Meteen in hun inleiding maken de auteurs duidelijk dat economie meer is dan de financiële becijfering van inkomen, productie en groei. Ook niet-materiële zaken, zoals natuur, zijn studieobject van de economie. Met de grondlegger van de hedendaagse economische wetenschap de 18e-eeuwse moraalfilosoof Adam Smith zetten de auteurs zich af tegen de idee dat de Rijkdom der Naties gestoeld is op individuele zelfzuchtigheid en eigenbelang.

Als normatieve economen geven waardeoordelen over bepaalde economische verschijnselen. Economie is in hun ogen geen waardevrije wetenschap en daarmee stellen ze zich op tegenover de “positieve” economie die vanaf eind 19e eeuw de hoofdstroom vormt en steeds meer gestoeld is op uitsluitend wiskundige modellen en vergelijkingen. Ondanks hun normatieve opvatting moeten ook de auteurs schipperen, want “….van belang is vooral dat economische analyses zo objectief mogelijk zijn.”

Neoklassieke welvaartstheorie
Economische stromingen en theorieën worden bepaald door context en tijd. Nieuwe stromingen zijn milieueconomie, gedragseconomie en ecologische economie. Het is de laatste stroming waartoe de schrijvers zich rekenen. Ze zetten zich sterk af tegen de neoklassieke welvaartstheorie. Want die theorie gaat, sterk samengevat, uit van mensen die altijd rationele en efficiënte keuzes maken en zich daarbij laten leiden door nutsmaximalisatie (of winstmaximalisatie bij ondernemingen). De homo economicus is een eendimensionaal, berekenend en zelfzuchtig individu.

Ook neoklassieke economen weten natuurlijk wel dat mensen zich niet altijd zo gedragen. Maar in hun analyse en modellen hebben ze stilering nodig en gebruiken ‘versimpelende’ aannames, waarvan ze weten dat deze belangrijke aspecten van het menselijk gedrag negeren. Dat maakt de praktische toepasbaarheid van de neoklassieke benadering lastig, stellen de auteurs, en beperkt de verklarende kracht ervan ernstig. De ecologische economie is daarop een reactie.

Slechte meetlat
Volgens de auteurs is het Bruto Binnenlands Product een slechte meetlat. Daarin staan ze niet alleen, alle economen zijn het waarschijnlijk met hen eens. Als je in de file staat en daardoor meer brandstof verbruikt, neemt het BBP toe en andersom als in een zachte winter energie bespaard wordt, daalt het BBP. De schrijvers stellen daar groene indexen tegenover: de Environmental Performance Index en de Living Planet Index bijvoorbeeld. De voordelen van de ecologische voetafdruk als maat voor het gebruik van natuurlijke hulpbronnen - veelvuldig gehanteerd door onder meer het Wereldnatuurfonds - worden geschetst, maar ook de nadelen. En wel op zo’n manier dat ik de indruk krijg dat de schrijvers de nadelen groter vinden dan de voordelen, wat op zijn minst verrassend is.

Opvallend is dat de auteurs zich afzetten tegen de milieueconomen met als argument dat zij binnen het raamwerk van de neoklassieken blijven
Samenhang tussen ecologie en economie
Ecologen hebben geconstateerd dat de meeste ecosystemen zich ontwikkelen volgens een zich telkens herhalende – adaptieve – cyclus. Als economen dat nog niet waren dan zijn ze er bij de kredietcrisis wel achter gekomen hoe cyclisch economische systemen zijn, stellen ze. Dat lijkt mij overigens geen nieuw inzicht van hedendaagse economen. Er zijn hele scholen in de economie gebaseerd op economische cycli, in lengte variërend van conjunctuurcyclus tot de lange Kondratiev-golf.

Meer hout snijdt een andere vergelijking, die ze maken. De dominantie van een paar soorten maakt het ecologische systeem extra gevoelig voor externe verstoringen zoals droogte of ziekte. Hetzelfde geldt voor de economie. Omdat de internationale financiële sector dominant is als de slagader van de wereldeconomie, slaat een crisis in die sector snel over op andere sectoren. Ecologische systemen met een hoge soortendiversiteit zijn daarentegen stabieler en veerkrachtiger. Hetzelfde zou kunnen gelden voor economisch systeem: hoe diverser, hoe stabieler. Mede op grond daarvan concluderen de auteurs dat de tegenstelling die velen zien tussen en natuur en economie niet terecht is. Ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en zouden baat hebben bij kruisbestuiving.

Natuur in historische context
Een voorbeeld van die kruisbestuiving is het begrip ‘ecosysteemdiensten’, de baten die de natuur aan de mens levert. Waarbij natuur heel breed wordt opgevat. Ook de productie van voedsel is een ecosysteemdienst, net als die van hout en van vis. Een niet-zichtbare dienst is bijvoorbeeld de vastlegging van CO2. Gegeven het feit dat de ecosysteemdienst voedselproductie veruit de belangrijkste is, is het vreemd dat het boek daar bijna niet over gaat. Maar dat terzijde.

Opvallend is dat de auteurs zich afzetten tegen de milieueconomen met als argument dat zij binnen het raamwerk van de neoklassieken blijven. Ze dragen ‘marktconforme’ oplossingen aan door milieuschade op te nemen in optimale (re)allocatiemodellen. Denk aan handel in CO2-emissierechten. In de milieueconomie, stellen de auteurs, zijn verdelingsaspecten en rechtvaardigheidsvraagstukken van ondergeschikt belang. Markt en natuur zijn gescheiden.
In de ecologische economie is dat juist niet het geval. “Ecologisch-economen laten zien dat het economische systeem nooit iets is naast natuur en ecologie, maar dat het er afhankelijk van is en er onlosmakelijk mee is verbonden.” En: “Ecologische economie (heeft) een normatief en prescriptief karakter.” En zo gaat het nog even door.

