Europa wordt geconfronteerd met een toename van obesitas en voeding gerelateerde ziekten. En daarmee met een toename van de kosten van de gezondheidszorg. Veel mensen moeten er niet aan denken dat Europa zich gaat bemoeien met het eten dat op ons bord komt. Maar er ligt voor Europa wel degelijk een rol om (mede) sturend en / of ondersteunend te zijn aan de lidstaten om ons voedingspatroon in de goede richting te beïnvloeden. Zeker als je bedenkt dat er via het GLB, het Gemeenschappelijk landbouwbeleid, nog jaarlijks meer dan twee miljard euro aan gekoppelde steun uitgetrokken wordt voor het houden van vleeskoeien, schapen of kalfsvlees. Met bindende afspraken, heffingen of het GLB, is ‘meer Europa’ nodig om onze gezondheid te bevorderen. Nu met Macron en Merkel ontstaan er meer kansen in Europees verband een effectiever beleid af te spreken.

Mag Europa zich met ons eten bemoeien?
De Europese Commissie is met name bevoegd op het terrein van voedselveiligheid de informatievoorziening aan de consumenten en het ontwikkelen en reguleren van markten. Er gelden Europese regels voor etikettering van ons voedsel. De Europese Food and Safety Authority, de EFSA, controleert of de producten veilig zijn. De EFSA doet geen uitspraken of bepaalde voedingsproducten teveel suikers bevatten. Vandaar dat de EFSA vorig jaar de zoetstoffen in frisdranken alleen onderzocht heeft of die kankerverwekkend zijn. De EFSA heeft niet onderzocht of die zoetstoffen ook obesitas veroorzaken zoals foodwatch in haar laatste actie bepleit. Foodwatch staat met haar actie niet alleen. Er komen meer stemmen om producten die te veel suikers bevatten niet op de markt toe te laten. Die actie van Foodwatch geeft aan dat er op Europees niveau geen samenhangend beleid is voor volksgezondheid en voedselveiligheid. Dit ondersteunt mijn eerdere stelling dat een meer integrale benadering van het Europese voedselbeleid wenselijk is.

Nikolai Pushkarev van de European Public Health Alliance, EPHA, een NGO die zich met gezondheid bezighoudt, zegt hierover: “Het lijkt of de Commissie uit politieke overwegingen aanvoert dat ze niet bevoegd zijn op het terrein van gezond voedsel, niet juridische. De EU heeft inderdaad een complementaire bevoegdheid op het vlak van volksgezondheid en geen bevoegdheid op het gebied van gezondheidssystemen. Maar de meeste maatregelen omtrent gezond en duurzaam voedsel vallen buiten de gezondheidszorg. Ten eerste is de EU verplicht een hoog niveau van menselijke gezondheid na te streven in al zijn beleidswerk (EU Verdrag artikel 168) Ten tweede, volksgezondheid mag een doorslaggevende rol spelen in het aannemen van maatregelen om het beter functioneren van de Europese interne markt te waarborgen. Deze juridische basis is o.a. gebruikt voor de tabakrichtlijn. Dit geeft zeker geen carte blanche, maar verlegt de vraag van “sorry, we kunnen niets doen” naar: “is aan de voorwaarden voldaan om maatregelen te kunnen nemen onder het regime van de interne markt?” (schriftelijke mededeling Nikolai Pushkarev).

Om consumenten te stimuleren gezonder en duurzamer te eten ontbreekt het tot op heden effectief aan Europees beleid. Hiervoor zijn wel degelijk mogelijkheden.

Als dit volgens het Nederlandse model van afspraken met het bedrijfsleven vorm krijgt, is dat nog geen garantie dat het voortvarend wordt aangepakt
Overlaten aan consumenten en de industrie?
Is een Europese bemoeienis met ons eetpatroon noodzakelijk of kunnen we dat aan de consumenten overlaten zoals minister Schippers bepleit? Of aan de voedingsindustrie die het gehalte aan zout, verzadigd vet en suikers probeert te verlagen (de zgn. herformulering)? Minister Schippers verdient in ieder geval een compliment om tijdens het Europees voorzitterschap de noodzaak van het verlagen van zout, verzadigd vet en suikers in voedingsmiddelen te agenderen. Inmiddels heeft de Europees Commissaris Andriukaitis laten weten “A current priority, for example, is to make progress on reformulation frameworks that aim to reduce the excess on salt, sugar and saturated fat in food. My aim is to make help healthy food is available in every supermarkt and affordable for every citizen”. Maar op welke termijn en met welke hardheid dat wordt ingevuld, blijft nog vaag. Als dit volgens het Nederlandse model van afspraken met het bedrijfsleven vorm krijgt, is dat nog geen garantie dat het voortvarend wordt aangepakt. Volgens het RIVM ligt de gewenste vermindering van zout, suiker en verzadigd vet nog niet op schema.

