Het onderzoek
Deze bevindingen komen voort uit een onderzoek onder 3.500 Rotterdammers. In deze ERGO-cohort studie worden sinds 1989 inwoners van de Rotterdamse wijk Ommoord gevolgd. De deelnemers vullen verschillende vragenlijsten in en er worden allerlei metingen uitgevoerd.
Omdat met de huidige obesitas-epidemie leververvetting een groot probleem is, heeft onderzoeker Sarwa Darwish Murad van het Erasmus MC in haar onderzoek gekeken naar de aanwezigheid en mogelijke oorzaken van deze leverziekte. Hiervoor maakte ze gebruik van de resultaten uit de voedingsvragenlijsten, de leverecho’s en de fibroscan-meting. Een leverecho gebruiken artsen om te kijken of er sprake is van leververvetting. Op de fibroscan-meting is de mate van verbindweefseling van de lever vast te stellen.
Medische wereld maakt zich zorgen
Uit deze onderzoeken kwam naar voren dat 1 op de 3 ‘gezonde’ mensen tekenen van leververvetting vertoont. Deze mensen zijn zich hier niet van bewust. “Uit de literatuur is bekend dat leververvetting bij een deel van de mensen tot grote problemen met lever leidt, eindigend in levercirrose (verlittekening) of leverkanker. Het probleem van de leververvetting is zo groot omdat het zo vaak lijkt voor te komen. In de medische wereld maken we hier ons echt zorgen over, maar bij het gewone publiek is dit nog niet onder de aandacht”, vertelt Darwish Murad.
Gezondere leefstijl
Omdat er zo veel mensen zijn met leververvetting, zoeken artsen en wetenschappers naar een vorm van behandeling. Een medicijn is er nog niet. “Het enige waarvan we nu weten dat het helpt om leververvetting tegen te gaan is het nastreven van een gezondere leefstijl. Een gewichtsverlies van 8% geeft al significant gunstige resultaten op de vermindering van de leververvetting”, legt Darwish Murad uit, “maar er zijn ook mensen met leververvetting die een gezond gewicht hebben en daar is dat niet voldoende voor. Er zijn namelijk meer en meer aanwijzingen dat het bij het ontstaan van leververvetting niet alleen gaat om hoeveel je eet, maar vooral ook wat je eet.”
De rol van voeding
Om te bekijken welke voedingsfactoren een rol spelen bij leververvetting, koppelden de onderzoekers de uitkomsten uit de voedingsvragenlijsten aan de uitslagen van de metingen.
“Daaruit bleek dat mensen die leververvetting hebben een ander eetpatroon hebben dan mensen met een gezonde lever. We hebben gecorrigeerd voor een heleboel factoren, waaronder het totaal aantal calorieën, de onderlinge verhoudingen van de voedingsfactoren, aanwezigheid van overgewicht en metabool syndroom. Dan zien we dat mensen met leververvetting vaker meer dierlijke eiwitten eten, met name de mensen die overgewicht hebben.”
Dierlijke eiwitten komen in allerlei producten voor, zoals vlees, vis, zuivel en eieren. Zouden die dan allemaal niet goed zijn? “We kunnen niet met zekerheid zeggen wat de drijfveer achter deze associatie is omdat de groep dierlijke eiwitten divers is”, legt Darwish Murad uit. “Voorzichtig denken we te kunnen zeggen dat dit niet vis is aangezien onverzadigde vetzuren - een belangrijke component van vis- geen relatie liet zien die je anders wel zou verwachten. We vermoeden dus dat er een verband is tussen het eten van vlees en het krijgen van leververvetting, maar dit moeten we echt nog verder onderzoeken.”
Geen oorzaak en gevolg
De conclusie dat ‘teveel vlees de lever schaadt’, zoals het persbericht kopt, kan dus niet zomaar getrokken worden uit dit onderzoek. Er is een verband tussen dierlijke eiwitten en leververvetting gevonden, maar dat betekent niet dat er sprake is van oorzaak en gevolg. Of zoals arts en onderzoeker Remko Kuipers het uitlegt: “Er is ook een verband tussen de aanwezigheid van brandweermannen en een brandend huis. Maar dat wil niet zeggen dat de brandweermannen de oorzaak zijn van de brand.”
