Iets minder dan 8% van de jonge Amerikanen is allergisch voor een of meerdere soorten voedsel. Volgens de opgaven van hun ouders is dat zelfs 11%. Van de Amerikaanse volwassen kampt 10% met een voedselallergie, en denkt 19% zelfs een voedselallergie te hebben, blijkt uit een deze week verschenen studie.
Deze en vele andere recente studies signaleren een sterke toename van voedselallergieën in westerse landen. Uit het verschil tussen het aantal vermoede gevallen en de feitelijke gevallen blijkt dat het lastig is om vast te stellen, zeker door bezorgde ouders, of een kind werkelijk last heeft van een voedselallergie. Dat wordt bepaald aan de hand van bepaalde biomarkers in het bloed.
Alarmerend is niet alleen de toename van ziektegevallen, maar ook de oorzaak daarvan. In veel gevallen is de oorzaak niet te achterhalen. Daarnaast blijft het de grote vraag waarom zoveel kinderen allergieën ontwikkelen.
Geen eenduidig antwoord
Om met dat laatste te beginnen: daar is geen eenduidig antwoord op. In een artikel van de BBC komen een aantal mogelijke oorzaken aan de orde. De eerste is de bekende hygiëne-hypothese. Kinderen leven in een te schone omgeving, waardoor hun immuunsysteem onvoldoende belaagd wordt door allergenen en zich niet voldoende ontwikkelen kan.
Een tweede mogelijkheid is een tekort aan vitamine D. Dat is nodig voor de ontwikkeling van het immuunsysteem. Maar veel kinderen, over de hele wereld, komen te weinig buiten en krijgen niet genoeg vitamine D uit voeding. Volgens de BBC is het vitamine D tekort onder kinderen in de Verenigde Staten in een decennium verdubbeld.
Een derde mogelijkheid is de ‘dual allergen exposure’-theorie, die kortweg neerkomt op een goede timing. Het immuunsysteem reageert als het de eerste keer met een allergeen te maken krijgt met het aanmaken van een antistof. Maar als de timing niet goed is of er is contact met een allergeen door de huid, dan ontwikkelt zich geen tolerantie, maar een allergie. Het proces van sensibilisatie heeft dan een verstoord verloop.
De veranderingen in het dieet van de westerse mens in de laatste decennia hebben volgens immunologen grote invloed op die sensibilisatie. Veel onderzoekers zoeken het in die richting.
De Amerikaanse kinderen uit het onderzoek zijn allergisch voor pinda’s, zuivel, schaal- en schelpdieren en noten. Veertig procent van hen reageert heftig, vaak met een anafylactische shock op een zeer geringe hoeveelheid allergeen. Bekend zijn de gevallen van kinderen die niet in de buurt van een pinda of sesamzaad kunnen komen. Een Britse teenager overleed nadat ze een broodje at waarin sesamzaadjes waren verwerkt.
In Australië is het aantal bekende gevallen van voedselallergie onder kinderen het hoogst van alle westerse landen. De HealthNut study laat ook veel intolerantie voor eieren onder jonge kinderen zien.
De 1,6 miljoen Amerikaanse kinderen met een pinda-allergie zouden misschien geholpen zijn met een aanpak volgens het LEAP-protocol, Learning Early About Peanut.
De oplossing zit niet in het vermijden van contact met pinda’s, maar juist in het gedoseerd, van jongs af aan, in contact brengen met producten waarin pinda’s zitten. Want algemeen wordt de toename van voedselallergieën vooral toegeschreven aan het verminderde contact van kinderen met allergenen die het immuunsysteem trainen.
Op 11 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Nieuw bewijs voor de hygiënehypothese dus.
Laat ik er nog een hypothese ingooien. Het is goed mogelijk dat hier het microbioom een rol speelt.
1. Het westerse voedingspatroon en leefstijl (inclusief medicijngebruik) heeft een flinke invloed op het microbioom.
2. Bovendien heeft het microbioom een uiterst belangrijke rol in het trainen van ons immuunsysteem. Vooral verstoringen in de eerste paar maanden kunnen een blijvend effect hebben op de status van het immuunsysteem, waardoor de kans op allergieën (wat een overdreven respons op bepaalde stoffen is) toeneemt.
