Dé Europese landbouw bestaat niet. Zoals Jan Douwe van der Ploeg overtuigend schrijft in The New Peasantries moeten we spreken van ondernemende agrariërs met een overwegend intensieve bedrijfsvorm naast een grootschalige landbouw met werknemers. Daarnaast bestaat een groot aantal ‘peasants’, kleinschalige producenten, die voor zichzelf danwel voor lokale, vaak bijzondere, nichemarkten produceren.
Hoog aandeel vaste kosten
De berichtgeving in de nieuwsrubrieken wijst er vooral op dat de ondernemende agrariër het moeilijk heeft. Waarom is niet precies te zeggen. De gespecialiseerde ondernemer die leent om te investeren in verdere intensivering, daardoor een relatief hoog aandeel vaste kosten heeft en daarom minder flexibel is bij aanhoudend lage prijzen is, zit in een nadeelspositie. Omdat Nederland, samen met de meeste Noord-West Europese landen, de bakermat van de ondernemende landbouw is en dus een relatief groot aantal zelfstandig investerende familiebedrijven herbergt, worden de meeste agrariërs financieel flink geraakt in een periode van aanhoudend lage prijzen.
Melkveehouder en Foodlogcommentator Jos Verstraten zei op 1 maart tijdens een congres van LTO Noord in Rijswijk dat boeren vastlopen omdat ze terecht zijn gekomen op het wereldtoneel. Daar bepalen de grote spelers in de food & agriketens het spel dat vooral om schaal en prijs gaat.
Flinke tik bij aanhoudend lage prijzen
De problematiek lijkt ook sterk verbonden met de sector waarin de agrariër zich begeeft. De dierlijke sectoren worden de laatste jaren sterker getroffen dan plantaardige sectoren. Enerzijds heeft dit te maken met gemiddeld goede prijzen in de plantaardige sectoren, waardoor voerkosten hoger en marges in de dierlijke productie sneller onder druk komen. Anderzijds produceren opkomende productieregio’s steeds concurrenten. Dat geldt met name voor Noord- en Zuid-Amerika, maar ook voor dichterbij gelegen landen zoals Oekraïne. Ook binnen de EU worden oostelijke lidstaten, met name Roemenië, langzaam maar zeker concurrerender in dierlijke productie.
Omdat Nederland relatief veel ondernemers in de dierlijke sector heeft, krijgt de agrarische sector ten opzichte van andere landen een flinke tik bij aanhoudend lage prijzen. Dat effect wordt nog eens versterkt doordat het leeuwendeel van de verwerkende industrie in Nederland makkelijk uitwijkt naar goedkopere importen.
Milieuproblematiek versterkt door bevokingsdichtheid
Ook op het gebied van milieu ligt vooral de dierlijke sector onder vuur. Landgebruik, biodiversiteitsverlies, nitraat- en fosfaatuitspoeling en emissies worden vooral aan dierlijke producten toegerekend en leiden daarom tot hogere kosten en subsidies voor de noodzakelijke aanpassingen in de bedrijfsvoering. De milieuproblematiek wordt in Nederland versterkt door het dichtbevolkte platteland. Boeren en niet-boeren leven dicht bij elkaar wat niet zonder gevolgen blijft voor de milieuvergunningen en ontwikkelingsmogelijkheden van de agrariër. De burger laat zich op steeds meer manieren horen en speelt ook een steeds nadrukkelijker rol in het dierenwelzijnsdebat. Meer dan in andere landen wordt de Nederlandse agrariër gedwongen daar een transparant antwoord op te hebben en deze te communiceren.
Verzadigde markt
Tenslotte is er nog de markt, de consument dus. De consument in de EU wordt geconfronteerd met een overaanbod aan goedkope voedingsmiddelen. Onderzoek toont steeds duidelijker de correlatie aan tussen overconsumptie, (kinder)overgewicht en obesitas. Nadere analyse wijst uit dat we ons vooral overeten aan dierlijke producten, zowel vlees als zuivel. In werkelijkheid is de markt verzadigd. Dat laat de consument steeds duidelijker zien: de vleesconsumptie neemt in een groeiend aantal lidstaten af. Voor de Nederlandse export-georienteerde verwerkers betekent dit dat een groeiend volume buiten de grenzen van Europa afgezet moet worden. Vooral China wordt gezien als een belangrijke markt. Dat zorgt voor een kwetsbare want afhankelijke positie, zoals de gevolgen van de Russische importstop laten zien. Tevens zetten Nederlandse boeren door hun afhankelijkheid van het geldende systeem van productie, distributie en consumptie ook andere mensen aan tot de consumptie van dierlijke producten. Het is zeer de vraag of dat verstandig is, gezien de beschreven milieuproblematiek en de mogelijke gevolgen voor de beschikbaarheid van grond en plantaardige productie in andere regio’s. Het tast hun zelfredzaamheid aan.
