In de Nederlandse veehouderij gaan op dit moment 550 miljoen landbouwhuisdieren op jaarbasis om. Wakker Dier deed onderzoek naar de uitval van dieren en presenteert een aantal opvallend hoge cijfers.
Uitval is de technische term voor doodgaan door voortijdige sterfte. In een aantal gevallen is die vermijdbaar, zoals bij geiten en kalveren, door een betere zorg voor het jonge dier. In het geval van varkens is het een fokkerijvraagstuk. Zeugen zijn geselecteerd op zo groot mogelijke worpen; dat resulteert in zwakkere biggen.
Wakker Dier schrijft in een vanmorgen verschenen rapport:
Bijna 32 miljoen dieren – 1 op de 16 – sterven door ziektes, aandoeningen of worden geëuthanaseerd. De onnatuurlijke omstandigheden waarin de dieren in de veehouderij worden gehouden, zorgen voor een hoge ziektedruk en veel stress, waardoor veel dieren het einde van de productieperiode niet halen. Een belangrijk deel sterft een pijnlijke en langzame dood, omdat ze geen voedsel of water kunnen vinden, vanwege infecties of (aangeboren) aandoeningen, of omdat hun lichaam de extreem hoge productie niet kan bijhouden. Daarnaast wordt een deel handmatig gedood door de veehouder of geëuthanaseerd door de dierenarts. Ten slotte speelt gebrekkig management een belangrijke rol, zoals hygiëne, voedselverstrekking en klimaatbeheersing.
Hoge sterfte bij vleeskuikens, kalkoenen en leghennen
Jaarlijks sterven bijna 15 miljoen vleeskuikens (3,5%) een veelal langzame en waarschijnlijk pijnlijke dood; bij kalkoenen ligt het sterftepercentage zelfs op 8%. Door de slechte huisvestingsomstandigheden en hoge bezetting is er sprake van een hoge ziektedruk. Om verdere “uitval” te voorkomen wordt in deze sectoren daarom veel antibiotica ingezet om ziektes te bestrijden.
Bij de leghennen ligt het sterftepercentage tijdens de productieperiode met maar liefst 10% nog hoger; omgerekend bijna 4 miljoen dieren per jaar. Een deel hiervan zijn “opdrogers” die het water niet hebben kunnen vinden, of “slijters” die door de hoge eierproductie onvoldoende energie hebben voor hun eigen lichaamsonderhoud, waardoor ze langzaam sterven.
4,5 miljoen biggen sterven binnen vier weken
Ongeveer 4,5 miljoen biggen sterven al binnen 4 weken na de geboorte. Een belangrijke oorzaak is het decennialang doorfokken op het werpen van zoveel mogelijk biggen. Hierdoor zijn de biggen minder levensvatbaar, geeft de moeder vaak te weinig melk en neemt het risico op doodliggen toe. Zieke of zwakke biggetjes die het niet lijken te redden, worden soms door veehouders tegen een hek, muur of de grond doodgeslagen. De biggensterfte ligt momenteel op 13,5% en neemt al jaren toe.
Onnodig hoge sterfte bij kalveren
Om melk te geven moeten koeien bijna elk jaar een kalf ter wereld brengen. Daarom worden er jaarlijks 1,9 miljoen kalveren geboren. Tot voor kort was het een publiek geheim dat een groot aantal van deze kalveren voortijdig sterft en de sterfte al jaren toeneemt. Jaarlijks gaat het om 370.000 kalveren (19%). Vooral rond de geboorte is de sterfte erg hoog, wat door beter management deels te voorkomen is.
Bijna 1 op de 4 geitenlammeren sterft voortijdig
De sterfte bij geitenlammeren is ook opvallend hoog – 23% van de lammeren sterft voortijdig. Van de geitenlammetjes die worden gefokt om later gemolken te worden, sterven jaarlijks 15 duizend dieren (14,3%). Het niet willen drinken, diarree en longontsteking zijn de belangrijkste oorzaken. De overige lammeren worden meestal in speciale mesterijen afgemest. De ziektedruk is daar dermate hoog, dat 10% tot 20% voortijdig sterft, ondanks dat er veel antibiotica wordt ingezet om de dieren gezond te houden. Hierbij gaat het om bijna 29 duizend dieren per jaar.
