Wat Eva Lems voor haar proefschrift heeft ondernomen, doen niet veel collega’s in haar vakgebied. Om inzicht te krijgen in de leef- en eetgewoonten van jongeren uit achterstandsbuurten las ze niet alleen de internationale literatuur, of deelde ze vragenformulieren uit. Ze trok ook maandenlang op met 101 jongeren tussen 12 en 18 jaar.

Lems, 35 en moeder van drie kleine kinderen, promoveerde aan de Vrije Universiteit met de dissertatie Kansen voor gezondheidspromotie volgens jongeren uit Amsterdam-Noord en -Zuidoost. Haar diepgravende grass roots-verslag draagt misschien geen hapklare oplossingen aan, maar biedt wel een leerzame en soms schokkende inkijk in de leef- en ervaringswereld van kinderen met wat heet een lage SES, sociaal-economische status.

Met het opgeheven vingertje vertellen wat je wel en niet moet eten, dat werkt niet. Het wordt ervaren als neerbuigend en saai
Betrekken
Lems’ onderzoek maakt duidelijk dat de traditionele, normatieve aanpak van de voorlichting over voeding en gezondheid aan deze jongeren voorbijgaat.
“Met het opgeheven vingertje vertellen wat je wel en niet moet eten, dat werkt niet. Het wordt ervaren als neerbuigend en saai,” zegt Lems. “Het is belangrijk om jongeren te betrekken bij de ontwikkeling en de uitvoering van gezondheidspromotie, zodat het beter aansluit bij hun belangstelling en beleving.”

Het onderzoek (pre-corona uitgevoerd) maakt deel uit van de Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht. Dat gemeentelijke programma streeft er sinds 2017 naar om in 2033 de stad vrij van jeugdobesitas te krijgen.

Socioloog
Lems heeft een brede achtergrond in public health en is ook eerstegraads docent biologie. Maar voor haar onderzoek dook ze als een ware socioloog in het veld. Ze volgde daarbij een methode die heet ‘participatory action research’ (PAR), die ontwikkeld is om – in dit geval - kinderen uit achterstandsbuurten te betrekken bij onderzoek. Het idee is gezamenlijk kennis te ontwikkelen, maar ook naar oplossingen te zoeken, actie te ondernemen en verandering te realiseren. Lems maakte een lifestyle magazine, video’s en vlogs met de kinderen.

“Deze aanpak is redelijk nieuw in public health. Er wordt nog veel traditioneel gewerkt, met vragenlijsten en dergelijke. Er is niet veel van dit soort onderzoek gedaan. Het was niet gemakkelijk om de kinderen geïnteresseerd te krijgen, ze waren in het begin vaak heel wantrouwend. Ik heb zelf alle gesprekken gevoerd, soms met ondersteuning van collega’s en jeugdwerkers.”

‘Othering'
Huib Stam: Het komt een aantal malen in je onderzoek aan de orde dat er zo vaak een negatief beeld aan pubers kleeft. Je noemt het verschijnsel van ‘othering’, naar pubers kijken alsof het vreemde wezens zijn.
Eva Lems: “Ik heb daar geen onderzoek naar gedaan, het was iets dat aan de orde kwam in gesprekken met professionals. ‘Ze willen toch niet’. ‘Ze komen niet opdagen’. ‘Zie je wel, ze zijn toch niet gemotiveerd’. Het kan heel erg frustrerend zijn met jongeren te werken, dat weet ik ook, want ik heb voor de klas gestaan. Je kan ze wel achter het behang plakken soms. Maar als je ze spreekt, en je hoort de andere kant van het verhaal, dan zijn er vaak andere belemmeringen. Maar dat wil niet zeggen dat ze niet gemotiveerd zijn.”

De puberteit is een cruciale periode voor de gezondheid. Er is relatief weinig aandacht voor, omdat jongeren weinig gezondheidsklachten hebben. Er lijkt geen probleem te zijn
Waarom heb je gekozen voor deze leeftijdsgroep?
“De puberteit is een cruciale periode voor de gezondheid. Er is relatief weinig aandacht voor, omdat jongeren weinig gezondheidsklachten hebben. Er lijkt geen probleem te zijn. Maar de puberteit wordt als de tweede belangrijke periode in het leven gezien, na de eerste 1000 dagen van de zwangerschap en de twee babyjaren daarna. Als heel jonge kinderen een valse start krijgen, nemen ze dat voor de rest van hun leven mee. Dat geldt ook voor pubers. Tachtig procent van de jongeren die in hun puberteit overgewicht of obesitas krijgen, blijven hun verdere leven dik.”

Ideaalbeeld
Je beschrijft hoe deze jongeren leven met een grote tegenstrijdigheid in het beeld van zichzelf en van hun lichaam. Ze krijgen vooral door de sociale media een ideaalbeeld opgedrongen. De meisjes slank en knap, de jongens gespierd. Maar ook is het ontzettend stoer om naar de McDonald’s te gaan en junkfood te eten. Die twee sluiten elkaar uit, zou je zeggen.
“Dat is heel lastig. Die tweestrijd zie je echt terug bij jongeren. Ze willen een perfect lichaam, maar ze willen ook elke dag met hun vrienden naar de snackbar om erbij te horen. Dat soort conflicten horen bij opgroeien en het is voor iedereen lastig natuurlijk, niet alleen voor jongeren. Er was altijd veel aandacht voor meisjes met eetproblemen en de beeldvorming van zichzelf. Nu zie je in de wetenschappelijke literatuur ook meer aandacht voor jongens met eetstoornissen en problemen met hun zelfbeeld. Ik zag de jongens daar echt mee worstelen.”

