We zitten middenin een varkenscrisis die heel West-Europa treft. Morgen zitten de Nederlandse varkenshouders bij staatssecretaris Dijksma. Als die geen lastenverlichting belooft, dreigen ze met acties zoals in Frankrijk, België en Engeland.

Hoe zijn we zover gekomen en wat moet er nu gebeuren? Die twee vragen stelde ik aan Annechien ten Have, de boerin die 3 jaar geleden afscheid nam als bestuurder van LTO Nederland varkenshouderij.

Hoe is de huidige crisis ontstaan?
"Mijn analyse is even simpel als kernachtig: we zitten domweg op de financiële bodem van een klassieke varkenscyclus. Vroeger duurde die een jaar of zeven, tegenwoordig gaat het sneller. Ik zet de feiten op een rij.

productiever
De productie per zeug steeg tussen 1982 en 2014 met vier biggen per zeug per worp. Bij een gelijk aantal zeugen, krijg je nu 9.5 big per zeug per jaar meer in de vleesvarkenshouderij.

schaalvergroting
De schaalvergroting is een pad waar we niet meer vanaf komen en wordt dus steeds vergaander. Daardoor halveert elke tien jaar het aantal varkenshouders. De meest efficiënte bedrijven blijven bestaan. Door technologische ontwikkelingen kan één man bovendien steeds meer dieren verzorgen.

twee biggenlanden
De Nederlandse boer staat samen met de Deense aan top voor wat betreft de kostprijs van biggen [de 'grondstof' die een andere boer inkoopt om af te mesten voor de slachterij, DV]. Voor wat betreft de totale kostprijs van een slachtvarken doen Denemarken, Spanje en Frankrijk het beter dan NL. NL zit op het Europees gemiddelde qua kostprijs.

exportafhankelijkheid
Nederland is door zijn schaalvergroting sterk exportafhankelijk en heeft een zelfvoorzieningsgraad van 260%. Dat betekent dat verreweg het grootste deel van onze varkens naar het buitenland gaat. De meeste kilo’s blijven echter in Europa.

Dat betekent dat een legertje van vele tienduizenden boeren anticipeert op wat zij allemaal zien als omzet die zij binnen kunnen gaan halen door de goedkoopste te zijn
De productie in Europa is toegenomen, terwijl de vraag naar varkensvlees is gedaald. In Spanje groeide de varkenshouderij met 11%. In Polen met 6,6%. Ook bij ons, in Denemarken, een land met een nog wat grotere zelfvoorzieningsgraad dan Nederland, en in Duitsland nam de productie toe, terwijl de vraag naar varkensvlees daalt. Dat komt door de economische crisis enerzijds en anderzijds door demografische verschuivingen. Sinds kort is weer een lichte stijging in de consumptie te zien. Bovendien moet bedacht worden dat varkensvlees nog altijd het meest gegeten vlees is en de sector de snel oprukkende consumptie van kip in de nek voelt.

geen regulering mogelijk
De politiek denkt liberaal, zodat voorstellen voor regulering van het aanbod onhaalbaar zijn. En dat betekent dat een legertje van vele tienduizenden boeren anticiperert op wat zij allemaal zien als omzet die zij denken te kunnen binnenhalen door de goedkoopste te zijn.

anoniem als olie
Varkensvlees is anoniem. Het is net als olie en nog minder onderscheidend dan de benzine van Shell versus die van Mobil. Het enige onderscheid is of het een karbonade of een hamlap is.

De keten is volledig aanbodgedreven en niet eens gericht op het ontwikkelen van specifieke vraag onder consumenten. Als je geen onderscheid aanbiedt, ontstaat er geen andere vraag en dus gaat het productiegedreven model met schaalvergroting en het ontstaan van varkenscyli en de uitstoot van boeren gewoon door.

2 gezichten
Samengevat: de sector heeft twee gezichten. Aan de ene kant zie je een concurrerende en tot de internationale top behorende sector. De schakels zorgen samen voor een efficiënte machine die de consument voldoende voedsel ter beschikking stelt tegen een zo laag mogelijke prijs.

Als je geen onderscheid aanbiedt, ontstaat er geen andere vraag en dus gaat het productiegedreven model met schaalvergroting en het ontstaan van varkenscyli en de uitstoot van boeren gewoon door.
Aan de andere kant zie je een bedrijvenkolom die niet alleen onder grote maatschappelijke maar ook financiële druk staat. De kostprijsstrategie eist haar tol onder de bedrijven en zorgt voor een proces waarin innovatie hoofdzakelijk is gereduceerd tot een tunnelvisie van schaalvergroting. Andere paden worden nauwelijks verkend en zijn slechts met de grootste moeite te financieren. Maatschappelijk wordt de omgeving er negatief door beïnvloed. Een voorbeeld daarvan is ons Brabant, waar de buurt geen zin heeft om een boer zich te zien ontwikkelen tot varkensfabriek."

