Dinsdag 28 juli, 13.00 uur. De grote zaal in de bibliotheek van de Nicaraguaanse landbouwuniversiteit vult zich langzaam met studenten. Om twee uur is het vol. De aanwezigen studeren voedingsmiddelentechnologie, economie, toerisme en chemie. Totaal waren ze met zijn zeven-en-tachtig-en. Een mooi aantal voor een kleine enquête.

Ik vroeg “wie van jullie heeft er ooit van het woord Fair-trade gehoord?” het bleef stil. “Echt waar kent niemand hier het woord Fair-trade? Heeft niemand een idee wat dat is?” Vanuit de hoek kwam voorzichtig een hand omhoog. In de stille zaal stond de jongen op en zei: “Fair-trade is handel waarbij een eerlijke prijs wordt betaald, kennis wordt uitgewisseld en mensen vaak ook nog worden geholpen door hen vooruit te betalen”.

Met zijn definitie kwam deze student, helaas maar die ene op 87, dicht in de buurt van de definitie van de grote vier NGO’s op het gebied van Fair-trade, de FLO, WFTO, NEWS! en EFTA: Fair-trade is a trading partnership, based on dialogue, transparency and respect, witch seeks greater equity in international trade. It contributes to sustainable development by offering better trading conditions to, and securing the rights of, marginalized producers and workers.

Uit de vragen die naar voren kwamen bleek dat eerlijke handel een onderwerp is waarbij studentenuit derdewereld landen betrokken moeten worden. Enthousiast kwamen de vragen los. Ik deed m'n best ze allemaal te beantwoorden.
Bij een van de laatste vragen begon ik te haperen. Hij kwam van een boerenzoon. “Ik denk dat dit echt iets voor mijn vader is", zei hij en vroeg: "Hoe kan hij zich inschrijven voor een programma?”

Ik moest even slikken omdat ik me realiseerde dat het pijnlijk was. Ik moest bekennen dat ik uitgerekend die vraag niet kon beantwoorden.

Mag een boer toe treden tot een Fair-trade organisatie of wordt hij uitverkoren? Maar hoe dan? Weet Max Havelaar dat misschien?
Dit artikel afdrukken