De cijfers zijn gebaseerd op officiële Nederlandse statistieken en sectorinformatie. De opstelling van de cijfers en de interpretatie daarvan alsmede die van de context waarin die gezien moet worden, is gedaan door Wakker Dier.
Wij leggen de cijfers bij deze voor aan vertegenwoordigers van de genoemde sectoren - vleeskuikens, legpluimveehouderij, rundvee- en kalverhouderij, varkenshouderij, geiten- en schapenhouderij - om hun commentaar daarop te geven.
Dit artikel afdrukken
Wakker Dier schrijft in een vanmorgen verschenen rapport:
Bijna 32 miljoen dieren – 1 op de 16 – sterven door ziektes, aandoeningen of worden geëuthanaseerd. De onnatuurlijke omstandigheden waarin de dieren in de veehouderij worden gehouden, zorgen voor een hoge ziektedruk en veel stress, waardoor veel dieren het einde van de productieperiode niet halen. Een belangrijk deel sterft een pijnlijke en langzame dood, omdat ze geen voedsel of water kunnen vinden, vanwege infecties of (aangeboren) aandoeningen, of omdat hun lichaam de extreem hoge productie niet kan bijhouden. Daarnaast wordt een deel handmatig gedood door de veehouder of geëuthanaseerd door de dierenarts. Ten slotte speelt gebrekkig management een belangrijke rol, zoals hygiëne, voedselverstrekking en klimaatbeheersing.
Hoge sterfte bij vleeskuikens, kalkoenen en leghennen
Jaarlijks sterven bijna 15 miljoen vleeskuikens (3,5%) een veelal langzame en waarschijnlijk pijnlijke dood; bij kalkoenen ligt het sterftepercentage zelfs op 8%. Door de slechte huisvestingsomstandigheden en hoge bezetting is er sprake van een hoge ziektedruk. Om verdere “uitval” te voorkomen wordt in deze sectoren daarom veel antibiotica ingezet om ziektes te bestrijden.
Bij de leghennen ligt het sterftepercentage tijdens de productieperiode met maar liefst 10% nog hoger; omgerekend bijna 4 miljoen dieren per jaar. Een deel hiervan zijn “opdrogers” die het water niet hebben kunnen vinden, of “slijters” die door de hoge eierproductie onvoldoende energie hebben voor hun eigen lichaamsonderhoud, waardoor ze langzaam sterven.
4,5 miljoen biggen sterven binnen vier weken
Ongeveer 4,5 miljoen biggen sterven al binnen 4 weken na de geboorte. Een belangrijke oorzaak is het decennialang doorfokken op het werpen van zoveel mogelijk biggen. Hierdoor zijn de biggen minder levensvatbaar, geeft de moeder vaak te weinig melk en neemt het risico op doodliggen toe. Zieke of zwakke biggetjes die het niet lijken te redden, worden soms door veehouders tegen een hek, muur of de grond doodgeslagen. De biggensterfte ligt momenteel op 13,5% en neemt al jaren toe.
Onnodig hoge sterfte bij kalveren
Om melk te geven moeten koeien bijna elk jaar een kalf ter wereld brengen. Daarom worden er jaarlijks 1,9 miljoen kalveren geboren. Tot voor kort was het een publiek geheim dat een groot aantal van deze kalveren voortijdig sterft en de sterfte al jaren toeneemt. Jaarlijks gaat het om 370.000 kalveren (19%). Vooral rond de geboorte is de sterfte erg hoog, wat door beter management deels te voorkomen is.