Statusverhogend
Het is misschien geen nieuws, maar voor ouders van pubers toch schokkend, dat junkfood eten voor jongeren statusverhogend is. En dat ouders die het geld eigenlijk niet kunnen missen hun kinderen toch geld voor de McDonald’s meegeven.
“‘Als ik aan m’n moeder geld vraag, krijg ik het gewoon’, dat hoorde ik terug. Opmerkelijk, dacht ik, als je het zelf krap hebt. Van professionals hoorde ik dat ouders dat doen om te voorkomen dat de kinderen op een andere manier aan het geld komen. Maar ook om te verbergen dat ze heel weinig te besteden hebben. Het is uit schaamte voor hun armoede.

Ik gebruik vaak het voorbeeld van McDonald’s. Waarom komen ze daar zo graag? Niet alleen om te eten. Ook omdat ze daar prettig zitten, er gratis wifi is en ze elkaar kunnen ontmoeten. Thuis hebben ze geen wifi en zitten ze in kleine slaapkamertjes met hun broertjes en zusjes. Ik deed mijn onderzoek voor corona, McDonald’s is nu dicht, dus het is interessant wat er nu gebeurt.”

Waarom komen ze zo bij McDonald's? Niet alleen om te eten. Ook omdat ze daar prettig zitten, er gratis wifi is en ze elkaar kunnen ontmoeten. Thuis hebben ze geen wifi en zitten ze in kleine slaapkamertjes met hun broertjes en zusjes. Ik deed mijn onderzoek voor corona, McDonald’s is nu dicht, dus het is interessant wat er nu gebeurt.
Dat kennen we uit de Verenigde Staten, waar de enige ontmoetingsplekken de fastfoodrestaurants zijn. Wij hebben toch jongerencentra, buurthuizen, naschoolse activiteiten om de kinderen op te vangen?
“Het is belangrijk dat jongeren een plek hebben waar ze zich op een gezonde manier kunnen ontspannen. Amsterdam heeft mooie jongerencentra, maar sommigen kunnen wel een impuls gebruiken. Scholen hebben natuurlijk een heel belangrijke functie daarin.”

Je bent zelf ook docent biologie. Wordt er goed en genoeg aandacht aan voeding en gezondheid besteed op scholen?
“Dat ligt er heel erg aan hoe het gedaan wordt en wie het geeft. Ik heb een keer meegelopen op een school waar ze een leefstijlweek hadden. De leerlingen maakten hun eigen gezonde snacks, dat soort activiteiten. Daar hadden ze heel veel plezier in en ze staken er echt wat van op. Maar ik denk dat de traditionele manier van informatie zenden, zoals met een folder van het Voedingscentrum, dat gaat bij de meesten het ene oor in, het andere oor uit. Het zal wel, het sluit niet aan bij hun leven. ‘Neem tussendoor een handje noten,’ lees je dan in zo’n folder. Dat gaan ze toch echt niet doen.

Het is helemaal niet verkeerd jongeren kennis mee te geven, hoor. Bij vakken als biologie en verzorging krijgen ze ook kennis mee. Ze moeten er lol in hebben, dan gaat het er echt beter in.

Jongeren moeten meer ruimte krijgen, maar dat betekent niet dat er geen grenzen gesteld moeten worden. Dat de alcoholleeftijd verhoogd is en roken ontmoedigd wordt, daar sta ik heel erg achter. Het wordt in Nederland al snel als betuttelend gezien, maar het helpt wel. Net als suiker- en vettaxen, dat laten de cijfers gewoon zien.”

Ongelijkheid
Jeugdobesitas is een complex probleem. Jij toont aan dat er ook miscommunicatie met deze doelgroep is en pleit eigenlijk voor een radicaal andere aanpak van de voorlichting.
“Ik ben van mening dat je dat breder moet insteken dan alleen op voeding. Het gaat altijd over voeding, voeding, voeding, maar het moet ook gaan over slapen, over les op school. Over maatschappelijke thema’s die met voeding samenhangen maar niet besproken worden.

Aan de ene kant wil je dingen in het systeem veranderen. Aan de ongelijkheid in armoede, in opleidingsniveau, dat soort maatschappelijke problemen, die ook te maken hebben met gezond kunnen opgroeien. Ouders die grote problemen hebben, kinderen die veel op straat leven.

Aan de andere kant speelt de gezondheidspromotie die door instanties en de overheid ontwikkeld wordt, waar je in een vroeg stadium jongeren bij moet betrekken, bij het hele proces en in de uitvoering. Niet met het vingertje wijzen, maar met jongeren in gesprek gaan om te horen wat zij belangrijk vinden.”

Zou het ook helpen als er minder gemakkelijk vergunningen voor het vestigen van fastfoodrestaurants worden afgegeven? Er is veel discussie over, maar de logica zegt toch dat als er geen McDonald’s is, je er ook niet naar toe kan. Amsterdam neemt al stappen in die richting.
“Dat vind ik een heel lastige vraag. Ik zou het persoonlijk niet erg vinden als er een stuk minder van waren. En dat er wat meer gevarieerde horeca zou zijn, van kleinere ondernemingen, in plaats van die grote tenten waarvan je weet dat geld maken het belangrijkste doel is. Maak het gemakkelijker om gezonde keuzes te maken in de buurt.

Het zou goed onderzocht moeten worden of strenger zijn met vestigingsvergunningen werkelijk effect heeft of dat je het probleem alleen maar verplaatst. Ik durf het niet helemaal zeker te zeggen, maar ik denk dat het helpt. Maar zo helpt alles een klein beetje.”
Dit artikel afdrukken