In de 25 jaar dat de Raad voor Dieraangelegenheden (RDA) bestaat, is er veel veranderd in de positie van het dier en in de publieke opinie over dieraangelegenheden.

Dat schrijft de RDA in de inleiding bij De Staat van het Dier, een bundeling van enquêteresultaten, beschouwingen over de verschillende diergroepen en essays over schurende kwesties.

Maatschappelijke aandacht
Er is meer maatschappelijke aandacht voor dierenwelzijn, constateert de RDA. Nederlanders zijn met betrekking tot dieren preciezer, gevoeliger, voorzichtiger en zorgvuldiger geworden. Niet in het minst door maatschappelijke kritiek, publiek debat en wetenschappelijke inzichten. Dat heeft impact op bestuurders en sectoren. Het is tijd voor een nieuw verbond tussen mensen en dieren. "Het tijdperk waarin we vooral naar de overheid keken voor het verbeteren van dierenwelzijn is definitief voorbij. In het huidige tijdsgewricht kan maatschappelijke kritiek met de snelheid van het licht worden gemobiliseerd. Daardoor ontstaat er voortdurend druk op dierenhouders en hun organisaties, op het openbaar bestuur en de politiek," staat in het rapport.

In dat krachtenveld wil de RDA zijn bevindingen delen en toetsen. Voor een deel gebeurt dat al met de publicatie van De Staat van het Dier. Niet op Dierendag zelf, dat zou "een beetje obligaat" zijn, zegt Marc Schakenraad, de secretaris van de RDA.

Dat het rapport op zondag verscheen, had een uiterst prozaïsche reden: het werd besproken in de zondaguitzending van Vroege Vogels. Een mooi podium om het rapport voor het voetlicht van het brede publiek te brengen. De volgende stappen zijn regionale bijeenkomsten voor professionals die zich met dieren bezig houden. Schakenraad: "We willen onze beschouwingen delen en vaststellen wat ons dan te doen staat. Die agenda moeten we voortdurend blijven aanscherpen." Wat Schakenraad betreft, is het iedere dag dierendag.

Dierenwelzijn gaat ons aan het hart
De burger komt in de publieksenquête aan het woord. Daaruit komt bijvoorbeeld dat het welzijn van dieren ons aan het hart gaat. Gemiddeld geven Nederlanders zichzelf een 8,2 als rapportcijfer op dat aspect. Tachtig procent van de ondervraagden gunt dieren een goed leven. We vinden dat dieren, omdat ze een eigen waarde hebben, daar een 'moreel recht' op hebben. Onze omgang met proefdieren scoort een krappe voldoende (5,7); die met productiedieren (6,1) en wilde dieren (6,8) zit boven de zes. Met onze huisdieren gaan we het best (7,3) om.

De nauwe band tussen baasjes en gezelschapsdieren is positief voor de gezondheid en het welzijn van dieren. Maar de vermenselijking van dieren brengt ook risico's met zich mee, zoals dieronwaardige modegrillen (fokken op extreme uiterlijke kenmerken). In de veehouderij spelen nog altijd een aantal hardnekkige welzijnsproblemen, zoals het couperen van staarten, krappe hokken, verveling veroorzaakt door een prikkelarme leefomgeving, sterfte van jonge dieren en transport over lange afstanden. Bij wilde dieren staat bijvoorbeeld de 'afblijfplicht' (denk aan de Oostvaardersplassen) haaks op de zorgplicht voor gehouden dieren. En als dieren die overlast geven bestreden moeten worden, ook plaagdieren, moet dat met zo min mogelijk ongerief voor de dieren gebeuren.

Ruim twee vijfde van de Nederlanders (43%) is van mening dat het welzijn van productiedieren de afgelopen tien jaar sterk is verbeterd. Verder blijken we het "relatief vaak" eens met de uitspraak van Europarlementariër Annie Schreijer-Pierik (boerin, CDA) dat dieren het liefste in een Nederlandse stal worden gehouden. Nederlanders vinden dat "productiedieren het in Nederland veel beter hebben dan in andere Europese landen".

Wie naar de campagnes van dierenwelzijnsorganisaties luistert, krijgt een andere indruk.

Om die forse dissonant te duiden, gebruikt de Raad geen cijfers maar woorden. "Soms is schuren (hard wrijven) nodig om iets te laten glanzen. In deze context is dat glanzen wellicht acceptatie. In de 25 jaar waarin de RDA gevraagd en ongevraagd advies heeft gegeven over dieraangelegenheden, ging dit vaak over het doden van dieren. Een snelle inventarisatie van de zienswijzen op de RDA-website leert ons dat het merendeel wel iets te maken heeft met het doden van dieren. Jammer genoeg hebben alle inspanningen van de RDA er nog niet toe geleid dat de schurende kwesties over het doden van dieren geheel verhelderd zijn – laat staan geaccepteerd. Misschien is het schuren zelfs nog toegenomen. Voorbeelden zijn acties vanuit de politiek door de Partij voor de Dieren, vanuit groepen als ‘Wakker dier’ of ‘Varkens in Nood’ en vanuit veel betrokken burgers – aangewakkerd door sensationele berichten op de sociale media."

De Raad ziet klimaat als een nieuw werkterrein. "Ontwikkelingen zoals klimaatverandering, exponentiële bevolkingsgroei en de ontwikkeling van kweekvlees vragen bovendien om nieuwe afwegingen over het doden van dieren. Bijvoorbeeld het beperken van het gebruik van fossiele brandstoffen door middel van windmolens – deze molens doden vogels en waterdieren. Zie hier een mogelijk onderwerp voor een toekomstige zienswijze: ‘Klimaatbeleid en het doden/lijden van dieren’."
De Vogelbescherming ging de RDA al voor met een eerste poging tot praktische adviezen om dieren niet het slachtoffer te laten worden van onze energiebehoefte.

Wie het eenvoudig bekijkt, realiseert zich dat de ecologische voetafdruk van het leven van mensen per definitie uiterst schadelijk en dodelijk is voor het leven van wilde dieren. Het nieuws vertelt ons dat dagelijks. Niettemin blijkt dat we een onszelf een ruime voldoende (6,8) geven voor onze omgang met de wilde fauna. We mogen ons afvragen of dat een fact of life of een schurende dissonant is.

Over 4 jaar vraagt de Raad ons opnieuw hoe we denken over onze relatie met dieren.

De Raad voor Dieraangelegenheden (RDA) is een onafhankelijk raad van een veertigtal deskundigen die gevraagd en ongevraagd advies uitbrengt aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In de raad zitten dierenbeschermers, veehouders, ecologen, ethici, wetenschappers en dierenartsen.

De Raad werd in 1993 ingesteld op basis van Artikel 2 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren, als adviesraad voor de toenmalige minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). De RDA had toen als werkveld het dierenwelzijn, de diergezondheid en biotechnologie. Alle algemene maatregelen van bestuur (AMVB's) moesten voor advies aan de Raad worden voorgelegd. Daarnaast kon de Raad de Minister op eigen initiatief van advies dienen.

Dit artikel afdrukken