Er zullen altijd studies zijn die niet vinden op wat je verwacht. Kijk in iedere grote meta-analyse. Daar zijn altijd studies die het tegengestelde vinden. Maar één studie is geen studie
Volgens internist Frank van Berkum, bekend als Dr. Frank, was meer terughoudendheid op zijn plaats geweest. “Laten we dit niet groter maken dan het is. Het is 1 studie waarin de onderzoekers verbanden hebben gevonden. Er zullen altijd studies zijn die niet vinden op wat je verwacht. Kijk in iedere grote meta-analyse. Daar zijn altijd studies die het tegengestelde vinden. Maar één studie is geen studie.”
Bovendien is die ene studie nog niet als volledig artikel beschikbaar. Er is tot op heden alleen een abstract. Van Berkum: “Omdat we het volledige artikel niet in kunnen zien, weet niemand de details van wat de onderzoekers hebben gedaan en hoe ze tot de conclusies zijn gekomen. Zeker als je iets vindt wat tegenstrijdig is met wat al bekend is, is openheid van zaken van belang. Dan kunnen andere wetenschappers meekijken. Zonder fulltext artikel sluit je ze buiten.”
Wat moeten we met dergelijk onderzoek?
Volgens van Berkum kunnen we nog niet veel met dit ene onderzoek. “Er zullen altijd onderzoeken zijn die iets anders vinden dan het gebruikelijke. Daar moeten onderzoekers eerst verder op in gaan door het te kijken of je in andere groepen hetzelfde resultaat vindt. Pas dan kun je op zoek naar een mogelijke verklaring.”
Ook Remko Kuipers is van mening dat de associatie die is gevonden eerst ondersteund moet worden met wetenschappelijk causaal onderzoek. “Als je dergelijk onderzoek doet, moet je niet een associatie als een oorzakelijk verband naar buiten brengen. Het kan best zijn dat er een eiwit of een groep eiwitten is die problemen opleveren, maar daar moet je dan naar op zoek, om veel sterkere associaties te vinden.”
Neu5Gc als mogelijke verklaring
Kuipers durft zich wel te wagen aan een factor die mogelijk een rol speelt bij de verklaring: het eiwit neu5Gc. Dit is een eiwit dat alleen in zoogdiervlees voorkomt. Miljoenen jaren geleden hadden alle zoogdieren dit eiwit, ook de voorouders van de mens. “Bij de mens is neu5Gc vroeg in de evolutie gemuteerd als gevolg van malaria-infecties. Wat er nu gebeurt is dat als je als mens vlees van een ander zoogdier eet, die neu5Gc een ontstekingsreactie oproept”, legt Kuipers uit.
“Bij andere ziektes is de rol van neu5Gc al aangetoond. Een auto-immuun schildklierziekte, borstkanker, prostaatkanker en verminderde vruchtbaarheid hangen samen met neu5Gc. De verbanden die gevonden worden tussen deze ziektes en neu5Gc zijn zo sterk dat je kunt spreken van een oorzakelijk verband.”
De verbanden die gevonden worden tussen deze ziektes en neu5Gc zijn zo sterk dat je kunt spreken van een oorzakelijk verbandDe ontstekingsreactie die de consumptie van neu5Gc oproept is maar klein. “Maar wellicht met een combinatie van factoren kan deze ontsteking groter worden”, legt Kuipers verder uit. “Dat zie je bijvoorbeeld ook met mondbodemkanker. Roken vergroot de kans op mondbodemkanker. Alcohol ook. Maar als je rookt én drinkt wordt de kans op mondbodemkanker vele malen groter dan de optelsom van die twee risicofactoren bij elkaar. Zo zou neu5Gc ook kunnen werken; neu5Gc alleen roept misschien geen grote reacties op, maar in combinatie met andere factoren kan het heel groot worden.”
Eigenlijk weten we nog niets
Totdat er verder onderzoek is gedaan blijft het dus gissen of het verband werkelijk bestaat en in meerdere studies stand houdt. Als dat zo is kan er verder onderzoek starten naar de verklaring. Tot die tijd hoeven we nog niet zoveel met de conclusies van dit ene onderzoek, maar is het vooral voor wetenschappers interessant.
