Juni vorig jaar meldde het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) dat Nederland de tweede plaats als landbouwexporteur in de wereld innam. Er werd een record waarde van 81,3 miljard euro geboekt. “De landbouwexport bestaat uit landbouwproducten en producten uit de voedingsmiddelenindustrie. Bloemen en planten (8,3 miljard euro), vlees (7,6 miljard euro), melk en zuivel (7,2 miljard euro) en groenten (6,3 miljard euro) zijn de meest uitgevoerde landbouwproducten”, zo meldt de website van het CBS. Je zou denken dat met zo’n tweede positie Nederland een beslissende rol speelt in het voeden van de wereld. Dat blijkt echter niet het geval te zijn.

We importeren en exporteren er lustig op los als het om agrarische producten gaat, maar het aandeel van ons land in de wereldwijde productie van zuivel is 1,8%, van vlees 1,1% en van plantaardig 0,24%, we hebben het hier onlangs vanuit de Rode Hoed nog kunnen lezen. Met ons aandeel in het wereldwijde landbouwoppervlak van 0,04% is dat relatief gezien natuurlijk nog heel aardig, maar de wereld is dus bepaald niet afhankelijk van wat wij hier op dit gebied zelf produceren.

We importeren en exporteren er trouwens ook lustig op los als het om mensen gaat. Bijvoorbeeld via Schiphol. Zelf leveren we ook een niet onbelangrijke bijdrage aan de groei van die luchthaven in de richting van de maximale 500.000 tot en met 2020 toegestane vliegbewegingen.

Landbouw en luchtvaart hebben in ieder geval een paar dingen gemeen: als onderdeel van onze voeding en ons vervoer blijken ze ieder medeverantwoordelijk voor een kwart (5,6 ton) van de CO2 uitstoot per jaar per gemiddeld huishouden van in totaal zo’n 23 ton, samen voor bijna de helft dus. En ze vallen allebei buiten het Emissiehandelssysteem van de EU dat zich richt op de handel in uitstootrechten van broeikasemissies.

Op 11 mei hebben Henk Kamp, minister van Economische Zaken, en Sharon Dijksma, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, samen met 18 bedrijven en organisaties de ‘Green Deal Pilot Nationale Koolstofmarkt’ ondertekend. Met als doel na te gaan op welke wijze een nationale koolstofmarkt kan worden ingericht voor die sectoren die (nog) niet onder het Emissiehandelssysteem van de EU vallen, bijvoorbeeld met een nationaal koolstoffonds.

Terug naar de luchtvaart en landbouw
De luchtvaartsector heeft vorig najaar afgesproken dat vanaf 2020 de CO2-uitstoot door de internationale luchtvaart niet meer mag groeien. En omdat dat een onmogelijk doel is, is toen afgesproken om vanaf 2021 de extra CO2 te gaan compenseren. De eerste jaren nog op vrijwillige basis, vanaf 2027 verplicht. 68 Staten - waaronder ons land - hebben echter al laten weten met ingang van 2021 de extra CO2 ook echt te gaan compenseren. Let wel: alleen de extra CO2!

Dat houdt in dat iedere passagier een CO2-compensatiebedrag gaat betalen, bijvoorbeeld gerelateerd aan de afstand die hij/zij gaat afleggen tot zijn/haar eerstvolgende bestemming. Een bedrag dat via een nationaal koolstoffonds kan worden geïnvesteerd. Wat ons betreft bij voorkeur in landbouwinclusieve natuur.

Jan Willem Erisman (directeur van het Louis Bolk Instituut en ondertekenaar van de green deal pilot nationale koolstofmarkt) lanceerde die term ruim een jaar geleden zo: "Met landbouwinclusieve natuur gaan we terug naar de basis van het landbouwbedrijf. Natuur is dus geen onderdeel van de landbouw, maar landbouw is een onderdeel van de natuur en gebruikt de kracht ervan om voldoende voedsel te produceren."

In zijn brief van 21 november vorig jaar aan de Tweede Kamer over de voortgang bij de ‘Voedselagenda voor veilig, gezond en duurzaam voedsel’ stelde Martijn van Dam, staatssecretaris van Economische Zaken, dat het nodig is om de komende jaren substantiële impulsen te geven aan de uitvoering van de voedselagenda. Waaronder “een landbouw en levensmiddelensector die is gebaseerd op duurzame grondstoffen en een gezonde bodem, rekening houdt met biodiversiteit en klimaatbestendig is.”

Bijvoorbeeld in de vorm van de hiervoor genoemde landbouwinclusieve natuur, ook wel bekend als agroforestry c.q. agrobosbouw (zie ook de tekeningen hierboven en deze link). In het AGFORWARD project (AGroFORestry that Will Advance Rural Development) van de EU wordt het belang van agrobosbouw voor de toekomst van de Europese landbouw nader onderzocht, voortbouwend op de resultaten uit het eerdere SAFE (Silvoarable Agroforestry For Europe) onderzoeksproject.

Landbouwinclusieve natuur benadert de toekomst van onze landbouw dus net vanaf de andere kant dan het door het ministerie van Economische Zaken gepromote natuurinclusieve landbouw. Twee benaderingen die elkaar prima kunnen gaan aanvullen (zie ook mijn eerdere artikel).

De verschillende vormen van landbouwinclusieve natuur/agrobosbouw leveren 30% tot 50% meer opbrengst op dan gangbare landbouw; zorgen voor een flinke toename van de biodiversiteit en een herstel van de bodem c.q. het bodemleven; hebben minder onderhoud nodig en geen kunstmest en bestrijdingsmiddelen. En ze zorgen voor het vastleggen van grote hoeveelheden CO2.

Zodat staatssecretaris Martijn van Dam op zijn wenken kan worden bediend. Maar hij niet alleen. Agrobosbouw is om te beginnen een interessante optie voor boeren als het om hun inkomen en inkomenszekerheid gaat. Het is ook een interessante optie voor ons allemaal: het levert biodiverse natuur op, voedsel, een aantrekkelijk(er) landschap, recreatiemogelijkheden, etc. En het is een interessante optie voor de luchtvaart en andere sectoren die – als ze de CO2 uitstoot niet (voldoende) kunnen verminderen – op zoek zijn naar compensatiemogelijkheden die in ons eigen land een veelvoud aan bijkomende voordelen kunnen gaan opleveren.

René van Druenen, Coöperatieve Vereniging Voedselbossen Limburg
Esther Schippers, deskundige burgerparticipatie
Dit artikel afdrukken