Structurele crisis
Het bovenstaande geeft een aantal argumenten waarom de Europese, en in het bijzonder de Nederlandse, landbouw economisch in een moeilijke situatie zit. Persoonlijk denk ik dat het om meer gaat dan een prijsdal in een business as usual scenario. Het gaat naar alle waarschijnlijkheid om een meer structurele crisis, vooral in landen of regio’s in West Europa die gespecialiseerd zijn in de kapitaalintensieve vorm van met name dierlijke productie zoals in Nederland. Deze landbouwvorm heeft een halve eeuw economische welvaart gebracht, maar zet het welzijn van mensen steeds meer onder druk.
Werkeloosheid belangrijker dan landbouwproductie
Ook het Europees Parlement begint vragen te stellen over de maatschappelijke rol van de agrarische sector in relatie tot de omvang van de landbouwsubsidies. Belangrijker dan meer en goedkoper voedsel is op dit moment bijvoorbeeld de werkloosheid in de EU, met name onder jongeren. In hoeverre dragen de landbouwsubsidies bij aan werkgelegenheid op het platteland? In het LTO Noord debat wordt gesteld dat de shake-out in de Nederlandse landbouw momenteel sneller gaat dan de gemiddelde 2% in West Europa. In dit verband noemt tuinder Henric van der Krogt de liquiditeitsproblemen en de hoge leeftijd van veel agrarisch ondernemers. Voor de dierlijke productie geldt dan nog dat de boer 7 dagen per week en in principe 24 uur per dag aan zijn bedrijf is gebonden, is dat nog van deze tijd? Als het product niet rendabel geproduceerd wordt, de milieubelasting hoog en de ‘arbeidsvoorwaarden’ onaantrekkelijk, welke ondernemers willen dan nog in dierlijke productie investeren?
Zinvolheid
Hoe kom je nu van deze onduurzame situatie naar een zinvolle invulling van het agrarisch ondernemerschap? Had er misschien meer subsidiegeld van pijler 1 (concurrentiekracht en vergroening) naar pijler 2 (plattelandsontwikkeling) moeten gaan om de diversiteit en werkgelegenheid op het platteland te versterken? Voor veel mensen blijft het namelijk een heel aantrekkelijk werkveld en in een meer sociaal-ecologische context wordt een duurzame voedselvoorziening steeds belangrijker. De burger wil meer kennis over oorsprong en impacts van zijn voedsel, naar een verbinding met ‘natuur’ en naar een aantrekkelijk en leefbaar platteland. Ook de Nederlandse overheid lijkt die omslag te hebben gemaakt en streeft met het nieuwe plattelandsontwikkelingsplan voor de komende periode naar een betere invulling van de milieuvoorwaarden door de agrarische sector waardoor de woonfunctie en de multifunctionele rol van het platteland versterkt wordt.
Kortom, moeten we de huidige vorm van het landbouwbeleid misschien maar vergeten en streven naar een vorm die maatschappelijke behoeften invult en een zinvol boerenbestaan mogelijk maakt?
Fotocredits: Skyline Rotterdam, Wilco Schippers
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Een week later...maar misschien wel goed om met wat afstand op de vraag van Jos #179 te antwoorden: ....valt er uit de discussie hieronder iets te concluderen dat de discussie verder helpt?
