De komende herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, het GLB, zal ons niet veel dichter bij een Europees Landbouw- en Voedselbeleid brengen, zoals vorig jaar Martijn van Dam bij de Informele Landbouwraad heeft bepleit.

Ik pleit voor een aparte voedselstrategie waarin een aantal afspraken en principes op Europees niveau worden vastgelegd. Met een dergelijke voedselstrategie wordt de consumptie en productie van gezond en duurzaam voedsel op Europees niveau gestimuleerd.

Door het interessante pleidooi van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in 2014 voor een verschuiving van landbouwbeleid naar voedselbeleid, is in Nederland een sterk besef ontstaan van de samenhang van voedselbeleid met andere beleidsterreinen. Maar de WRR besteedt in haar rapport weinig aandacht aan de Europese dimensie die nodig is om zo’n verschuiving daadwerkelijk te bevorderen. Ook in de daaropvolgende kabinetsreactie van 30 oktober 2015 komt de Europese dimensie alleen aan de orde bij de ambities voor de Informele Landbouwraad tijdens het Nederlands voorzitterschap. De Tweede Kamer besteedt in haar 150 vragen over de kabinetsreactie evenmin aandacht aan Europa.

Aanverwante beleidsterreinen, zoals Mededingingsregels, het Gemeenschappelijk landbouwbeleid en de Interne Markt zijn Europees beleid en daarmee richtinggevend voor het beleid van de lidstaten. Het ontbreken van een Europese voedselstrategie belemmert Nederland een samenhangend voedselbeleid te ontwikkelen. Op Europees niveau beperkt het voedselbeleid zich tot voedselveiligheid en informatievoorziening aan de consument (etikettering). Een Europese strategie om gezond en duurzamer te consumeren en produceren ontbreekt.

Het is mijn overtuiging dat zonder een samenhangende Europese strategie voor gezondheid, landbouw, energie, klimaat, het beleid er onvoldoende in zal slagen om de voedingsgerelateerde problemen terug te dringen. En daarmee worden kansen gemist om combinaties te ontwikkelen om oude problemen effectiever op te lossen.

Dilemma blijft daarbij hoe, in een tijd van toenemende weerstand tegen Brusselse regelgeving, er mogelijkheden gevonden kunnen worden om principes zoals transparantie van voedselketens in een Europese strategie op te nemen, die zowel goed zijn voor de lidstaten als voor de burgers.

Ik wil dit pleidooi voor een Europese voedselstrategie benaderen vanuit een Nederlandse invalshoek, vanuit een Europese bril en vervolgens op grond van de mondiale urgentie.

Deze mondiale vraagstukken en de urgentie van de transitie van het voedselsysteem vragen om een leidende rol voor Europa. Zeker nu we niet teveel van de Verenigde Staten mogen verwachten
Nederlands belang
De voedselketens vormen een gigantisch internationaal netwerk. Hierop invloed uitoefenen is voor individuele lidstaten lastig. In het Nederlandse beleid wordt – in navolging van de WRR – gepleit voor een robuust voedselsysteem. Maar een dergelijke ambitie vraagt om een Europese aanpak.
Hetzelfde geldt voor de ambitie om meer transparantie in onze voedingsstromen te realiseren. De open grenzen en het internationale karakter van de voedselketens vereisen sterkere Europese afspraken om meer transparantie te realiseren.

Voor productsamenstelling (hoeveelheid suikers, zout en verzadigd vet in een product) proberen lidstaten nu afzonderlijk convenanten of regels te formuleren die tot een beperkt resultaat leiden. Jantine Schuit, bij het RIVM verantwoordelijk voor productsamenstelling, liet onlangs weten dat de doelen van het Nederlandse convenant voor vermindering van zout, suikers en verzadigd vet in levensmiddelen niet gehaald worden als er niet een tandje bijgezet wordt.

