Landbouwers hebben voorkooprecht, dat klopt, maar ze kunnen de gronden enkel kopen wanneer ze het hoogste bod evenaren. En in de praktijk is de hoogste bieder vaak een niet-agrarische biederSoms wordt er, ietwat gemakzuchtig, verondersteld dat een landbouwer de verkoop van zijn gepachte gronden zou moeten toejuichen. Want niets belet de landbouwer om deze gronden zelf over te kopen. Althans, in theorie. “Landbouwers hebben voorkooprecht, dat klopt, maar ze kunnen de gronden enkel kopen wanneer ze het hoogste bod evenaren”, zegt Vandermaelen. “En in de praktijk is de hoogste bieder vaak een niet-agrarische bieder. Denk bijvoorbeeld aan mensen die een hoeve aankopen om er een mooie woning van te maken met een tuin of paardenweide.”
Landbouwer Steven De Roo, die eerder aan bod kwam in VILT over zijn ervaring met publieke gronden, valt hem bij: “Als de publieke gronden die ik vandaag pacht te koop worden aangeboden, dan is het voor mij einde verhaal”, zegt hij. “Ik ben niet bij machte om de gronden zelf te kopen.”
Vandermaelen wijst erop dat, indien een bedrijf afhankelijk van publieke gronden overkop gaat, ook de private gronden van dit landbouwbedrijf hun landbouwfunctie dreigen te verliezen. Hoewel publieke gronden na verkoop de facto geen bestemmingswijziging ondergaan, kan de feitelijke functie van de landbouwgronden wel wijzigen. Zo verwijzen de onderzoekers naar bijvoorbeeld rijke private personen, die de landbouwgronden gebruiken als tuinen of paardenweides, of publieke instellingen die landbouwgronden overkopen om er natuurdoelstellingen te realiseren. In beide gevallen behoudt het publieke perceel zijn bestemming als landbouwgrond, maar gaat het feitelijke areaal in landbouwgebruik erop achteruit.
“De 3.652 beroepslandbouwers bij wie meer dan 10 procent van het areaal publieke grond betreft, bewerken opgeteld 45.411 hectare grond van publieke instellingen”, zegt Vandermaelen. “Wanneer de rest van hun areaal daar bijgeteld wordt, dan vertegenwoordigen zij 167.678 hectare grond of een kwart (24,9%) van de totale landbouwgebruiksruimte (674.817 ha in 2022). Via verkoopsbeslissingen (van het publieke deel van het areaal van deze landbouwers) kunnen de publieke instellingen een veel grotere landbouwgebruiksruimte beïnvloeden. Via hun grondbeleid bepalen publieke instellingen dus mee de toekomst van één vijfde van de beroepslandbouwers, en van een kwart van al de gronden die beroepslandbouwers vandaag in Vlaanderen en Brussel bewerken.”
Maar hoe zit de verdeling nu precies? Publieke gronden bevinden zich voor twee derde in een openruimtebestemming, zoals landbouw, natuur en parkgebied. 41 procent heeft een groene bestemming, gevolgd door 25 procent landbouwbestemming. In de praktijk worden op 31 procent van de publieke grond landbouwactiviteiten geregistreerd. Denk bijvoorbeeld aan herkauwers die grazen in natuurgebieden of op militair domein.
Wat de grootteorde van het publiek grondbezit betreft, zijn Limburg en Antwerpen koploper onder de Vlaamse provincies. Limburg telt 58.979 hectare publieke percelen, ruim 26 procent van de totale oppervlakte. In Antwerpen gaat het om 50.773 hectare, goed voor bijna 20 procent. In Brussel is bijna de helft van de perceeloppervlakte publiek bezit. Dit zijn vooral groene bestemmingen, zoals het massieve Terkamerenbos.
Wat de totaaloppervlakte publieke landbouwgronden betreft, zitten West-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en Limburg op kop, met meer dan 10.000 hectare in totaal.
Opvallend: het publieke grondenbezit is in Vlaanderen en Brussel wel gestegen, niet gedaald. Maar niet elke instantie is hier gelijk. De grootste bezitters van landbouwgronden, de OCMW's en kerkfabrieken, zijn ook de grootste verkopers. Andere instanties, zoals de regionale overheid, hebben hun grondenportfolio fors aangevuld. Maar deze instanties tonen weinig interesse in gronden voor landbouwdoeleinden.
Velen beseffen niet dat een landbouwer pas winst maakt op de laatste hectaren van zijn bedrijfAcht invalshoeken
Waar onze overheden en publieke instellingen hun gronden inzetten voor beleidsdoelen zoals natuur, water, mobiliteit, industrie en wonen, is er voor landbouw amper tot geen actief grondenbeleid. Het onderzoek legt acht invalshoeken vast die kunnen dienen in het debat om zo’n beleid te bekomen.
Ten eerste wijzen de onderzoekers erop dat minstens één op vijf van alle landbouwbedrijven, 3.652 in totaal, mee afhangen van de keuzes van publieke grondbezitters. Dit is een vrij voorzichtige inschatting, want noch hobbyboeren, noch boeren die 'slechts' 9,99 procent van hun gronden bij zulke instelling pachten, zijn in deze cijfers opgenomen.