Ik denk het wel. De discussie laat zien dat we geen manier, methode of vaardigheden meer hebben om vast te stellen wat we als samenleving belangrijk vinden. Dat is op zich niet zo gek omdat we met de neo-klassieke economie naar het rationele, individualistische model zijn overgestapt en dat model ging op zich ok (eigenbelang dient ook het maatschappelijk belang) tot we aan het eind vd 20e eeuw verzadigd raakten en bewust werden dat meer economie tot minder samenleving en milieu leidt. Grotere inkomens- en vermogensongelijkeid, klimaatverandering en het verschuiven van milieu-impacts naar andere landen of armere bevolkingsgroepen maakt ook dat het begrip samenleving een globale dimensie heeft gekregen. Het is complex en allesomvattend, misschien wel niet meer te bevatten voor de mens in het dagelijks leven. Toch moeten we wat doen. Daarom stelde ik voor om even niet vanuit de economie, maar als mens/burger naar de agrarische sector en voedselvoorziening te kijken en proberen vast te stellen wat je daar eigenlijk van nodig hebt, om uiteindelijk gezamenlijk vast te kunnen stellen wat we niet nodig hebben, wat niet bijdraagt aan welzijn, i.e. wat onduurzaam is.
Dat is om verschillende redenen niet gelukt, ten eerste omdat er te weinig 'stakeholders' deelnamen maar vooral (ten tweede) omdat producenten niet in staat lijken te zijn om kritisch naar hun eigen rol te kijken. Vandaar dat ik de workshop over 'purpose' in CSR interssant vond, omdat iedere werkgever en werknemer gedwongen wordt om na te denken over wat je aan de maatschappij bijdraagt. Werkgevers en werknemers zijn nl ook burgers en consumenten. Het is dus min of meer dezelfde oefening als we hier probeerden te doen.
Om je purpose waardevol te laten zijn zullen bedrijven methoden moeten ontwikkelen om purpose vast te stellen of bij te sturen. Het is, naar mijn mening, niet iets wat in de board room vastgesteld kan worden, maar gaat alle medewerkers en overige stakeholders aan. Ook geeft het mogelijkheden - aan onderzoekers - om de purpose van economische activiteiten in de maatschappij te toetsen en daarmee, als er geen maatschappelijke purpose is (terwijl er wel altijd een milieu- en dus sociale impact is), het product of het bedrijf ter discussie te stellen.
Tenslotte (ten derde), stel ik vast dat er weerstand, misschien wel angst, is om ipv als producent aaan de andere kant te gaan zitten. Aan de ene kant begrijp ik dat, de agrarische sector zit namelijk zowel macro (teveel dierlijke productie) als micro (teveel ondernemers met monofucus op efficientie) in een kwetsbare positie. Ik denk dat steeds meer ondernemers een buikgevoel hebben dat er iets moet veranderen maar te padafhankelijk zijn om dat werkelijk te doen. Purpose wordt als bedreiging gezien, terwijl het ook als uitdaging gezien kan worden: op zoek naar zingeving, als ondernemer, als consument, als burger. Niet meer 3 verschillende petten maar 1. Makkelijk zal het niet zijn, maar het is positief en ik denk dat een toekomstig landbouwbeleid daar een andere, ondersteunende rol in zou kunnen spelen.
Als conclusie: ik denk dat maatschappelijke zingeving een belangrijk concept zou moeten zijn in de post-moderne economie waarin we zitten en dat we meer van deze discussies/oefeningen moeten doen om onze gezamenlijke waarden te verkennen en vast te stellen, vooral in relatie tot landbouw en voedselvoorziening, leuk!
@Piet: ik zie in je strict niet sectarisch willen opstellen toch ook een vorm van sectarisme. Maar ik vind gewoon beetje sectarisme niet zo erg, je komt er ook vaak best ver mee, want elkaar de koppen afslaan om een verschil, dat hebben we toch echt afgeleerd, alleen bij IS dus niet!
#186 Ja. Ik snap dat verschil. Als Purpose-driven organisatie welke Urganda is, viel het me op dat sommige van de meelopende deelnemers graag blijven polariseren en in hun frames blijven hangen. Anderen willen wel luisteren naar elkaar. De domineesmentaliteit van sommigen is en was best irritant. Dat opgeheven vingertje. (Je zou ze toch met een eind hout.... Oeps! Wat zeg nou toch weer....).
