De Stichting Ik Kies Bewust bleek vorige week een blauw Vinkje te hebben toegekend aan een chipsproduct. Dat werd een gewaagde marktintroductie, want de chips voldoen niet aan de door de stichting gehanteerde criteria. Alleen snacks die minder dan 110 kcal per portie van 30 gram bevatten komen in aanmerking, maar de betreffende chips komen echter op 138 kcal per portie van 30 gram.

Hoe leg je consumenten uit waarom chips mogen claimen bij te dragen aan de volksgezondheid, terwijl onschuldig water niet mag zeggen dat het probaat werkt tegen uitdroging als je dorst hebt?
Onbegrijpelijk
Vertegenwoordiger Léon Jansen van de stichting Ik Kies Bewust lichtte op Foodlog toe waarom de chips toch een ‘bewuste keuze’ Vinkje (blauw) waard zijn. De aanvraag voor het Vinkje bleek al in 2015 ingediend toen de vorige versie van de criteria nog geldig was.

Misschien is het fair naar de aanvrager, maar voor het publiek is het volstrekt onbegrijpelijk.

In juli 2015 werden de criteria aangepast. Vanaf dat moment voldeed het product dus al niet meer aan de geldende criteria. Sterker nog, volgens Jansen mogen de chips tot 2017 een 'Bewuste Keuze' heten, terwijl ze dat niet zijn.

Verkeerde weg: vervanging door koolhydraten
Er valt nog meer merkwaardigs te noteren. Eén van de criteria voor bewust gekozen chips is de absolute hoeveelheid verzadigd vet. Een snack mag niet meer dan 6 gram per 100 gram bevatten. Bij de betreffende chips is dit gerealiseerd door de totale hoeveelheid vet te verminderen, zodat de 138 kcal per portie voornamelijk uit koolhydraten komen. Dat is verbazingwekkend omdat er sterke wetenschappelijke aanwijzingen zijn – waarover zelfs consensus bestaat – dat het vervangen van verzadigd vet door koolhydraten voedingskundig de verkeerde weg is. Dat inzicht is niet nieuw en zeker niet in Nederland. Al in 2003 kwam de Nederlandse vetzurenspecialist Ronald Mensink tot die conclusie. Mensink is lid van de wetenschappelijke commissie van de Stichting. Het publiek mag dus verwachten dat die kennis daar bekend is. Daar is zo’n commissie voor.

Na alle kritiek die het Vinkje in de loop van zijn bestaan al ontving, dringt zich de vraag op hoe dit allemaal heeft kunnen gebeuren.

De criteria van het Vinkje voldoen noch aan de geest, noch aan de letter van de wet
Duidelijk niet in lijn met de Richtlijnen
Léon Jansen schreef dat het Vinkje een nationale voedingsclaim is volgens de warenwet. Het blijkt te gaan om artikel 11 en daar staan enkele opmerkelijke dingen in. Zo moeten de regels voor gebruik van het logo “in lijn zijn met de richtlijnen Goede Voeding van de Gezondheidsraad”. Maar ook moeten de regels zijn “tot stand gekomen met inachtneming van de laatste wetenschappelijke inzichten ter zake”. Het feit wil dat de richtlijnen Goede Voeding in november vernieuwd zijn. De wetenschappelijke inzichten die daaraan ten grondslag liggen zijn dat uiteraard al veel langer. De jongste richtlijnen stellen geen absolute eis aan verzadigd vet, maar adviseren slechts om harde vetten en boter door plantaardige oliën te vervangen.

Sterker nog, de gezondheid van een voedingsmiddel afmeten aan enkele 'stofjes' – zoals verzadigd vet – is niet in lijn met de laatste wetenschappelijke inzichten. Verzadigd vet uit zuivel is bijvoorbeeld geassocieerd met een lager risico op hart- en vaatziekten. Maar ook voor zuivelproducten houden de Vinkje-criteria vast aan een laag percentage verzadigd vet, terwijl de richtlijnen met geen woord meer reppen over verzadigd vet uit zuivel. De richtlijnen hebben, in lijn met de laatste wetenschappelijke stand van zaken, het 'stofjes-denken' grotendeels losgelaten en kijken naar voedingsmiddelen en -patronen.
De criteria voor het Vinkje zijn dan ook duidelijk niet in lijn met de richtlijnen, maar al evenmin met de geldende wetenschappelijke consensus. Daarmee voldoen de criteria van het Vinkje noch aan de geest, noch aan de letter van de wet.