Ten tweede wijzen de onderzoekers erop dat veel landbouwruimte zich in de invloedssfeer van publieke gronden bevindt. Wanneer een landbouwbedrijf met tien procent publieke gronden overkop gaat, heeft dit ook gevolgen voor de rest van de gronden op het bedrijf. “Velen beseffen niet dat een landbouwer pas winst maakt op de laatste hectaren van zijn bedrijf”, zegt Vandermaelen. “Tien procent van je grondoppervlakte verliezen, betekent voor veel boeren het einde van hun bedrijf."
“Wat ook niet mag vergeten worden, is dat vele landbouwsubsidies gekoppeld zijn aan je totale bedrijfsoppervlakte”, voegt Vandermaelen nog toe. “Als je door het verlies van je gronden net onder de drempel valt, kan dat financiële gevolgen hebben.”
Ten derde wijzen de onderzoekers op de vergrijzing binnen de landbouwsector. Vrije landbouwgrond is duur en zeldzaam. Met een publiek landbouwgrondenbeleid kan de overheid jonge overnemers en nieuwe boeren de nodige ruggesteun geven om hun bedrijven op te starten.
Langetermijnzekerheid is nog een voordeel van een publieke grondenbeleid. Niet alleen voor de boeren in kwestie. Een boer die weet dat hij elk moment zijn gronden kan verliezen, is niet geneigd te investeren in duurzaamheid en bodemkwaliteit. De tendens om een lap grond ‘uit te boeren’ verdwijnt wanneer een boer weet dat hijzelf en de volgende generaties nog decennialang de gronden zullen gebruiken.
Een boer die weet dat hij elk moment zijn gronden kan verliezen, is niet geneigd te investeren in duurzaamheid en bodemkwaliteitAls vijfde kunnen de gronden dienen als beleidsinstrument. Beleid wordt gevoerd met de wortel en de stok. De stok is bij boeren welgekend. Een landbouwer die administratieve of milieukundige fouten begaat, krijgt zware sancties te verduren. Publieke gronden kunnen echter aanmoedigend werken. Vleesveeboer Hendrik Verhaert, wiens boerderij diende als achtergrond voor de ILVO-presentatie, is het levend voorbeeld van dit principe toegepast op de praktijk. In overeenkomst met de overheid vormt hij een deel van zijn percelen om tot een gastvrije omgeving voor de bruine kiekendief. Om de daarmee gepaarde moeite en opbrengstverlies te compenseren, krijgt hij extra hectaren publieke grond om te bewerken.
Als zesde punt wijzen de onderzoekers op de gebruikswaarde versus de marktprijs van deze gronden. De marktprijs is welgekend: landbouwgrond is duur, en instellingen en overheden die deze bezitten, zijn snel geneigd om ze voor een mooie cent van de hand te doen. Maar hiermee verdwijnt ook de mogelijkheid om de gronden in te zetten voor andere doelstellingen.
Ten zevende wijzen de onderzoekers erop dat privatisering moeilijk omkeerbaar is. Private actoren die publieke gronden verwerven, zijn niet snel geneigd om deze terug te verkopen.
Tot slot wijzen de onderzoekers op de nood aan gebiedsgerichte afstemming. Vele instellingen, zoals de OCMW’s van Gent, Brugge, Kortrijk, Brussel, Leuven en andere steden, hebben meer dan driekwart van hun publieke gronden buiten de eigen grenzen liggen. Met name deze gronden neigen te koop te worden aangeboden, terwijl ook deze gronden via samenwerking met openbare besturen hun maatschappelijk nut kunnen bewijzen.
'Bezorgdheden zijn hardgemaakt'
Hoewel de recente tendensen van publiek grondgebruik in Vlaanderen een eerder pessimistisch beeld schetsen voor de landbouwers, willen de onderzoekers vooral de kansen van een nieuw, betrokken landbouwbeleid benadrukken. Dat tonen ook de dialogen voortgekomen uit de Oost-Vlaamse cijfers, eerder dit jaar gepresenteerd in de tentoonstelling 'Gentse Gronden' in STAM Gent. “Uit die dialoog komt telkens naar voren dat publiek grondbezit geen probleem is, maar net kansen biedt om samen mét de landbouwers die ze bewerken het gesprek aan te gaan”, aldus administrateur-generaal bij ILVO Joris Relaes.
Ook Boerenbond heeft de studie met aandacht gevolgd. "Helaas bevestigt de studie de tendens die onze landbouwers reeds langer aanvoelen", meldt de landbouworganisatie dinsdag. "Landbouwgrond in publiek bezit boert in snel tempo achteruit. Het is steeds moeilijker om landbouwgronden te vinden en de druk op de prijzen is groot. Het is goed dat ILVO die studie heeft uitgevoerd, want zo zijn er objectieve cijfers voorhanden om de bezorgdheden hard te maken."
Dit artikel maakt deel uit van de contentsamenwerking tussen Foodlog en Vilt.
Op 30 november krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Interessante analyse. Welke invloed heeft dit verschijnsel op de voedselvoorziening en de milieubelasting?