Etappe 3 was van Gorkum naar het Biesboschmuseum, via het SGP-bolwerk Werkendam. De houding bij sommige aanwezigen was er eentje dat ze zichzelf toch wel fantastisch vonden. (Doet me denken aan de farizeeër in de Bergrede van Jezus Christus). En dat zulke er een heel eng sektarische mening (of meningen) op nahouden. Voor echt oplossingen zoals m.b.t. klimaat, is juist die verenging het gevaar, omdat we met zijn alleen door de transitiepoort moeten. Dus ook de GTST-kijker en PVV-stemmer. Die mobiliseer je niet met dat elitaire opgeheven-vingertjes-gewauwel.
Men vroeg me of die suikerbiet dan toch wel biologisch was. "Nee!", zei ik steevast; "Anders had deze niet zo mooi eruit gezien en had die niet zo efficiënt CO2 kunnen binden en ook niet zo veel". Dat vonden velen een leuke invalshoek. Mijn toevallig die ochtend van de 3e november uit de grond gerukte biet, bleek een iconisch ding in het gesprek en voor het begrip. Ook voor mijn eigen begrip om elkaar te willen snappen. Ik vertelde dus ook dat ik die sektaristische houding van sommige deelnemers maar niks vond en dat je met alleen dominees en voortrekkers, als al die Vegaslagers en anderen geen hele transitie kan bewerkstelligen. Die korte klap van A naar Z is er niet. De rekkelijken en preciezen. In dat gebied van Gorkum nabij Dordt van de synode van 1619. Ik meldde dat je naast voortrekkers ook achterduwers nodig hebt. De achterduwer die breder geaccepteerd is.
En ja. Ik heb ook moeten luisteren. Soms hoor je dingen en daar ga je dan over denken. De ervaring van een dergelijk netwerkevent van mensen die elkaar anders nooit zo tegen waren gekomen was wel een energiegevend, inspirerend.
Piet, heel eerlijk: Urgenda is een organisatie die Purpose ipv Process Driven is. Ik denk dat de grootste uitdaging van de 21e eeuw is weg te komen van die alles verklotende en polariserende Purpose. De wereld is ietsje complexer. Al zijn de grote thema's nou ook weer niet zo ingewikkeld, de manier om zonder grote klap van A naar Z te komen is dat wel.
De zingeving zit in het proces van samen iets willen, willen leren van elkaar in al onze verscheidenheid.
#183 Ja, Dick. Goede samenvatting. De vervreemding is het punt. Vooral je laatste passage is een goede.
"....het valt best mee: maak geen mooie verhalen, maar laat gewoon zien hoe we ervoor staan en waar de twijfels en hoop zitten. Begin te doen wat gedaan kan worden en zorg voor begrip door te laten zien hoe het zit en hoe het kan."
Volgens mij ervoer ik zoiets een beetje exact een half jaar geleden toen ik een etappe meeliep als daggast in The Climate Miles van Urgenda op uitnodiging van Marjan Minnesma na mijn opinie in Trouw m.b.t. verzopen gewassen door extreme buien a.g.v. klimaatsverandering. Die Climate Miles bleek achteraf een netwerkevent van een maand, waarbij mensen van verschillend pluimage met elkaar praatten, hoog, laag, bekend, onbekend, elite-achtigen en juist niet-elite mensen. Prachtige mix.
Zelf had ik op 3 november een suikerbiet met blad bij me. Een item wat de aanleiding werd voor veel lopers om met me te komen praten. Eigenlijk had ik dat ding geeneens mee willen zeulen de hele etappe en in een busje willen pleuren. Ik liep 5 etappes mee en wat me bijbleef is de twijfels en hoop. En men wil dingen doen. Wat men kan. Wederzijds begrip kweekte men daar onderweg. Hoe dingen zouden kunnen. Die Urgenda-organisatie wordt organisatorisch heel sterk door vrouwen gestuurd, moeders. Ik heb een beetje in die keuken kunnen kijken. Zingeving voor moeders met kinderen is net een beetje meer. Dat maakte het voor mij een hele sterke m.b.t. het besef wat ik extra kreeg. Waar zijn we mee bezig? Vrouwen, moeders,... Daar zit leven in. M.b.t. landbouw zou het niet anders moeten zijn. Zaaien, oogsten, leven.... Die vervreemding en het snappen van die vervreemding en dan met zijn allen proberen.