Bijna 1 op de 4 geitenlammeren sterft voortijdig
De sterfte bij geitenlammeren is ook opvallend hoog – 23% van de lammeren sterft voortijdig. Van de geitenlammetjes die worden gefokt om later gemolken te worden, sterven jaarlijks 15 duizend dieren (14,3%). Het niet willen drinken, diarree en longontsteking zijn de belangrijkste oorzaken. De overige lammeren worden meestal in speciale mesterijen afgemest. De ziektedruk is daar dermate hoog, dat 10% tot 20% voortijdig sterft, ondanks dat er veel antibiotica wordt ingezet om de dieren gezond te houden. Hierbij gaat het om bijna 29 duizend dieren per jaar.
De cijfers zijn gebaseerd op officiële Nederlandse statistieken en sectorinformatie. De opstelling van de cijfers en de interpretatie daarvan alsmede die van de context waarin die gezien moet worden, is gedaan door Wakker Dier.
Wij leggen de cijfers bij deze voor aan vertegenwoordigers van de genoemde sectoren - vleeskuikens, legpluimveehouderij, rundvee- en kalverhouderij, varkenshouderij, geiten- en schapenhouderij - om hun commentaar daarop te geven.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
In de Oostvaardersplassen telde men rond 1998 de meeste soorten insecten en vogels. De grazers ging het prima. Het aantal jonge dieren was steeds een zesde groter dan wat stierf. Planten kregen het juist zwaarder. Minder kans om uit te groeien, te bloeien en via minder zaadjes minder nieuwe planten. Ook minder nectar voor insecten. Minder insecten betekent minder vogels, omdat die weer van insecten leven.
De hieruit te trekken lessen zijn:
• Ontbreken van afschermen van zo’n zesde aan voedsel betekent een zesde meer grazers
• Geen begrenzing van grazen en vraat naar plaats, tijd en duur, die de vegetatie vraagt.
• Afwezigheid van de buffer aan een zesde afgeschermd voedsel, waarvan het beschikbaar komen net vóór de inval van de winterkou bijzonder welkom is. En met het natuurlijke een zesde lager aantal grazers de wintersterfte in omvang en hevigheid met zo'n derde beperkt.
Jaren steeds ongestuurd grazen vermindert het aantal soorten planten, insecten en vogels. Gemiddeld blijven de natuurontwikkelingen in reactief beheerde terreinen, die op de Veluwe (zeer) ruim overtreffen. In bepaalde delen reactief beheerd terrein blikt zelfs naar plaats en tijd nog te weinig begrazing. Planten als lievelingskostjes van grazers hebben het moeilijk. Vlinders die van die lievelingskostjes leven, gaan achteruit.
In een inleiding gebruikte ik de meest treffende metafoor:
"De gemiddelde Nederlander kijkt net zo naar het uurwerk van de natuur als een aap in een horloge kijkt!"
Onvoldoende wordt beseft dat voedsel de aantallen stuurt. Aantalsreductie ontregelt de natuurprocessen alleen maar meer. Via aanwas en zo mogelijk migratie blijft de natuur rusteloos ieder afschot compenseren. Vooral bij de ganzen blijkt blijkt de inmiddels wanhopige strijd. Inmiddels zijn er provincie, die denken jaarlijks 100.000 ganzen te moeten doden. Dat dit niets meer met natuurbeheer te maken heeft blijkt bij omrekening naar ecologische dodingskracht. In een afschotseizoen 100. 000 ganzen doden vraagt van de natuur een plaag van zo'n 11.000 zeearenden.
Op de Veluwe is de jaarlijkse inzet 5.000 tot 8.000 grote zoogdieren te doden. Dat staat gelijk met plagen van zo'n 1.000 tot 1.400 wolven.
In de Oostvaardersplassen kan dosering en regulering van het voedsel naar plaats, tijd en duur de natuurprocessen op een juiste wijze completeren. Dat is de daadwerkelijke echte ecologische route.
Marcel #22, Bennie vraagt je met zoveel woorden: kun je aangeven wat een natuurlijk 0-punt is?
