Zouden de congresgangers het maandag met hem eens zijn?
Inzet van de discussie bij de Nederlandse Academie van Wetenschappen is de vraag welke claims op de gezondheid van voedselproducten en voedingspatronen als waar mogen gelden. De geldende wetenschap vereist zogenaamde dubbelblinde tests die herhaalbaar moeten zijn. Daaruit moet een gemiddeld effect blijken op gemiddelde mensen. Is dat niet aantoonbaar, dan mag een product of een menu niet als 'gezond' gelden.
Van Ommen: “We zijn inmiddels in staat om per individu zijn individuele normaalstaat te bepalen. Die is voor iedereen anders omdat iedereen een heel persoonlijk leven leidt met heel verschillende invloeden. Van daaruit kunnen we bovendien bepalen welke voedingsmiddelen en supplementen iemand zullen baten of juist schaden. Algemeen onderzoek kan als het ware worden overgeslagen.”
Volgens Van Ommen staat een heel nieuwe wetenschap op de drempel die de voedingswetenschappen veel relevanter kan maken dan op dit moment. De gangbare opvatting van wetenschap kan nl. niet zoveel bewijzen leveren omdat voeding een complex onderwerp is met vele ingebouwde confounders, factoren die ruis veroorzaken.
Van Ommen: "het zou niet rationeel zijn als resultaten van onderzoek die blijken te werken en mensen fit houden binnen hun persoonlijke situatie door een achterhaalde wetenschapsopvatting buiten het bereik van al de miljoenen mensen zouden blijven die er – inmiddels ‘bewezen’ – baat bij zouden hebben."
Volgens Van Ommen zou de inzet van de discussie maandag a.s. dan ook moeten zijn welke uitgangspunten voor de voedingswetenschappen rationeel kunnen heten. Vasthouden aan de gangbare praktijk van dubbelblinde tests en gemiddelden ziet hij als achterhaald. Op mijn vraag of het openzetten van de deur naar een volstrekt individuele benadering van gezondheid en voeding niet zou kunnen leiden tot misbruik van claims antwoordde hij: "nee, dat is een kwestie van ethiek. Van iedereen, van onderzoekers, van bedrijven en hun marketeers en van journalisten die geen onzin moeten schrijven of hun bronnen beter moeten controleren. Om je een voorbeeld te noemen: mijn ogen rolden uit mijn hoofd toen Walter Willett in Nederland – waar veel melk wordt gedronken – ging beweren dat 2 glazen melk per dag gemiddeld ongezond zijn. Dat is een onzinnige bewering die voor heel veel mensen niet opgaat, terwijl voor sommigen 1 glas al te veel is. Ik zou juist willen benadrukken dat wetenschappers niet “hijgerig” moeten zijn met krasse te snelle boodschappen, zeker niet buiten de kleine kring van vakbroeders, omdat dit zulke 'waarheden' heel snel een eigen leven gaan leiden."
Zijn die nieuwe technieken al voldoende bruikbaar in de praktijk? Van Ommen verwees me naar de case van Michael Snyder, de bekende Stanford University hoogleraar in de genetica. Hij monitorde een jaar lang alle biochemische processen in zijn lichaam en kon daarmee zelfs het komen en weer gaan van Diabetes Mellitus II - de volksvijand van dit moment - volgen en laten zien hoe hij die de ziekte kon besturen. Van Ommen: "Dat deed hij niet met een klassieke bloedtest van een tiental waarden, maar letterlijk op duizenden zodat een volkomen persoonlijk beeld ontstond. De nieuwe technieken maken het mogelijk zich ontwikkelende onbalansen - 'ziektes' noemen we dat - vroegtijdig op te sporen en bij te sturen met heel precieze interventies van voedingsstoffen. En ook daar hoef je bijvoorbeeld maar eens in de maand een test voor te doen."
De case van Snyder is hier te lezen.
Fotocredits: Michael Snyder door Steve Fisch op scopeblog.stanford.edu
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Verplicht gebruik geaccrediteerde onderzoekmethode,s inzake onderzoek bij voedselveiligheid is er ook niet aldus Productschap in verklaring. Onduidelijk is nog voor mij hoe hier het Min. van Volksgezondheid over denkt.
Praktijk heeft nieuwe sluitende voedingsonderzoeken nodig. Je kunt in al die universiteiten, acedemie,s, congressen, praten wat je wil , zolang er geen meldingsverplichting is bij voedselveiligheidsonderzoek inzake verboden supplementen zit je op een eilandje met al je ontwikkelde onderzoekmethoden . Technisch gezien kan men alles al wel in beeld brengen met de beschikbare onderzoekmethode,s en de ringtesten erop. Diverse laboratoria zijn er in Nederland waar veel (laboratoria)onderzoek is inzake gezond voedsel. Uiteraard vind men wel eens wat in gangbaar voedsel in opdracht van de opdrachtgever en vervolgens heeft men de keus uit een paar opties. Optie 1, Melding maken bij de NVWA , of optie 2 , het vernietigen van de uitslagen en vernietiging van monsters en monsterbegeleidingspapieren. Maak je je keuze in belang van gezondheidsverantwoording dan kies je optie 1 , en maak je je keuze in belang van economie en bedrijfsbelang opdrachtgever onderzoek dan kies je optie 2 . Productschappen Veevoeder en Vee en Vlees hebben geen verantwoording in welke keuze,s er gemaakt worden tussen die keuze van melden bij NVWA en die vernietigingsmogelijkheid van laboratoriumuitslagen is mij deze week medegedeeld.