Op 8 oktober krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
De Amerikaanse first nations waren grootverbruikers van eiwitrijk vet vlees. Vlees zal dus geen kwaad hebben aangericht want totdat de Europeanen hun gezicht lieten zien kenden ze geen suikerziekte, obesitas, laat staan metaboolsyndroom. Ze kregen pas lever- en andere gezondheidsproblemen toen ze slaaf werden van alcohol en suiker. In al onze bereide vleesproducten en vleesWAREN zit al 40 jaar altijd suiker. Dat zet om in vet.
Het welgemeend advies van het (Gelderse Vallei) ziekenhuis om leververvetting te lijf te gaan klinkt daarom aldus:
‘‘De volgende adviezen kunnen u wellicht helpen om meer te gaan eten om zo uw lichaam in een zo goed mogelijke conditie te houden.
– Gebruik 7 kleinere maaltijden per dag. Sla geen maaltijden over.
– Neem voor het slapen gaan nog wat te eten. Glucose (suiker) is een belangrijke energiebron van ons lichaam. De lever kan nog maar een beperkte hoeveelheid glucose (suiker) opslaan.
Hierdoor raakt de opgeslagen energie sneller op. Door voor het slapen te eten en direct na opstaan uw ontbijt te nemen, voorkomt u dat er een tekort aan glucose (suiker) ontstaat en dat spiermassa wordt afgebroken om als energiebron voor het lichaam te dienen.
– Kies voor volvette producten, zoals volle melk, volle yoghurt, margarine, vette vleeswaren en kaas.
– Besmeer het brood dik en gebruik dubbel beleg.
– Voeg aan yoghurt, vla, pap en soep een scheutje room en aan de groente een klontje
margarine toe.
– Gebruik (extra) suiker in koffie, thee, pap en yoghurt.
– Wissel zoete, zure, hartige, warme en koude gerechten en dranken af.’’
VLEESWAREN en SUIKER met goedkeuring van de artsen.
Dennis #5, zo diep zijn we niet ingegaan op de studie uit 2015. We hebben het vooral gehad over de studie uit 2017, die waar het persbericht op gebaseerd was.
Dennis maakt een aantal kanttekeningen bij het onderzoek. Terecht als ik het zo lees. Wetenschappelijk durf ik er weinig over te zeggen; vanuit communicatieoogpunt veel.
De nuancering van een dergelijk onderzoek en conclusies bereikt de meeste mensen niet. Is immers ingewikkeld en dan weer net even te ver van het bed-onderwerp. Wat wél blijft hangen is de kop van het persbericht. Terwijl die niet deugt. Zie hier de (on)macht van communicatie en beeldvorming.
Tot nu toe beperkt het zich op Foodlog tot minder dan 10 reacties. Zal wel aan de hoge temperaturen liggen.
Neemt niet weg dat de vraag van #5 Dennis aan #4 Marjolein een relevante is.
Ik ben benieuwd naar het antwoord.
Klein detail: Neu5Gc (N-Glycolylneuraminezuur) is geen eiwit, maar een koolhydraat dat gebonden zit aan bepaalde zoogdierlijke eiwitten. Antistoffen tegen deze koolhydraat worden al op heel jonge leeftijd aangemaakt.
Dank Marjolein!
Toch nog twee opmerkingen/vragen:
- Waarom noemt zij de resultaten uit 2015 een "tendens"? In de abstract (er is geen full text) van de 2015 publicatie staat:
"Total carbohydrate intake (OR 0.997, 95% CI 0.994–0.999, p = 0.010), total protein intake (OR 1.010, 95% CI 1.002–1.018, p = 0.010) and total fat intake (OR 1.006, 95% CI 1.001–1.011, p = 0.023) were all associated with presence of NAFLD...".
Dat kan je toch nauwelijks tendens noemen.
- Zoals bovenstaande cijfers laten zien, vond men gewoon keihard géén correlatie. Een odds ratio van 1% voor eiwit valt gewoon in de ruis. In de 2017 studie is de OR ineens 1.37 en 1.50 (voor resp. totaal eiwit en dierlijk eiwit, zonder correcties). Dat is een groot verschil. Heeft Sarwa Darwish Murad aangegeven wat volgens haar dat grote verschil verklaart?