Hij geeft je ook meteen het antwoord. Dat bestaat niet. Er zijn alleen maar startpunten. Het onze wordt vooral bepaald door het aantal mensen. Dat van de OVP door het aantal grazers. Door hun aantal flink uit te dunnen, krijg je meer biodiversiteit. Dat geldt voor mensen ook. Ook deze consequentie gaat op (ik weet dat het bruut klinkt): veel mensen en veel biodiversiteit is een no go optie. Omdat we mensen zijn en het verstand hebben om in te grijpen is de vraag: wat willen we?
We can't have both, maar daar hebben we het niet over, cq. doen we wel erg 'misschienerig'.
De OVP had aanvankelijk een rijke fauna van kleine dieren, vooral vogels en bijbehorende predatoren. Die waren in staat tot een eigen natuurlijk evenwicht. Door de overbezetting met grote grazers is die inmiddels vernietigd.
Dat in de OVP meer grote grazers per hectare kunnen leven dan in de melkveehouderij is eenvoudig te verklaren: melkkoeien geven melk waar zeer veel voer voor nodig is, dit in tegenstelling met de dieren in de OVP die alleen voer nodig hebben voor eigen onderhoud. Daarnaast worden in de OVP geen mineralen afgevoerd wat bij een melkveebedrijf wel gebeurd in de vorm van melk en vee.
Verder doet reactie #22 van Marcel Vossestein niets af aan mijn standpunt dat de OVP geen volledig ecosysteem is en dus nooit op een natuurlijke manier een evenwicht kan vinden.
De OVP zijn niet anders dan een kunstmatige, door de mens gecreëerd situatie, waarin dieren op een volstrekt onnatuurlijke manier worden geselecteerd.
Voedsel bepaalt in grootste mate de aantallen. Roofdieren als wolven schermen via aanwezigheid en jacht wisselend delen vegetatie en daarmee voedsel af. En dat is de bepalende reductie door predatoren. Roofdieren moeten het hele jaar van de uitvallers onder de grazers leven. Er ontstaat in complete systemen steeds een maximaal optimum, zowel in grazers als in predatoren.
Een ander aspect is de interactie tussen vegetatie en grazers, die bij een meest korte kringloop de voedingswaarde fors kan verhogen:
ONDERZOEKSVRAAG van de van RUG Groningen: Restantje polder in Flevoland overtreft Afrikaanse topnatuur én intensieve veeteelt helemaal op eigen kracht:
• Er zijn nogal wat mensen die vraagtekens zetten bij de 'overbevolking' van de Oostvaardersplassen.
• Daar lopen zoveel runderen, herten en paarden dat het landschap is kaalgevreten.
• En een kwart van die dieren overleeft doorgaans de winter niet.
• De Groningse hoogleraar ecologie Han Olff benadert het fenomeen van die hoge veedichtheid liever van een andere kant.
• Hij is eerder verwonderd. "Hoe kan het dat op die plek de kuddes zo groot zijn geworden?", vraagt Olff zich af. "Ik vind dat juist fascinerend."
• Olff vergelijkt als wetenschapper geen 'soorten', zoals veel van zijn collega's doen, maar complete ecosystemen.
• Hij onderzoekt de samenhang tussen kusten, savannes, bossen en rivierdalen, maar bekijkt ook hoe ze onderling verschillen.
• De Oostvaardersplassen vallen op als systeem, zegt Olff.
• "De dichtheid aan grote grazers overstijgt hier de dichtheden van de savannes in Afrika.
• Sterker nog: er kunnen in de Oostvaardersplassen meer runderen leven dan in de Nederlandse intensieve veehouderij."
• Terwijl die sector om de veestapel een beetje op peil te houden, moet werken met gewasbeschermingsmiddelen, injectie met aangevoerde mest en een aangepaste grondwaterstand.
• "De Nederlandse landbouw is technisch zeer geavanceerd, toch kan een volstrekt natuurlijk gebied als de Oostvaardersplassen zónder ingrepen een nóg hogere veedichtheid bereiken.
• Merkwaardig genoeg heeft niemand ooit de vraag gesteld hoe dit nou eigenlijk kan."