3. Niet alleen hebben verstoringen van het immuunsysteem een rechtstreeks effect op de kans op het ontstaan van allergieën, ook krijgt het immuunsysteem een zekere 'gewenning' aan het initiële microbioom en zorgt het immuunsysteem daardoor zelf dat latere kolonisatie van de darm door bacteriën met gunstige functies mogelijk tegengewerkt wordt omdat ze als 'ongewenst' gezien worden. Dat effect kan ervoor zorgen dat gunstige effecten van het microbioom op het immuunsysteem tijdens het latere leven (zoals remming van sterke reacties) ook onvoldoende plaatsvindt, met als mogelijk indirect effect meer kans op allergieën als gevolg.
4. Daarnaast krijgen kinderen hun microbioom grotendeels via hun moeder. Met name natuurlijke geboorte (i.t.t. keizersnede) speelt daar een belangrijke rol in. Dat betekent dus ook dat verstoringen in het microbioom bij de moeder haar weerslag heeft op de ontwikkeling van het microbioom van het kind. Idem voor geboorte via keizersnede of flesvoeding.
5. En dan heb ik het nog niet eens gehad over epigenetische veranderingen bij de moeder (en vader) die mogelijk dezelfde oorzaak (voeding, leefstijl) hebben als de verstoringen in hun microbioom, of zelfs hun oorsprong vinden in dat verstoorde microbioom, maar die ook invloed hebben dan wel overgebracht kunnen worden op het kind.
Kortom, voeding, leefstijl, medicatie, vervuiling, stress, zijn allemaal bekende factoren die invloed hebben op het microbioom. Verstoringen daarvan kunnen repercussies hebben op het microbioom van een kind, terwijl juist het microbioom (in m.n. de eerste maanden) een heel belangrijke rol heeft in het trainen van het immuunsysteem.
Zijn er aanwijzingen die deze hypothese bevestigen? Jazeker, velen zelfs. Ik noem er één: er wordt gezien dat bepaalde behandeling met probiotica bij moeder in de laatste maanden van de zwangerschap en pasgeboren kind in de eerste levensmaanden het risico op allergieën bij het kind behoorlijk kan beïnvloeden, soms zelfs halveren.
Ik zou willen suggereren om deze hypothese ook te overwegen in het lijstje van mogelijke oorzaken.
Als het op voedselallergieën aankomt is er veel 'mogelijk', 'waarschijnlijk' en 'aannemelijk'. Over waarom mensen allergieën ontwikkelen en hoe allergieën voorkomen of bestreden zouden kunnen worden is nog maar weinig concreets bekend.
Ik heb er zelf mee te maken, onze zoon helaas ook. (Allergische aanleg is erfelijk.) De reactie die bij mijn allergieën hoort wens ik mijn ergste vijanden niet toe. En als ouder is zo'n allergie bij je kind een constante zorg.
Tot op heden heb ik van artsen en zelfs allergiespecialisten weinig waardevolle informatie gekregen over mijn pinda- en notenallergie. We weten weinig, jammer genoeg.
Dat de toename van voedselallergieën gezien wordt als bewijs voor te hygiënisch leven en te weinig buiten zijn is naar mijn idee een te snelle conclusie.
Men zou eens kunnen onderzoeken of er bij kinderen misschien op bepaalde manieren grootschalig op het immuunsysteem wordt ingewerkt en of dat mogelijk invloed heeft.
Ik mis er in ieder geval nog één: de toepassing van glyfosaat en bestrijdingsmiddelen. Vreemd dat met die mogelijkheid geen rekening wordt gehouden. Mij lijkt het dat ook die meegenomen moet worden. Zie hier een overtuigende presentatie van Dr. Thierry Vrain, niet makkelijk, niet voor mij als leek, maar degelijk en zoals ik het inschat, objectief. Zijn conclusie is angstwekkend. Let ook op toepassing van glyfosaat als deseccant. Zien we hier in NL volgens mij ook al op de soms opvallend bruine velden.