In totaal schetste het onderzoeksteam 60 scenario’s. Ze combineren verschillende vormen van handelsbeleid met klimaatverandering variërend van 2 tot 4 graden opwarming van de aarde met 2050 als horizon. Vandaag lijden naar schatting 690 miljoen mensen honger, schatten de onderzoekers. Mildere klimaatscenario’s en vrije handel kunnen voorkomen dat meer mensen honger lijden vanwege klimaatverandering. In de slechtste klimaatscenario’s en zonder dat kwetsbare regio’s bijvoorbeeld granen en mais uit andere regio’s kunnen halen, kan het aantal extra mensen dat honger lijdt met 73 miljoen stijgen.
De onderzoekers concluderen daarom dat internationale handel regionale voedseltekorten kan opvangen en honger kan reduceren, vooral wanneer protectionistische maatregelen en andere handelsbelemmeringen weggewerkt worden. Oftewel liberalisering maakt de voedselvoorziening wereldwijd minder kwetsbaar voor klimaatverandering. Het verder afbouwen van importtarieven zou dat effect versterken. Importtarieven zijn een belangrijke barrière voor de internationale handel van bijvoorbeeld basisvoedselgewassen als tarwe, mais of rijst. Om die reden zijn goede vrijhandelsakkoorden en een goede logistiek van belang.
De VN-organisatie pleit ervoor dat overheden gedurende 9 tot 12 maanden geld gaan uitdelen aan bijna een derde (!) van de wereldbevolking“Een globale voedselstrategie moet hand in hand gaan met de verbetering van handelsinfrastructuur,” zegt Charlotte Janssens van KU Leuven. Ze pleit echter voor een 'doordachte liberalisering'; een stijging van export van bijvoorbeeld rijst uit China moet gecompenseerd worden door een grotere import van andere producten. Anders is het effect averechts, waarschuwt Janssens.
Protectionisme
In de huidige crisis hebben landen de neiging zich juist protectionistisch op te stellen. Verschillende landen - waaronder Rusland en India - sloten hun grenzen voor de uitvoer van belangrijke voedselgewassen. De coronacrisis legt bloot hoe afhankelijk de wereld is van handel. De corona-tijd kenmerkt zich, mede omwille van de wens voor meer duurzame productie, door voorstellen voor korte ketens en een kringloopeconomie dichtbij huis. De vraag is of dat op wereldwijde schaal realistisch is. Landen die zelf niet genoeg voedsel kunnen produceren komen in de problemen met ernstige hongersnoden tot gevolg. De allerarmsten in die landen krijgen het vaak het zwaarst te verduren. Dat kan leiden tot sociale onrust en mogelijk volksverhuizingen.
Basisinkomen ter overleving van de crisis
Inmiddels breekt het Covid-tijdperk aan. De gevolgen van een infectieus virus op de armoede in de wereld tekenen zich af, maar waren nog niet meegenomen in de berekeningen van de Leuvense onderzoekers. De Verenigde Naties maken zich inmiddels zorgen om een nog grotere groep dan de kleine 700 miljoen mensen die de Leuvense onderzoekers hebben geïdentificeerd als urgent kwestbare gevallen. Om ervoor te zorgen dat de 2,7 miljard arme mensen uit met name Afrika, Azië en Zuid-Amerika onder andere eten kunnen kopen stelt het United Nations Development Programme (UNDP) een basisinkomen voor. De VN-organisatie pleit ervoor dat overheden gedurende 9 tot 12 maanden geld gaan uitdelen aan bijna een derde (!) van de wereldbevolking. Hoofdeconoom bij UNDP George Gray Molina spreekt van een Marshallplan. Het vergaande voorstel is volgens hem verrassend goedkoop: de meeste ontwikkelingslanden zouden er minder dan 1%van hun bbp voor moeten reserveren. Het UNDP schat dat het plan wereldwijd 200- tot 400 $miljard per maand vergt. Dat geld moet beschikbaar komen door uitstel van de aflossingen van de enorme schulden van armere landen, zo kunnen de landen het transfersysteem zelf financieren. De geldtransfers zullen voor zorgen dat de economie blijft draaien en sociale onrust uit kan blijven.
Op 30 december krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Eens, Henk, wereldhandel moet niet louter zijn gebaseerd op comparatieve voordelen, op efficiëntie dus. Want dan creëer je (te) sterke regionale specialisaties en die brengen ook risicoconcentraties met zich mee, zowel in biologisch als in geopolitiek opzicht.
In de "just-in-case" economie waar we nu heen moeten, is het verstandig als landen en groepen van landen (zoals de AU en de EU) hun "supply risk" spreiden en veerkracht inbouwen tegen grote misoogsten, grote uitbraken van dierziekten en geopolitieke spanningen.
Voor landen met lage zelfvoorziening moet er enige ruimte zijn om exportverboden op te leggen in tijden van hoge voedselprijzen. Als je daar afspraken over maakt kunnen de domino-effecten beperkt blijven.
Misschien kunnen we de term "vrijhandel" maar beter helemaal vergeten. Het is een dagdroom. Prof. C.T. de Wit zei destijds al dat hij daar niet in geloofde, alleen in vrijhandel binnen regio's. Over Afrika zei hij: "Voedsel moet je daar produceren waar de monden zijn". Trouwens, de meeste handelsakkoorden zijn niet gebaseerd op vrijhandel, maar op import- en exportquota.
Ik denk dat we er niet uitkomen zonder definitie van "vrijhandel". Zonder uit te zoeken hoe die Belgische onderzoekers dat definiëren, ik dacht aan de ideale situatie waarbij comparatieve voordelen bepalen wie waar wat produceert, waardoor de prijzen voor ieder zo laag mogelijk worden. Zo besloten de Afrikaanse staatshoofden in 2006 in Abuja, dat de handel in kunstmest op het continent geen barrières mocht kennen: "net als in geval van medicijnen nergens import en export tarieven". Een andere conditie voor "mijn vrijhandel" is "zo duurzaam als maar mogelijk produceren". Nee, echt vrij is mijn vrijhandel niet.
Vrijhandel betekend ook vrijhandel in veevoer. En juist bij de (wereld)handel in veevoer wringt de schoen het meest. De wereldmarktprijs voor veevoer is te hoog voor de veehouders in armere regio`s. Daardoor komt veehouderij in armere regio`s ook maar moeilijk van de grond. Welvaart begint bij veehouderij.
Wouter, je hebt gelijk als je stelt "Vandaag, bij lage wereldmarktprijzen, tarieven afbouwen.......". Daarin zullen ook die Belgische onderzoekers je gelijk geven. Maar het gaat om het vergezicht, wanneer de gemiddelde wereldtemperatuur 4 graden hoger is geworden.
Kan me goed in het artikel vinden. Maar moeilijke weg te gaan. Hoe b.v. te voorkomen dat in Zuid Rwanda lokale tarwe duurder is dan Argentijnse, ondanks 1,5 oceaan en 1800 km wegtransport.