De EPHA heeft grote twijfels bij de zelfregulering door het bedrijfsleven en pleit voor Europese publieke regels die al of niet in overleg met het bedrijfsleven worden opgesteld. Zodat ook sancties geformuleerd kunnen worden als de reductie van zout, verzadigd vet en suikers niet snel genoeg gaat.

De convenanten kunnen als excuus dienen om geen wettelijke maatregelen te hoeven nemen. Om te voorkomen dat er in de Tweede Kamer een meerderheid voor wettelijke maatregelen zou zijn, pleitte de FNLI voor Europese regels. Ik ben het eens met de FNLI dat dergelijke regels op EU niveau effectiever zijn. Maar hun Europese koepelorganisatie, de FDE (Food Drink Europe) vraagt nog weinig aandacht voor een wettelijk regime. De FDE heeft onlangs ook niet meegedaan aan een open brief aan de Commissie over het opstellen van voedingsprofielen. Voedingsprofielen zouden er voor moeten zorgen dat er geen claims meer gemaakt kunnen worden over levensmiddelen die veel suiker of vet bevatten. Opmerkelijk is dat Unilever, Danone, Nestlé, PepsiCo en Coca Cola wel die brief ondertekend hebben.

Europa kan hier dus meer doen om fabrikanten te prikkelen gezondere producten te maken.

Voorlopig ligt er nog veel ongezond voedsel in de schappen. Nog steeds stunten supermarkten met ongezonde producten zoals bier en rundvlees. De voedselkeuze van consumenten wordt sterk bepaald door het aanbod en de omgeving. Het Food Cabinet twitterde onlangs dat 80 % van het marketingbudget voor voedsel bestemd is voor ongezond voedsel.

In Nederland is de discussie over kindermarketing weer opgelaaid, maar omdat media zoals RTL en SKY grensoverschrijdend werken is een Europese aanpak van kindermarketing gewenst. Volgens de EPHA is de nu voorliggende richtlijn onvoldoende effectief. Kansen voor Europa om hier steviger op te treden.

Opvattingen over wat gezond voedsel is, verschillen sterk per land, afhankelijk van historische en culturele eetpatronen. Meer Europese communis opinio over wat we onder gezond eten verstaan, zou de stap ook vergemakkelijken om op Europees niveau sturend en stimulerend op te treden. Daarom zou het nuttig zijn als er een Europees gezondheidsadvies zou komen over wat een gezond voedingspatroon zou inhouden.

Ook in een recent rapport Fresh, Healthy and Sustainable Food van de NGO Health Care without Harm (HCWH) wordt een beroep op de Europese politiek gedaan om hier werk van te maken.

Een Europese heffing op ongezonde producten / ingrediënten zou de beste stimulans voor het bedrijfsleven om haar producten gezonder te maken
Ongezond voedsel is veel te goedkoop
De afgelopen jaren zijn diverse studies verschenen waarin gepleit wordt voor het invoeren van heffing op ongezond voedsel en ingrediënten. Uit een Australische studie blijkt dat als de Regering heffingen en subsidies op een reeks voedingsproducten zou invoeren dat het substantieel zou bijdragen aan de gezondheid van de Australiërs. De prijs is een sterk bepalende factor bij de aankoop van voedsel. In het Verenigd Koninkrijk zal de komende jaren een heffing op suikerhoudende producten daadwerkelijk ingevoerd worden. Gebaseerd op Britse wetenschappelijke studies. Zelfs Andriukaitis, de Europees Commissaris voor Gezondheid, geeft aan dat een heffing op ongezonde ingrediënten een nuttig instrument zou zijn om gezonde consumptie te bevorderen.

Een Europese heffing op ongezonde producten / ingrediënten zou de beste stimulans voor het bedrijfsleven om haar producten gezonder te maken.

