Dat zegt Pablo Tittonell, hoogleraar farming systems ecology in Wageningen. Hij werd opgeleid in Argentinië en Frankrijk. Sinds maart 2012 werkt hij vanuit Wageningen. Woensdag a.s. is hij te horen in de 5e editie van de Rode Hoed debatten over voedsel met een voordracht over het belang van een gezonde bodem. Ik sprak met hem om het debat alvast een beetje op te warmen.

Misleidende vraag
Er is de nodige twijfel aan ecologische landbouw. Kunnen de 10 miljard mensen die we verwachten daar wel met z’n allen van eten?

Dat vindt hij een misleidende vraag. Als je niet weet hoe de wereld van de toekomst eruit ziet, weet je ook niet hoeveel je nodig hebt om de wereld te voeden. “Kijk” zegt hij, ‘als we dit gesprek twintig jaar geleden zouden hebben gehad, zouden we er waarschijnlijk alletwee een sigaret bij hebben opgestoken. Nu doen we dat niet meer. Wie nog rookt, doet dat buiten.”

Met onze behoefte aan voedsel is het niet anders, denkt Tittonell. “Je hebt vast wel gehoord dat de FAO in 2009 zei dat de wereld 70% meer voedsel nodig heeft nu alle continenten hun weg naar welvaart hebben gevonden en de wereldbevolking nog met een derde zal toenemen. Toch is dat een rare manier van rekenen. Wie zegt dat we bijvoorbeeld allemaal gaan leven zoals een Amerikaan? Verreweg de meest mensen op aarde komen uit heel andere manieren van leven en zich voeden. Wie zegt dat hun toekomst ‘Amerikaans’ zal zijn? Wie zo denkt en plannen maakt, spreekt vanuit een stedelijke cultuur, maar niet voor bijvoorbeeld mensen in de Andes die meer dan 40 soorten aardappels telen met allemaal heel verschillende smaken. Iedere aardappel levert op zijn specifieke manier de beste resultaten in een contexten die allemaal verschillen. Waarom moeten we dus allemaal aan 1 aardappelsoort zoals de industriële teelt en verwerking willen? We zullen ons allemaal moeten aanpassen. Mensen uit traditionele culturen en contexten zijn overigens in het voordeel. Ze zijn er al aan gewend.”

Ik wil toch weten of er wel genoeg te eten zal zijn door een overgang naar ecologische landbouw. Tittonell is stellig. “De hoeveelheid nutriënten op aarde is gelimiteerd. En dat is ook een echt probleem want ze verdwijnen makkelijk via onze consumptie. Toch zijn kringlopen en vergaand gemengde bedrijven in samenhang met de natuur en hoe we die in symbiose kunnen gebruiken voor onze behoeften als mensen echt onze beste kans om de toekomst te halen. Daarnaast zullen we het afval van onze steden en de poep en pies van onze riolen moeten gaan recyclen als voeding voor de landbouw. Ook dat hoort bij de kringloop.”

Het Noorden & het Zuiden
“Het Noorden en het Zuiden van de wereld staan ieder voor een aparte opdracht”, zegt Tittonell. De Westerse wereld van het Noordelijk halfrond moet leren hetzelfde met minder te maken. “Dat noem ik extensiveren”, zegt hij, “hetzelfde maken met minder inputs”. Het zuidelijk halfrond is te arm en moet vooruit. “Daarom moet het leren méér te maken met evenveel of een beetje meer.” Dat kan volgens Tittonell niet met de standaardiseringshouding, monoculturen en technologieën die de Westerse landbouw de afgelopen 50 jaar heeft ontwikkeld. Daar is hij heel duidelijk over: “we hebben gefaald. De grote vraag is met welke typen technologie je dat in het Zuiden anders voor elkaar krijgt.”

“Wist je dat de Mexicanen voor de komst van de intensieve landbouw tweemaal zoveel mais van een hectare haalden dan Amerikaanse boeren?”, vraagt Tittonell. Dat haalden ze niet vanaf eentonige akkers, maar vanuit een zeer diverse vorm van landbouw met meerdere gewassen. Die teelvorm had een dubbel doel: eten maken én de bodem door een grote diversiteit aan gewassen gezond houden. In onze zesduizend jaar oude landbouwtradities hebben we dat doorbroken in de afgelopen zestig jaar. We zijn overgegaan op een vorm van grootschalige gespecialiseerde teelt waarvan we ons nu de grenzen beginnen te realiseren. Het haalt weliswaar veel van hetzelfde gewas van 1 hectare, maar het haalt minder van honderdduizenden hectares, terwijl het heel veel fossiele brandstof kost. Mijn punt is dat de Amerikanen in Mexico een wijsheid kapot maakten die ze juist door hadden moeten ontwikkelen, ook in hun eigen belang.”