Zelfs alle variaties waren mogelijk met grond uit de OVP als tot drievoudig winnaar, meldde onderzoeker Olff:
• Olff maakte een opstelling van grond uit de Oostvaardersplassen, met mest en wormen uit hetzelfde natuurgebied.
• Maar hij combineerde ook een Friese plag met mest en regenwormen uit de Oostvaardersplassen.
• Of een stukje Oostvaardersplassen met Friese mest en regenwormen uit de Oostvaardersplassen.
• Alle mogelijke variaties gedijden onder dezelfde condities in de klimaatkamer, en de conclusie is duidelijk.
• De grond uit de Oostvaardersplassen in combinatie met de regenwormen en de mest uit datzelfde gebied, is volgens Olff 'belachelijk productief', tot drie keer productiever als de Friese weide.
• "Die superproductiviteit lijkt te worden veroorzaakt door de kringloop van de grazers, mest, wormen, voeding en planten die weer door de grazers worden gegeten."
Dit blijkt uit het artikel “Het geheim van de Oostvaardersplassen zit in deze pol”, Trouw – Groen, Hans Marijnissen, 30-5-2014 :
• Alle mogelijke variaties gedijden onder dezelfde condities in de klimaatkamer, en de conclusie is duidelijk.
• De grond uit de Oostvaardersplassen in combinatie met de regenwormen en de mest uit datzelfde gebied, is volgens Olff 'belachelijk productief', tot drie keer productiever als de Friese weide.
• "Die superproductiviteit lijkt te worden veroorzaakt door de kringloop van de grazers, mest, wormen, voeding en planten die weer door de grazers worden gegeten."
Zie: http://www.trouw.nl/tr/nl/4332/Groen/article/detail/3663996/2014/05/30/Het-geheim-van-de-Oostvaardersplassen-zit-in-deze-pol.dhtml
Het alles wordt in effecten bepaald door de volgende elementen:
Bij de bepaling van hun levensmogelijkheden via de aanwas lijken de dieren wél rekening te houden met het door predatoren gebruikelijk wisselend afschermen van het bereikbaar voedsel. Dat heeft de volgende gevolgen:
1. Bij daadwerkelijk afschermen van een zesde aan voedsel zullen ook de aantallen grazers met een zesde verminderen;
2. Bij een juiste afwisseling en doseren in afschermen krijgen bloemplanten de kans voor volledige bloei en zaadzetting en ook regisseert dat opslag van de zaailingen van boom- en struikvegetatie in een juiste mate kan volgroeien;
3. Met een jaarrond cyclus van afschermen en weer beschikbaar komen van een zesde van het gebied is steeds net voor de inval van de winterkou nog een zesde volgroeide vegetatie beschikbaar gekomen als zeer welkom voedsel. Dat draagt bij aan verminderen en afvlakken van de wintersterftes onder de grazers.
De bepalende factoren in grazen en vraat van natuurgrazers in de natuur zijn het meest beeldend weer te geven met aan paarden ontleenden zegswijzen. Vooral inzake het onvermogen om bestedingen af te dwingen gebruiken economen graag:
Je kunt een paard wel naar de rivier brengen (geld in de economie pompen),
maar het niet dwingen om te drinken (de economie groei opleggen).
Via dwang kan gewenst – voor het dier primair noodzakelijk - gedrag wel plaatselijk afgedwongen worden:
Waar het paard aangebonden is, moet het vreten.
Grazen vraagt druk en tegendruk. Waar de natuurgrazers niet in vrijheid grazen, kost het ontwikkelen van plaatselijk voldoende graasdruk jaarlijks vele miljoenen om via projecten die begrazing tot stand te brengen.
genetische vooruitgang boek je vooral door generaties vlug te laten volgen met daarin een selectie. Dat dieren niet in bronst komen heeft niets met genetische vooruitgang te maken maar puur met een voedselgebrek. Als het dier weer in een positieve energiebalans zit laten ze weer bronst zien. Uiteindelijk zullen dieren die goed om kunnen gaan met de energiebalans het vaakt voorplanten en de overhand krijgen in de populatie.