Nederland is een voedselwalhalla. Nooit eerder in de geschiedenis is voedsel zo overdadig aanwezig geweest en wordt op zoveel plekken eten te koop aangeboden. Van eigen grond en van over de hele planeet komen de etenswaren ons tegemoet. Voedsel dat ook nog eens zo betaalbaar is dat we nog maar zo’n tien procent van onze inkomsten aan eten besteden.

Wat rest is ‘anders’ boeren, zoals je eigen korte afzetketen organiseren of je concentreren op een nichemarkt
Zie hier het succes van het Nederlandse en Europese beleid gericht op het verhogen van de landbouwproductiviteit. Echter, de vanzelfsprekendheid van deze keuze die zestig jaar geleden is gemaakt is voorbij. De weg van groot, groter, grootst (schaalvergroting) en meer met minder (efficiencywinst) loopt ten dele stuk op economische (boeren zonder levensvatbaar verdienmodel) en ecologische (druk van voedselproductie op biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen) grenzen. En deels versmalt zich deze weg omdat boeren tegen uiterst lage kosten voor een steeds beperktere groep is weggelegd. Wat rest is ‘anders’ boeren, zoals je eigen korte afzetketen organiseren of je concentreren op een nichemarkt.

Voedselbeleid
Praten over een duurzame, innovatieve en concurrerende landbouwsector vraagt om kritische zelfreflectie, tolerantie jegens dwarsdenkers en erkenning dat behaalde resultaten in het verleden geen garantie bieden voor de toekomst. Het vraagt om ruimte voor pluriformiteit en om (ontwikkelings)kansen voor ‘alternatieve’ productiesystemen. Staatssecretaris Martijn van Dam erkent dit in beleidsstukken. Het is te wensen dat hij dit punt ook krachtig naar voren brengt tijdens de top. Bijvoorbeeld door aan te geven dat het niet zo kan zijn dat autoriteiten als de Autoriteit Consument en Markt duurzame initiatieven belemmeren of dat landbouwsubsidies worden verstrekt die het verduurzamingsproces niet ondersteunen.

Praten over een duurzame, innovatieve en concurrerende landbouwsector vraagt om kritische zelfreflectie, tolerantie jegens dwarsdenkers en erkenning dat behaalde resultaten in het verleden geen garantie bieden voor de toekomst
De voedselconsumptie buiten het vanzelfsprekende bespreken, betekent dat het heilige huis van de keuzevrijheid ter discussie mag staan, dat voorstellen ter tafel mogen komen om de overmatige consumptie van zout, zoet en vet daadwerkelijk te keren of de consumptie van vlees en zuivel te matigen ten gunste van groente- en fruitconsumptie. Het gaat hier ook om het realiseren van een heuse omslag in de dominante normen en waarden van onze consumptiecultuur, waardoor de groene en gezonde keuzes echt de gemakkelijke worden. Een omslag die niet louter aan technologie – hoe belangrijk ook – is over te laten en evenmin automatisch door consumenten wordt gemaakt. Het vereist overheids- en bedrijfsbeleid dat de huidige kaders van zelfregulering overstijgt en zich durft te richten op radicale omvorming van de eet- en kooplustopwekkende omgeving. Marktwerking alleen biedt hier geen uitkomst.

Maatschappelijke doelen
Het naoorlogse maatschappelijk doel van voldoende voedsel voor iedereen behoeft bijstelling. De doelstellingen van nu en straks zijn breder. Ze gaan over het tegengaan van zowel overgewicht als ondervoeding, over eerlijke prijzen en het meenemen van verborgen kosten in de prijs van voedsel, over verdelingsvraagstukken rondom voedsel, over plattelandsgebieden waar landschapspijn wordt ervaren, over minder eten, over innovaties die verdergaan dan de optimalisatie van het bestaande, over nieuwe verdienmodellen, en over productie en consumptie binnen de ecologische grenzen van onze planeet en bijdragend aan de kwaliteit van leven van mens en dier.

Wie de vanzelfsprekendheid van voedsel voor lief neemt, wentelt zich in genoegzaamheid. De aan voedsel gerelateerde welvaartsziekten, klimaatbelastende productiepraktijken, bedrijfsvoeringen die interen op hun toekomstbestendigheid, of morrende maatschappelijke krachten leren dat er genoeg essentiële punten van zorg en discussie aanwezig zijn. Laten die niet worden doodgezwegen tijdens de Voedseltop van morgen.

Hans Dagevos en Petra Berkhout zijn verbonden aan Wageningen University & Research
Dit artikel afdrukken