De toekomst van monoculturen ligt achter ons
“Het systeem van goedkoop eten, industriële ontwikkeling en landbouwen is voorbij”, zegt de Argentijnse professor uit Wageningen. “Als we daarmee het Zuidelijk halfrond gaan ‘hervormen’ en zeggen dat ze het daar tot op heden allemaal ‘fout’ deden, doden we de kennis die nodig is om ook onze eigen Noordelijke landbouw weer gemengd en daardoor productiever te maken. De moderne, industriële monoculturen zijn schijnbaar productief per hectare, maar niet zo efficiënt en zelfs slecht voor de bodem als je kijkt naar het geheel. Volgens Tittonell levert de gespecialiseerde landbouw, ondanks zijn claims, per eenheid bestede energie een fors lagere opbrengst. Daarom moet het anders en moeten we jonge boeren en landbouwkundigen heel anders gaan opleiden. Nu leren ze de koppen van hun spuitinstallatie goed te draaien, terwijl ze zouden moeten leren natuurlijke bestrijdingsmiddelen in te zetten en verder te ontwikkelen.” Tittonell daagt uit: “monoculturen zorgen juist voor ziekten in gewassen en insectenplagen”.

(On)zeker
Wie goed naar Tittonell luistert, hoort dat ook hij niet weet hoe de landbouw er over – zeg – 30 jaar uit zal zien en hoe we dan zullen eten en leven. Hij gaat uit van schuivende panelen. Mensen zullen zich aanpassen aan de beschikbaarheid van voedsel en de landbouw zal op basis van zoiets als ‘natuurlijke intelligentie’ zorgen voor heel diverse vormen van gemengd bedrijf en zelfs natuurbeheer. We moeten, zegt Tittonell, het industriële specialisatie-denken kwijt en weer aansluiten bij de draad van de geschiedenis van de gemengde landbouw die we – anno de 21e eeuw – slim moeten vormgeven vanuit ons betere begrip voor natuurlijke principes van diversiteit. Dat is voor Tittonell wél zo zeker als 1 + 1 twee is, omdat we anders de landbouw en daarmee onze voedselvoorziening naar de Filistijnen helpen. Hij verzet zich niet tegen technologie en ook niet tegen high tech. “We zullen technologie nodig hebben, we moeten alleen leren die niet te gebruiken volgens het principe van industriele standaardisatie, maar volgens dat van natuurlijke diversiteit en weerbaarheid.”

De ecoloog blijkt tevens een socioloog. “De industriële samenleving werd een dienstensamenleving en ontwikkelt zich nu tot een kenniseconomie. In zo’n samenleving maakt niemand meer eten. Dat zie je dan ook in de boerenbedrijven in de Westerse wereld. Alle arbeid is uitgestoten. Tegelijk neemt het aantal werklozen toe omdat hun banen worden overgenomen door robots. De nieuwe landbouw en manier van omgaan met de natuur biedt weer zinvol werk waarin mensen een zinvolle levensbestemming kunnen vinden. Daarmee voorkom je onlust in de maatschappij en het biedt de basis voor een mogelijke geslaagde transitie zonder vervelende schokken, lijden en bloedvergieten.” Volgens Tittonell zullen we “de kaarten opnieuw moeten schudden” om iedereen op zo kort mogelijke termijn in zo’n manier van denken en doen te krijgen.

Ecologische intensivering
Tot slot van ons gesprek wil Tittonell benadrukken dat hij weliswaar sympathie heeft voor biologische landbouw, maar zijn eigen stiel ziet als de ecologische intensivering van landbouw. Door het heruitvinden van het gemengd bedrijf bij de 3% grote boerenbedrijven in de - voornamelijk Noordelijke – wereld, het met moderne kennis en technieken intensiveren van de gemengde traditionele teeltwijzen. “Vergeet niet dat 97% van de boeren smallholders zijn die door betere begeleiding in hun huidige manieren van doen aanmerkelijk hogere opbrengsten kunnen halen.”

Tittonell benadrukt dat hij breder denkt dan boeren alleen. Landbouw doe je in de natuur. Hij noemt zichzelf primair een ecoloog. “Daarom”, zegt hij, “heb ik de naam van mijn onderzoeksgroep gewijzigd van organic farming systems in farming systems ecology.” Nadrukkelijk voegt hij daaraan toe: “en dat is wat anders dan ecological farming.”

Fotocredits: Pablo Tittonell, still, Jo Loupen
Dit artikel afdrukken