Natuurlijk kapitaal
Tegenover de abstracte aanpak van de milieueconomen stellen auteurs het begrip “natuurlijk kapitaal”, de verzamelnaam voor alle natuurlijke voorraden/hulpbronnen. Met instemming halen ze daarbij de Roemeense econoom Georcescu-Roegen aan die vindt dat de huidige economische productiewijze een verkwistende, entropie-bevorderende werking heeft, omdat deze door de natuur geschapen orde vernietigt. Want de door het economisch systeem gebruikte energie is groter dan de hoeveelheid zonne-energie die door het ecologische systeem in voor de mens bruikbare duurzame energiedragers kan (cursivering van mij) worden vastgelegd.

Twee opmerkingen daarover: Ten eerste: Is de natuur wel zo ordelijk? Is het niet zelf strevend naar maximale entropie? En ten tweede de benutting van alle zonne-energie die de aarde bereikt, is zeer beperkt. Alle planten samen benutten zo’n 1 procent. Er is dus een wereld te winnen als je zonne-energie efficiënter kunt opvangen, bijvoorbeeld via kunstmatige fotosynthese.

De vraag is ook of je dat moet willen om de waarde van de natuur te in geld uit te drukken
Willingness to pay
In het hoofdstuk over de neoklassieke welvaartstheorie introduceren de auteurs het begrip ‘bereidheid te betalen’ door consumenten voor natuur (willingness to pay). Volgens hen is het “…. zinloos de waarde van alle natuur te bepalen. Als je de waarde van natuur wilt meten, moet je je beperken tot een verandering van de huidige situatie. Dus bijvoorbeeld: wat is één extra hectare stuifzand waard, of: wat levert mij de terugkeer van de wolf aan geluk op.” Willingness to pay dus.

De vraag is ook of je dat moet willen om de waarde van de natuur te in geld uit te drukken. Gezien hun ecologisch uitgangspunt is het toch wel verrassend dat de auteurs hier aarzelend ‘ja’ tegen zeggen. Hun belangrijkste overweging is dat de besluitvorming door beleidsmakers om voor natuur te kiezen, daardoor gemakkelijker wordt. Bovendien biedt het een basis voor een verbrede financiering van natuurbeleid.

Water bij de wijn
Om dit te kunnen doen wordt de natuur ingedeeld in waardecategorieën en ontwerp je waarderingsmethoden. Wat al die waarderingsmethodes gemeen hebben is hun welvaartstheoretische uitgangspunt. De schrijvers zeggen zelf: “…..vereist is wel dat bestaande economische principes, bijvoorbeeld over de marginale waarde van natuur (en niet de absolute waarde ervan) niet uit het oog worden verloren.” Al voegen ze daaraan toe dat economen zich bewust zullen zijn van het feit dat economische kennis over natuur veel verder gaat dan een financiële becijfering van het nut van natuurbehoud.

Het is opvallend dat aan de ene kant de milieueconomen worden aangevallen op het niet loslaten, maar aanpassen van neoklassieke uitgangspunten, de auteurs zelf zich - in het kader van natuurwaardering - niet verzetten tegen methoden die eveneens gebruik maken van welvaartstheoretische principes. Om beleidsmakers over de streep te trekken en te helpen bij besluitvorming mag kennelijk wel wat water bij de principiële wijn gevoegd worden.

Leerboek
‘Ecologische economie’ is een leerboek voor studenten in het groene onderwijs. Het is ingedeeld in zeven hoofdstukken en de onderwerpen zijn duidelijk, goed afgebakend, en prettig gescheiden. Het is zeer leesbaar en goed geschreven. Dat is iets anders dan makkelijk, want dat is het niet.

Net als in elk ander economieleerboek wordt aandacht besteed aan een aantal kernbegrippen en wordt het verschil uitgelegd tussen vrije markteconomie en centraal geleide economie. Ook alle historische stromingen komen langs en worden heel helder uitgelegd: de Fysiocraten, de klassieke economen en de neoklassieken. Marx is behandeld onder het socialisme, maar hoort die niet thuis bij de klassieke economen als Adam Smith en Ricardo? Vanzelfsprekend komt ook Alfred Marshall langs als de grondlegger van de neoklassieke economie.

Scholen die het traditionele leerboek willen vervangen door dit boek, moeten zich er wel van bewust moeten zijn dat er geen hoofdstuk in staat over het geldwezen of over financiering. Over de kredietcrisis komt de student dus niets te weten. Hetzelfde geldt voor de Ricardiaanse theorie van de comparatieve kosten. Ook het neo-klassieke begrip 'opportunity costs', de kosten van een economische keuze moet je vergelijken met de opbrengsten van het naast beste alternatief, m.a.w. wat geef je op van schaarse middelen. als je ergens een keuze voor maakt. Niettemin is mijn eindoordeel positief, ondanks de innerlijke tegenstrijdigheid.



‘Ecologische economie, een leerboek over de natuur van de economie en de economie van de natuur’, Martijn van der Heide, Wim Heijman en Joop Schaminée. Te bestellen bij het Ontwikkelcentrum Ede. Prijs 39,90.

Gerrit Walstra is agrarisch econoom en redacteur van Vork.

Dit artikel verscheen in de 8e editie van Vork. Klik op de link als je het blad in de bus wilt krijgen.
Dit artikel afdrukken