Tot welke toekomst leiden deze ontwikkelingen en kan de liberale overheid mogelijk toch nog iets doen om afslagen naast het pad te laten ontstaan?
"In heel Europa, maar ook in Nederland blijft ruimte voor bedrijven die excelleren op kostprijs. Zij kunnen de concurrentie aan binnen Europa en overleven de dalen in de varkenscyclus. Maar het is een harde strijd, een keiharde survival of the fittest. Ik ga ervan uit dat ook de meest efficiënte Nederlandse bedrijven met de beste technische resultaten [lees: laagste kostprijs, DV] overleven, mits de regels in Nederland niet verder worden verhoogd ten opzichte van de andere EU landen. Daarom vraagt de varkenssector om kostprijsverlagende maatregelen in combinatie met gelden voor exportpromotie. Als alle Europese landen dat naast elkaar doen, houd je zo met overheidssteun een competitieve sector over die helemaal op efficiency is gebouwd. Die zal -net zoals nu al het geval is - afhankelijk worden van export binnen de Europese Gemeenschap én naar de rest van de wereld. Je raadt het al: hoe we dat internationaal met normen en eisen moeten gaan oplossen, wordt een lastige. En we hebben nog een uitdaging. Veel van ons voer komt van andere continenten waar ze het goedkoper kunnen maken dan wij omdat daar GMO-gewassen zijn toegestaan en het uurloon lager ligt. Bovendien kunnen ze het daar ook nog eens goedkoper verwerken tot varkens- en kippenvlees dan bij wij. Tegen de Amerikanen met hun extreem lage kostprijzen en de verder in productie komende Zuid-Amerikanen kunnen we niet op. Dat betekent dus dat zelfs een competitief Europese varken uiteindelijk alleen kan overleven als het meer wordt dan alleen maar ‘varkensvlees’. En dan nog moeten we goed opletten voor landen die zomaar hun grenzen kunnen sluiten omdat er geopolitieke aanleidingen zijn. Die kunnen de financiële druk op je interne markt en de rest van de wereldmarkt enorm opvoeren, zoals je dat nu ziet op het gebied van melkpoeder.

Het collectivisme is oude boerenpolitiek, het is passé waar het gaat om nieuwe marktinitiatieven
drie vragen
Onderwijl zit ik met drie vragen.

Moeten we iets doen voor de categorie bedrijven die niet kan reserveren tijdens de piek van de varkenscyclus?

Moeten we iets doen voor bedrijven die inderdaad zo’n zijpad op willen, maar de afrit niet zo makkelijk kunnen vinden? Zij willen inspelen op de veranderende consument en de veranderende samenleving. Maar hoe doe je dat in een foodsector die dominant inzet op prijsstrategieën om consumenten vast te houden.

Moeten we iets doen aan de verstikkende werking van de focus op prijs op de mogelijkheden om te werken aan innovatie van vleesproducten, de markt en de manier waarop partijen in de keten met elkaar omgaan?

Belangrijk uitgangspunt bij de beantwoording van die vragen moet zijn dat het bedrijfsleven dit zelf moet invullen. De overheid komt in de rol van mogelijkmaker. Ik vind nog steeds het principe van oud-minister Cees Veerman over de rol van de overheid: “van zorgen voor, naar zorgen dat” een hele pakkende typering van de nieuwe rol van de overheid binnen liberale kaders.

Wat mij betreft is de tijd van pappen en nathouden voorbij. Het collectivisme is oude boerenpolitiek, het is passé waar het gaat om nieuwe marktinitiatieven. Die afslagen en zijpaden die kunnen zorgen voor economisch robuuste concepten. Die kunnen, zoals ABN AMRO benadrukt, zorgen voor hechte ketenverbanden die nieuwe markten bedienen. Ze brengen een herkenbaar en onderscheidend product op de markt en trekken de voedingsmiddelenindustrie en -handel weg uit hun moordende onderlinge prijsconcurrentie.

Als supermarkten volharden in een rol als dozenschuiver, vraag ik me af wie de regie in het proces moet nemen.

“Boer zoekt consument” in een winter op TV. De rol van de overheid kan dan zijn dit proces te financieren, want niemand heeft het geld daarvoor in zijn budgetten zitten, de super niet, de verwerker niet, de banken niet en de boeren al helemaal niet.
samen leren omdenken?
Dat kan de boer niet zijn, want die heeft zich te lang op de ‘stal en de dieren’ geconcentreerd. Hij heeft de vaardigheden verloren om consumenten te bedienen en de consumentenmarkt te kennen. De slachters zijn verworden tot technische vleesverwerkers en staan onder zo’n financiële druk dat ik ze niet in staat acht een commerciële regie te voeren. De voersector heeft zich op de kerntaak geconcentreerd. En de bank doet uiteraard niets anders dan financieren of juist niet. Wie blijft er over in het land der blinden om succesvol de regie te voeren over nieuwe product/marktcombinaties die de consument uit je handen zou trekken als je ze maar goed aanbiedt. De consument zelf? Zo werkt dat niet, want die koopt wat er in de winkel komt. Dat moet dus iemand willen en kunnen ontwikkelen.

Misschien moeten we wel samen omdenken. Een groepje enthousiaste mensen uit de gehele keten samen in een hok en aan de slag. En laat ze vooral niet vergeten om de link met de consument te zoeken. Betrek consumenten bij deze ontwikkelingen. Laat ze meekijken met dit proces. “Boer zoekt consument” in een winter op TV. De rol van de overheid kan dan zijn dit proces te financieren, want niemand heeft het geld daarvoor in zijn budgetten zitten, de super niet, de verwerker niet, de banken niet en de boeren al helemaal niet. Op die manier kan de overheid helemaal op afstand faciliteren door ervoor te zorgen dat Nederland mee kan kijken en hopelijk nieuwe gevoelens bij nieuwe producten en nieuwe markten ontstaan."

Fotocredits: Annechien ten Have, Annechien ten Have
Dit artikel afdrukken