Denemarken heeft twee jaar geleden met de introductie van een vetheffing bakzeil gehaald. Denen gingen massaal producten in Duitsland kopen. Andere landen zoals het Verenigd Koninkrijk of Portugal proberen nu wettelijke regels of heffingen. Maar een ‘Alleingang’ van lidstaten leidt tot importen van buitenlandse producten die niet van de markt geweerd kunnen worden. Ook een mogelijke heffing op gewasbeschermingsmiddelen in Nederland is ondenkbaar met open grenzen. Voor individuele lidstaten is een effectieve inzet van instrumenten voor een steviger voedselbeleid moeilijk te realiseren. In feite is Nederland vanwege de open grenzen geen ‘beleidsgebied’. Nog afgezien van het feit dat de meeste voedselproductie geëxporteerd wordt.

In de voortgangsrapportage van november 2016 over het voedselbeleid geeft het kabinet aan dat Nederland een voorhoederol wil spelen. Maar hogere normstelling voor verduurzaming van de voedselketens of gezond voedsel vraagt ook om een Europese verankering. Decennialang is aanscherping van dierenwelzijn in Nederland vertraagd door de lobby vanuit de landbouwsector. Zij wezen op het ‘level playing field’, het gelijke speelveld in Europa, en betoogden dat Nederland vanuit concurrentieoverwegingen niet teveel op de muziek vooruit kon lopen. Krijn Poppe van de WUR merkte in februari j.l. bij een bijeenkomst over een Europese voedselstrategie ironisch op dat je BMW nooit hoort klagen over het ‘level playing field’, maar dat het altijd de zwakkere automobielbedrijven zijn die daarover beginnen. Met andere woorden: Als je een sterk merk hebt, hoef je daar niet zo bang voor te zijn. En blijkbaar schort het in de Nederlandse voedselsector daar aan.

Voor de sterk exporterende Nederlandse voedingsindustrie kan een verdere harmonisatie van regelgeving in Europa gunstig zijn. De huidige trend, waarbij afzonderlijke lidstaten zoals Frankrijk, Het Verenigd Koninkrijk of Italië met herkomstetikettering of met het stoplichtenmodel hun eigen beleid gaan voeren, is nadelig voor het functioneren van de Interne Markt. Vanuit dat oogpunt kan een Europese voedselstrategie met een harmonisatie van regelgeving een versterking van de Interne Markt betekenen.

Europees beleid niet consistent
Mede door het ontbreken van een Europese voedselstrategie is er gebrek aan coherentie in Europees beleid. Hier zijn meerdere voorbeelden van te geven:
- Afgelopen herfst pleitte Europese Commissaris voor Landbouw Hogan van Landbouw voor extra geld voor de promotie van consumptie van rundvlees. Gelet op de effecten van rundvleesconsumptie op gezondheid en duurzaamheid is het stimuleren van de consumptie van rundvlees niet verantwoord.
- De Boerderij meldde in februari j.l. dat de Europese Commissie €160 miljoen vanuit het GLB betaalt aan de suikerproducenten. Steun voor de productie / producenten van suiker, rundvlees of wijn leidt tot lagere prijzen voor die producten, terwijl de consumptie van die producten bij een Europese voedselstrategie juist ontmoedigd zou moeten worden.
- Ook het Europese mededingingsbeleid heeft invloed op de verduurzaming van voedselketens. Bij de ketenafspraken voor het ‘kip van morgen’ project van enkele jaren geleden kreeg de ACM, de Autoriteit Consument en Markt de schuld. Maar achterliggende oorzaak vormen de Europese Mededingingsregels, waarin is vastgelegd dat afspraken tussen partijen in het belang van de consument moeten zijn.

Op het moment van het vastleggen van die Europese regels vormde duurzaamheid nog geen belangrijke overweging om daar uitzonderingsregels voor op te nemen.
Deze voorbeelden maken duidelijk dat coherentie in het Europese beleid als het gaat om voedsel onvoldoende is. Ik pleit voor een Europese voedselstrategie die sturend is naar andere beleidsdomeinen die met voedsel samenhangen.

Door de onderzoek- en innovatiepoot van de Europese Commissie (DG RTD), worden nu de eerste stappen gezet naar een ‘food systems’ benadering en zijn een aantal prioriteiten benoemd voor sturing van onderzoeksgelden. Maar de doorwerking vanuit de Europese onderzoekswereld naar de beleidsonderdelen van de Commissie blijkt geen vanzelfsprekendheid.