Nederland is trots dat voedsel hier relatief goedkoop en met een grote variatie te verkrijgen is. Maar dat betekent ook dat relatief veel ongezonde producten zeer goedkoop zijn. Het politieke draagvlak om ongezonde producten onder het hoge BTW tarief te brengen is nog te gering om met de komende kabinetsformatie een kans van slagen te hebben. Maar het is daarom des te urgenter om na te gaan of die ongezonde producten door wijzigingen in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid duurder gemaakt kunnen worden. Dat geldt met name voor rundvlees, wijn en suikerbieten.

Ongezonde producten zijn mede goedkoop door het GLB
In het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid bestaat nog steeds gekoppelde steun voor een aantal landbouwproducten. Dat wil zeggen dat het verbouwen van een hectare suikerbieten in een aantal landen recht geeft op steun. Nederland heeft die gekoppelde steun alleen nog voor kalfsvlees en aardappelzetmeel. Maar de Europese Commissie betaalt nog steeds veel geld voor suikerbieten, rundvlees, kalfsvlees en voor wijn. Voor rundvlees en kalfsvlees bedraagt dat jaarlijks € 1,7 miljard voor schapen en geiten bedraagt dat € 486 miljoen per jaar en voor suikerbieten € 176 miljoen per jaar. Naast deze gekoppelde steun wordt er ook geld uitgetrokken om de consumptie te verhogen door subsidies op de promotie van deze producten. Vanuit volksgezondheid is dat niet te rechtvaardigen.

Geen steun voor boeren die suikerbieten, druiven telen of vleesvee houden, zou het motto moeten zijn voor de discussie over het toekomstige GLB
Maar naast deze gekoppelde steun bestaan er ook nog de historische hectarepremies. Terecht wijst de EPHA (hier en hier) erop dat de huidige hectaresteun ongericht is. Boeren die 10 ha suikerbieten of druiven telen, krijgen voor die tien hectare ook hectaresteun. Hetzelfde geldt voor talloze veehouders die vleeskoeien houden en op die manier feitelijk veel subsidie krijgen voor de productie van rundvlees, waardoor het vlees relatief goedkoop op de markt afgezet kan worden. Een selectieve inzet van die hectaresteun zal het aanbod doen verminderen en het rundvlees duurder maken. Vanuit volksgezondheid, duurzaamheid en financiën een gewenste ontwikkelingsrichting. “Geen (hectare) steun voor boeren die suikerbieten, druiven telen of vleesvee houden” zou het motto moeten zijn voor de discussie over het toekomstige GLB.

Hier zijn kansen voor Europa om richting te geven aan gezondere consumptie. Dat vraagt dan ook om hogere importtarieven voor deze producten om te zorgen dat die producten niet voor een habbekrats geïmporteerd worden.

De EPHA merkt fijntjes op dat in het Verdrag van de Unie alle beleidsmaatregelen getoetst moeten worden op hun effecten voor de volksgezondheid. Het lijkt wel of het GLB hier van gevrijwaard blijft.

Bij de dit voorjaar gehouden consultatie begint de Commissie met het herhalen van enkele passages uit het Verdrag die over de landbouw gaan, maar dat er volgens datzelfde Verdrag een afweging van belangen van volksgezondheid en het landbouwbeleid moet plaatsvinden wordt niet aan de orde gesteld.

In haar advies 'Naar een voedselbeleid' heeft de WRR wel aandacht gevraagd voor dit spanningsveld: "Ook afwegingen op het gebied van gezondheid en robuustheid zouden een rol behoren te spelen binnen het gemeenschappelijk landbouwbeleid”, maar dit heeft verder weinig aandacht gekregen in het vervolgtraject.

Kortom: Via EU-kaders kan er veel bereikt worden in de strijd tegen voedselgerelateerde aandoeningen, maar het neemt niet weg dat ook lidstaten zelf ook nog veel kunnen doen. Lidstaten moeten daarbij nagaan wat een handige verantwoordelijkheidsverdeling is tussen de EU en de lidstaten.

De Europese Commissie zou serieus werk moeten maken van een selectiever – op volksgezondheid gericht - ondersteuningsbeleid in de voorstellen die nu voor het nieuwe GLB na 2020 worden ontwikkeld. Het wordt tijd dat de medische sector ook naar het GLB kijkt.

We hebben Europa nodig om gezonder te eten.
Dit artikel afdrukken