Volgens Varkens in Nood is over de laatste jaren het sterftepercentage van biggen gestegen van 13,8% naar 14,8%. Ik laat zien, op basis van cijfers van Agrovision zelf, dat dat niet klopt:
1. de kengetallen van Agrovision houden geen rekening met de grootte van bedrijven
2. grote bedrijven hebben een significant lager sterfte % dan kleinere bedrijven
3. waarschijnlijk is het klantenbestand van Agrovision geen goede steekproef van alle bedrijven
4. de veronderstelde groei is voor een deel zeker het gevolg van de wijze van berekening, en voor het resterende deel in ieder geval waarschijnlijk ook

Op 10 juni 2009 kwam de Stichting Varkens in Nood (ViN) met een persbericht over het grote aantal biggetjes dat overlijdt voordat zij rijp zijn voor de slacht. In het persbericht stond onder meer:

In Nederland worden per jaar ruim 30 miljoen biggen geboren. Van die miljoenen biggen sterven er jaarlijks zo’n 3 miljoen in de eerste weken van hun leven. Ruim 2 miljoen biggen worden doodgeboren. Naast deze massale biggensterfte laten nog eens 500 duizend vleesvarkens en 60 duizend zeugen het leven op de boerderij. Dat blijkt uit cijfers van destructiebedrijf Rendac, dat kadavers ophaalt bij boerderijen, en Agrovision, de belangrijkste leverancier van boekhoudsystemen voor de agrarische sector. Deze onvoorstelbaar grote ‘uitval’, zoals dit in de sector wordt genoemd, is een direct gevolg van de wijze waarop in Nederland wordt omgegaan met productiedieren.

Vooral deze laatste zin intrigeerde mij, omdat Nederland nu juist een hele grote exporteur van varkens is (1,3 maal de eigen consumptie); naast Denemarken heeft Nederland al jaren verreweg de laagste kostprijs in de EU. Hoe kan men dan vanuitbedrijfseconomische motieven zo'n grote uitval accepteren? Of is “onvoorstelbaar groot” eigenlijk toch “best klein” als je er anders naar kijkt?

Ik besloot de cijfers eens goed tegen het licht te houden. Al snel bleek dat ViN met kengetallen was gaan rekenen die een zekere mate van onnauwkeurigheid hebben (soms wel 10%), en dat die dus ook tot onnauwkeurige conclusies leiden waarbij men zich moet afvragen of die wel kloppen. Zie mijn commentaar op hier op foodlog.nl, waarin ik tevens een opmerking maakte over de aard van de kengetallen. Hoe zijn ze tot stand gekomen en wat betekenen ze precies? Ofwel, zijn de kengetallen van Agrovision representatief voor de hele branch? Daar ben ik nog eens ingedoken nadat het ministerie van LNV een commentaar naar de Tweede Kamer stuurde op 22 juni 2009.

Nu ik dat heb gedaan, weet ik het zeker. De kengetallen kunnen zeker niet gebruikt worden zoals ViN en LNV dat doen. De interpretaties van ViN en van het minister van LNV kloppen niet. Dat is ongetwijfeld geen opzet van ViN geweest, men heeft gewoon niet goed opgelet. En LNV dus ook niet. Laten we eens kijken naar het volgende staatje (afkomstig van de bedrijfskengetallen van Agrovision zelf, over het jaar 2008).

image

Agrovision heeft voor deze tabel zijn klantenbestand opgedeeld in vijf (even grote) klassen afhankelijk van de bedrijfsgrootte. Het berekent dan het gemiddelde % sterfte per bedrijf per klasse, en niet als percentage van de totale productie. Het percentage van 12,9% in de staatjes van ViN en LNV is het gemiddelde per bedrijf, niet per levend geboren big. Maakt dat uit, vraagt de niet zo ervaren cijferaar zich af. Ja, dat maakt een flink verschil. Men moet het gewogen gemiddelde nemen en komt dan uit op ongeveer 12,6% .Maar er is meer.We zien dat de grootste bedrijven duidelijk andere kengetallen hebben dan de kleinere. We moeten ons dus afvragen of het klantenbestand van Agrovision wel een representatieve steekproef van alle varkenshoudende bedrijven? Ik kan het niet controleren, maar betwijfel het zeer.

Ook LNV slaat de plank mis
Nu naar de reactie op de Varkens in Nood cijfers die het ministerie van LNV op 22 juni 2009 wereldkundig maakte. Het ministerie laat het volgende staatje zien:


image


Ook hier worden de kengetallen van Agrovision zonder commentaar overgenomen. Nu zijn er twee effecten.

1. Door de rekenwijze per bedrijf zijn de sterfte-percentages de laatste jaren te hoog ingeschat.

2. Door het ondervertegenwoordigd zijn (in het klantenbestand van Agrovision) van de kleinere bedrijven, die toen wellicht zulke software niet konden betalen en nu voor het merendeel verdwenen zijn, zijn de cijfers in de eerste jaren waarschijnlijkbehoorlijk te laag ingeschat.
Plotseling is die hele groei die ViN en LNV hier zien (en betreuren) verdwenen als sneeuw voor de zon. Die 11,9% kan best in werkelijkheid 12,6% zijn, en die 12,9% in 2008 is zeker niet meer dan 12,6%.

Tenslotte wil ik nog even wijzen op een tweede staatje in de brief van LNV, waaruit blijkt dat we het (met betrekking tot dit sterfte %) duidelijk beter doen dan een paar andere landen in de EU (1,2% tot 1,8% beter!). De Nederlandse varkenshouders een stelletje domme boeven? Nee dus.

Fotocredits: logo Varkens in Nood
Dit artikel afdrukken