen die serieus aan intermittent fasting doet merken dat het hongergevoel na een tijdje van onthouding minder wordt. Dat is ook de biologische basis van het succes van het keto-dieet. De demping van het hongergevoel tijdens het vasten is een welkome evolutionair bewaarde zegen. Maar een lachebekje word je niet als je lange tijd niets eet.

Sociale betekenis
Door psychologen wordt het hangry-zijn gezien als een signaal met een sociale betekenis. Je gedrag verandert als je honger hebt. De fysiologische basis, het effect van lange tijd niet gevoed te zijn, is een laag bloedsuikerniveau. Wie weleens een middelbare scholier om half vijf ’s middags na een lange schooldag thuis heeft mogen begroeten, weet waar we het over hebben. Kopje thee en een boterhammetje of wat koekjes erin en de sfeer in huis verbetert snel.

Onderzoekers hebben talloze slimme experimenten gedaan om te achterhalen waarom dat gedrag verandert. Want zoals voor elke verandering in het gedrag van de mens als sociaal dier moet ook hiervoor een verklaring zijn. Proefpersonen langdurig uithongeren is moreel niet gewenst en zal door geen onderzoeksinstituut toegestaan worden. Maar je mag als onderzoeker wel vragen of deelnemers aan een proef bijvoorbeeld vijf uur van tevoren niet willen eten. Als er dan ook een controlegroep is die net een maaltijd achter de kiezen heeft, dan levert een psychologische test misschien significante verschillen op.

Heerlijke etensgeuren
In een drietal studies van Franse en Belgische wetenschappers uit 2006 werd onder meer het verband onderzocht tussen honger en gulheid. Aangenomen werd dat het verlangen naar geld van de huidige mens een overgeleverde vorm van de behoefte aan voedsel is. Een laag bloedsuikerniveau is een maat voor hoeveel honger deelnemers aan de test hebben. De studies laten “een symmetrisch verband tussen de stimulerende waarde van voedsel en van geld” zien. Hongerige deelnemers waren “minder geneigd om te doneren aan een goed doel dan verzadigde deelnemers”. Wie blootgesteld werd aan heerlijke etensgeuren was geneigd minder geld te bieden tijdens een spel dan wie de geuren niet opsnoof. Als je lekker eten ruikt en je hebt honger word je kennelijk nog chagrijniger en gieriger.

Veel onderzoeken zijn gebaseerd op een variant van de zogenaamde dictator game. Van de twee deelnemers aan de test krijgt de één zogenaamd een erfenis of wint de loterij. Hij of zij moet de geldsom delen met de ander, die niets gewonnen heeft, maar mag zelf de verdeling bepalen. Als iemand honger heeft, hangry is, is de bereidheid om de ander ruim te bedelen geringer.

De opvatting dat wie hangry is, daardoor minder prosociaal zal zijn, is echter niet meer zo overtuigend vol te houden
Prosociaal gedrag
Kernbegrippen bij deze sociaal-psychologische studies zijn ‘prosociaal gedrag’ en ‘sociale interdependentie’. Prosociaal wil zeggen dat je een ander helpt zonder daarbij te bedenken wat je er zelf direct mee opschiet. Het verschil met altruïsme is dat prosociaal gedrag spontaan is, als reactie op een acute situatie (honger), en altruïsme meer een karaktereigenschap. Interdependentie betekent wederzijdse afhankelijkheid.

De opvatting dat wie hangry is, daardoor minder prosociaal zal zijn, is echter niet meer zo overtuigend vol te houden. In een stuk in The New York Times wordt een aantal recente onderzoeken over de sociaal-psychologische fenomenen die met hangry samengaan besproken. In een serie onderzoeken van de University of North Carolina werd gepoogd te achterhalen welke psychologische mechanismen achter hangry zitten. Een van de uitkomsten is dat het hebben van honger alleen onvoldoende is om ook hangry te zijn. Het zit dieper: het hongergevoel moet als negatief ervaren worden, pas dan word je ook chagrijnig. Dat zal dus niet voor iedereen die bewust vast gelden.

Mythe van eigenbelang
Een vijftal studies door sociaal-psychologen van Europese universiteiten, waaronder de Amsterdamse VU, getiteld ‘Acute hunger does not always undermine prosociality’, weerlegt de oude opvattingen. “Hoewel onze methoden met succes de subjectieve honger verhogen en de bloedglucose verlagen, vinden we geen significante effecten van de honger op de prosocialiteit,” schrijven de auteurs, onder wie de Nederlandse sociaal-psycholoog Paul A. M. van Lange. Zo werd er geen verschil gevonden in de bereidheid om te delen tussen de hongerige en de gevoede proefpersonen.

“Hoe kunnen we deze discrepantie met eerdere publicaties verklaren?”, vragen de onderzoekers zich dan ook af. “Een voorzichtige verklaring zou kunnen zijn dat overtuigingen over honger en prosocialiteit diep geworteld zijn in de wijdverbreide ‘mythe van eigenbelang’, een sterk geloof dat mensen uiteindelijk egoïstisch zijn. Als onderdeel van dit geloof kunnen mensen ook denken dat individuen terugvallen op eigenbelang als er veel op het spel staat.”

Wees dus gerust hongmeurig. Je wordt er - vermoedelijk - geen gieriger of slechter mens van.
Dit artikel afdrukken