Mondiale urgentie
De urgentie van een mondiale transitie van ons voedselsysteem wordt steeds groter. 60% van het verlies aan biodiversiteit wordt veroorzaakt door de voedselketens. Ongeveer een kwart van de broeikasgassen wordt veroorzaakt door de voedselproductie en consumptie. Met name rundvlees levert daaraan een sterke bijdrage. En door veranderingen van dieetpatronen (12) verwacht het WRI (World Resource Institute) de komende decennia nog een toename van 95% van de rundvleesconsumptie.

Het aantal mensen met obesitas is bijna net zo groot als het aantal mensen met ondervoeding. In een vorig jaar verschenen rapport van het UNEP en PBL wordt het inefficiënte gebruik van de natuurlijke hulpbronnen aan de orde gesteld. Door de huidige voedselproductie treedt er landdegradatie op waardoor de teelt van gewassen onmogelijk wordt. Daarnaast zal ook de klimaatverandering, met toenemende droogte of waterlast, de voedselzekerheid sterk nadelig beïnvloeden.

Deze mondiale vraagstukken en de urgentie van de transitie van het voedselsysteem vragen om een leidende rol voor Europa. Zeker nu we niet teveel van de Verenigde Staten mogen verwachten. De mondiale urgenties vormen bouwstenen voor een Europese voedselstrategie.
Een voorhoederol voor Europa op mondiaal voedselgebied biedt kansen voor Nederland om haar kennis en ervaring beschikbaar te stellen voor de ontwikkeling van landbouw elders in de wereld.

Normen voor productsamenstelling en verduurzaming van productie en consumptie vragen om een stringentere Europese aanpak
Hoe
Wat zou een Europese voedselstrategie moeten inhouden? Het is niet de bedoeling dat Brussel gaat bepalen wat we moeten eten. Maar de lidstaten en Europa kunnen wel richting geven aan de consumptie en productie van voedsel, waarbij gezondheid en duurzaamheid in een meer samenhangende aanpak worden benaderd. Daarbij gaat het om opties voor het stimuleren van een transitie van het voedselsysteem op nationaal en Europees vlak. Het formuleren van een aantal gezamenlijke principes vormt een essentieel onderdeel van een Europese aanpak. Prioriteit in zo’n strategie zouden vooral die zaken moeten zijn waar lidstaten als individuele lidstaat moeilijk invloed kunnen uitoefenen. Normen voor productsamenstelling en verduurzaming van productie en consumptie vragen om een stringentere Europese aanpak.

Met een pro-actieve rol van Nederland voor een Europese voedselstrategie, zijn er meer kansen voor Nederland om principes die in het Nederlandse voedselbeleid zijn benoemd, zoals transparantie, robuustheid van een voedselsysteem en ‘true pricing’ (betalen voor de externe kosten) in een Europese strategie een plek te geven. Het gaat hier om uitdagingen die lidstaten afzonderlijk onvoldoende kunnen oppakken.

De Nederlandse overheid dient hierbij een trekkende rol te spelen, maar heeft hiervoor de steun nodig van het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.
Steun voor het mobiliseren van andere lidstaten is noodzakelijk. Focusen op de meerwaarde om samen in Europees verband afspraken te maken. Dat is iets anders dan macht overdragen aan Brussel. De urgentie is groter dan ooit. Een Europese verankering van het Nederlandse voedselbeleid betekent een versterking van ons eigen voedselbeleid.
Onlangs pleitte Karl Aiginger, een Oostenrijkse hoogleraar, in Euractiv voor een Europa dat lidstaten en burgers ondersteunt met het vinden van oplossingen voor mondiale vraagstukken. Dat vraagt om een verdere uitwerking (en wordt dan ook vervolgd).


Dit artikel is gebaseerd op de speech van Joost de Jong tijdens het seminar bij zijn afscheid als strategisch adviseur van EZ op 23 februari 2017.
Dit artikel afdrukken