Toen ik als huisarts met 40 jaar veelal teleurstellende ervaringen met het proberen te genezen van mensen er lucht van kreeg dat met gezondere voeding met name chronische ziekten in een groot percentage van de gevallen te voorkomen waren - mind you, te voorkomen! – ben ik mij natuurlijk als een haas gaan verdiepen in wat de voedingswetenschap ons in dat opzicht concreet te bieden had. Daarbij vielen mij twee op. Ten eerste een gebrek aan compassie met de mens van vandaag en de door de WHO ook voor de Westerse wereld bepleitte ‘sens of urgency’, en een neiging om alles over de rol van voeding bij het handhaven van gezondheid en voorkomen van ziekten bekend is en informatie hierover in slechts twee categorieën verdeeld kan worden: waar en niet waar, feiten en fabels. Daarmee suggererende dat de voedingswetenschap als nog betrekkelijk jonge wetenschap reeds in staat is dergelijke onbetwistbare uitspraken te doen. Maar als dat zo zou zijn, waarom zijn er dan nog geen standaarden waarop bijv. de huisarts zich zou kunnen baseren als deze echt werk zou willen gaan maken met het op grote schaal voorkomen van de vaak hemel schreiende ellende waarmee hij wekelijks wordt geconfronteerd? De enige ‘standaard’ die hij aangereikt krijgt is het advies ‘eet maar gewoon gezond’ waarbij wat dat precies inhoudt in het midden wordt gelaten. Een stellingname die bij nadere beschouwing slechts blijkt te berusten op het axioma het aangeboden voedsel alle voor het voorkomen van ziekten benodigde voedingsstoffen en voldoende mate bevat. Dus als u toch ziek geworden bent: eigen schuld dikke bult.
De geschiedenis van de geneeskunde staat echter bol van de kwalijke gevolgen van wetenschappers die de betrekkelijkheid van hun actuele kennis onderschatten. En voor mij was het al snel de vraag of de jeugdigheid van de voedingswetenschap ons niet naar een soortgelijke valkuil zou kunnen voeren. Zeker als je bedenkt dat de beide kernbegrippen, voedsel en gezondheid, nog niet of nauwelijks in meetbare termen gemeten kunnen worden. Wat voedsel betreft denk ik dan met name ook aan de nieuwe kennis en inzichten over de rol van farmacologisch actieve micronutriënten (phytochemicals). Wat het meten van gezondheid betreft lijkt mij de systeem biologische benadering zeer interessant. Maar om nu meteen al te concluderen dat elk mens anders is en een one size fits all benadering over boord kan lijkt mij wat voorbarig. Voor groepspreventie is een dergelijke aanpak ieder geval weinig bruikbaar. Tenzij de overheid de nodige gelden vrij zou maken om eens in de maan bij iedereen de duizenden tests van Snyder te laten uitvoeren.
De kern van de kritiek op de beoordelingssystematiek van EFSA is niet dat RCT’s achterhaald zijn maar dat deze voor voedingsgeneeskundig onderzoek niet goed bruikbaar zijn, zoals door diverse onderzoekers met plausibele argumenten wordt gesteld.*
*
Benson K, Hartz AJ. A comparison of observational studies and randomized, controlled trials. N Engl J Med. 2000 Jun 22;342(25):1878-86.
(Sesso HD, Gaziano JM, VanDenburgh M, Hennekens CH, Glynn RJ, Buring JE. Comparison of baseline characteristics and mortality experience of participants and nonparticipants in a randomized clinical trial: the Physicians' Health Study. Control Clin Trials. 2002 Dec;23(6):686-702.
Kan spannend worden maandag. In de pharma waar het onderzoek bestaat uit het monitoren van het effect van een enkel molecuul op een bepaalde receptor heeft de RCT bewezen een goede methode te zijn. De vraag of dat ook bij voeding zo is, waar het gaat om heel veel verschillende moleculen in een niet constante samenstelling is inderdaad een terechte. Overigens heeft een grote meta aangetoond dat zelfs bij Pharma met al dat goede onderzoek leidend tot goede protocollen, bij 90 % van alle medicijnen slechts in ongeveer 30% van de gevallen een patient het juiste medicijn op het juiste moment krijgt. De bijverschijnselen krijgen ze wel allemaal. Dat risico van die bijverschijnselen hebben wij bij voeding gelukkig niet, maar het zou wel mooi zijn als we met slimmere onderzoeksmethoden hoger dan die 30% uit zouden kunnen komen. De vraag is dan welke andere methoden, naast de RCT die in bepaalde gevallen zeker zijn waarde zal behouden, we kunnen gebruiken. Laten we hopen dat het Maandag daar over gaat en niet over de vraag wat altijd het "de beste" methode is.