Kennelijk is de stichting dus voornemens om de komende vier jaar niet meer in lijn te zijn met de richtlijnen. Waarom vindt de Minister dit goed?
Nog vreemder
Met de wettelijke positie van het Vinkje is het nog vreemder gesteld. De wet schrijft voor dat de Minister van VWS het keuzelogo moet goedkeuren en goedkeuring mag intrekken. Afgelopen vrijdag verstuurde minister Edith Schippers een brief waarin zij aangeeft dat ze de goedkeuring voor Het Vinkje met 1 jaar wil verlengen tot 1 mei 2017. De brief legt uit dat het in lijn brengen met de nieuwe Richtlijnen van de Gezondheidsraad tijd kost en dat middels verlenging voorkomen wordt dat de goedkeuring van het Vinkje komt te vervallen. Dat is gek, want de stichting schreef al 9 dagen na het verschijnen van de nieuwe richtlijnen dat de in 2015 herziene criteria prima aansluiten bij de nieuwe Richtlijnen en dat de volgende aanpassingen daarvan pas over vier jaar zal volgen.

Kennelijk is de stichting dus voornemens om de komende vier jaar niet meer in lijn te zijn met de richtlijnen. Waarom vindt de Minister dit goed? Die moet toch ambtenaren hebben die haar waarschuwen voor de onwettelijkheid en onwetenschappelijkheid van de criteria van het Vinkje? Van de Stichting Ik Kies Bewust die het Vinkje uitgeeft en door een wetenschappelijke commissie laat bewaken, mag immers verwacht worden dat die zelf tijdig voorsorteert op de veranderde inzichten.

Warenwet
De indruk die hierdoor makkelijk kan ontstaan, is dat de Minister het Vinkje een uitzonderingspositie gunt en daarom niet zo streng is. Merkwaardig genoeg biedt de Warenwet daadwerkelijk een uitzonderingspositie aan het logo. Die zegt: “Onverminderd verordening (EG) 1924/2006 mag bij de verhandeling van een levensmiddel een door representatieve organisaties van producenten en verhandelaren ontwikkeld voedselkeuzelogo worden gebezigd.” Dat betekent dat de wet toestaat dat producenten een (goedgekeurd) logo mogen gebruiken dat door producenten en verkopers is ontwikkeld. Niet door het Voedingscentrum, niet door wetenschappers, noch door diëtisten, maar door producenten en verkopers. Waarom krijgen zij dat privilege? Hoe kan het dat de wetgever zo’n mogelijkheid biedt en door de verlenging blijft bieden ondanks het feit dat de criteria in strijd met de wet en de intenties van de wetgever zijn?

Ik kan alleen maar concluderen dat iedereen al jaren kon zien aankomen dat het Vinkje niet in lijn met de laatste wetenschappelijke inzichten is
Snapt u het nog?
Kan het nog gekker? De bepaling in de Warenwet waar ik zojuist naar verwees, refereert aan een onder kenners beruchte Europese verordening die strenge eisen stelt aan gezondheids- en voedingsclaims. De EU stelt regels die zo streng zijn dat zelfs van water niet geclaimd mag worden dat het helpt uitdroging te voorkomen. Hoe kan het dat het Vinkje wel van alles en nog wat een bewuste keuze mag noemen? En met criteria die toch echt niet voorkomen op de beperkte lijst toegestane gezondheidsclaims van die Europese verordening? En betekent 'onverminderd' niet dat de Europese verordening geldig blijft? Hoe kan het dan dat de Vinkje-criteria niet in lijn zijn met de EFSA lijst? Hoe leg je consumenten uit waarom chips mogen claimen bij te dragen aan de volksgezondheid, terwijl onschuldig water niet mag zeggen dat het probaat werkt tegen uitdroging als je dorst hebt?

Ik kan alleen maar concluderen dat iedereen al jaren kon zien aankomen dat het Vinkje niet in lijn met de laatste wetenschappelijke inzichten is. Dat het inmiddels ook niet meer in lijn is met de richtlijnen Goede Voeding. Dat het daarmee niet in lijn is met de Warenwet. Dat het in sterk contrast staat met de Europese verordening, die bedoeld is om de burger te beschermen tegen onzinnige claims. Maar dat het Vinkje ondanks dat alles van de Minister ruim de tijd krijgt om daar mee door te gaan. Snapt u het nog?

Fotocredits: Stichting Ik Kies Bewust
Dit artikel afdrukken