Met interesse volg ik de uitbraak van het nieuwe SARS-CoV-2 virus. Ik heb zelf wat ervaring met bacteriële infecties, sepsis, intensieve zorgen en de weg terug naar een nieuwe normaliteit. Na dat gevecht met bacteriën werd ik namens Koppert Biological directeur van een biopharma bedrijf dat toepassingen ontwikkelt op basis van DNA-zelfinhibitie.

Dat biologische principe zorgt ervoor dat een snelle populatietoename van willekeurig welk organisme zichzelf remt zodra gefragmenteerd extracellulair zelf-DNA zich in de populatie verspreidt en de celdeling of groei stopt of vertraagt. Dit mechanisme leidt tot nieuwe soort-specifieke antibiotica, wellicht zonder noemenswaardige bijwerkingen. Deze ontwikkelingen doen ons ook kijken naar eventuele natuurlijke negatieve feedback loops bij virusinfecties- en uitbraken.
 
Aan het gedrag van het gezamenlijke “wij” lijkt nu gesleuteld te gaan worden op een manier die een antwoord geeft op een prangende vraag: wanneer ontstegen mieren, hommels, honingbijen en de naakte molrat nu eigenlijk socialiteit en werden ze eusociaal, de hoogste vorm van socialiteit?
Een fundamentele theorie zegt dat de eerste eencelligen door een virus-infectie zich tot meercelligen konden ontwikkelen. Een serie van zulke virale invasies creëerde steeds meer complexe functionaliteiten en stond zelfs aan de wieg van de moderne mens . Een vroege virale infectie leverde ons ook het vermogen om te herinneren op.

We mogen daarom respect hebben voor virussen en het hoeft zeker niet te betekenen dat in de toekomst alles wat maar eng lijkt, zoals bacteriën, virussen en andere microorganismen, ons direct in de kramp duwt van een nieuwe “Reinheitskultur”. Toch begint het daarop te lijken met allerlei zinnige en onzinnige maatregelen rond de verspreiding van het nieuwe Coronavirus. Een virus “virusts”, niet meer en niet minder. Wij zijn de verspreiders, onze genetische apparatuur gaat ermee aan de slag. En aan het gedrag van het gezamenlijke “wij” lijkt nu gesleuteld te gaan worden op een manier die een antwoord geeft op een prangende vraag: wanneer ontstegen mieren, hommels, honingbijen en de naakte molrat nu eigenlijk socialiteit en werden ze eusociaal, de hoogste vorm van socialiteit?

Eusocialiteit, en ik citeer Wikipedia hier “is een sociale samenlevingsvorm die gekarakteriseerd wordt door overlappende generaties, coöperatieve broedzorg en gespecialiseerde reproductieve en non-reproductieve kasten. Eusocialiteit komt voor bij sommige soorten insecten, kreeftachtigen en zoogdieren.” Maar Wikipedia schrijft ook wat haastig: “Eusocialiteit dient niet verward te worden met het sociale gedrag bij gewervelde dieren waarbij hiërarchieën en taakverdelingen tijdens het broeden of de zorg voor jongen een belangrijke rol spelen.” De engelstalige wikipedia noemt eusocialiteit zelfs de hoogste vorm van socialiteit.

Stel nu dat overheden daadwerkelijk door ons in staat gesteld worden met chips en apps om al onze biologische informatie in real time te monitoren, te koppelen aan onze mentale capaciteiten, onze professionele kwaliteiten, onze ambities en roepingen, onze genetische opmaak en zowel aan onze geloofsopvattingen als onze kijk op de samenleving, is het dan niet voor te stellen dat we nu naar een nieuwe soort evolueren, zoals eerder in de geschiedenis? Tot een Homo Netflixiensis, of de Homo Distantianus? Een soort die door een centraal besturingscentrum geregeerd wordt, gekarakteriseerd door overlappende generaties, coöperatieve zorg en -broedzorg en gespecialiseerde (re-) productieve en (non-) productieve kasten? Zo’n samenleving zou lijken op de eusocialiteit van mieren, hommels en naakte woelratten. Dat zal dan nog zonder de haploiditeit zijn die het insectenrijk kent, een sexe-systeem waar een man geen vader heeft en geen zonen kan hebben, maar wél een opa en kleinzonen heeft. Tja, wie weet met welke oplossingen de toekomstig heersende vrouwen ons mannen op onze plaats zal zetten. Ons krimpende Y chromosoom belooft niet veel goeds voor de huidig heersende haantjes.  
Dit artikel afdrukken