Beste Aart,

In Visserijnieuws van 20 maart stond een bespreking van een rapport dat jij kortgeleden opgesteld hebt, waarin je de wetenschappelijke basis van het aalbeheer in Nederland en Europa van de afgelopen jaren fileert. ,,Willem Dekker is gepromoveerd op basis van het bewust fabriceren van een verzonnen realiteit rond de Europese aal en het aalbeheer”. En: ,,... het Europese aalbestand [is] robuust en zeker niet overbevist, nu niet en ook in het verleden niet.” En dat onderbouw je met een keur aan geciteerde cijfers.

In mijn ogen laat je je verblinden door de gebeurtenissen van de laatste jaren: je vergeet de sombere ontwikkelingen in onze vaders’ en grootvaders’ tijd, die ons in de huidige omstandigheden gebracht hebben. Daarenboven vermeng je cijfers uit ongerelateerde bronnen, en creëer je daarmee een onjuist beeld van de recente jaren.

Laat ik met dat laatste beginnen: het verschil tussen het wetenschappelijke debat en officiële wetenschappelijke adviezen. ‘Het Europese aalbestand [is] robuust’ – dat was zo ongeveer het beeld dat algemeen gedeeld werd, toen ik in 1984 met mijn onderzoek begon. De gegevens – voor zover aanwezig – wezen echter in een heel andere richting: een gedurig dalende opbrengst van de visserij (sinds 1960 of eerder), en sinds 1980 een snelle afname van de glasaal. Maar niemand had toen werkelijk overzicht van die gegevens.

palinggrafiek 1 willem dekker

De grafieken laten zien: (links) de ontwikkeling in de intrek van glasaal, door heel Europa; en (rechts) de ontwikkeling van de visserij en kweek. Data: ICES 2019.De grafieken laten zien: (links) de ontwikkeling in de intrek van glasaal, door heel Europa; en (rechts) de ontwikkeling van de visserij en kweek. Data: ICES 2019.

Mijn werk is destijds begonnen met het bij elkaar brengen en doorspitten van allerlei stoffige papieren. Nu terugkijkend, zie ik dat ik altijd ben blijven doorwerken aan een stevige onderbouwing. Maar het is wel een lange weg geweest, en het eindpunt is nog niet in zicht. Maar ook is duidelijk dat alle publicaties halverwege die lange weg, nog maar halverwege waren, en soms wat zijpaadjes verkenden. Zo werkt wetenschap: nieuwe informatie en veranderende inzichten. Gelukkig maar, want anders zouden we nu nog steeds denken dat het aalbestand robuust is.

Maar er is ook een ander, parallel spoor. Jaarlijks wordt door de Internationale Raad voor het Zeeonderzoek (ICES) advies gegeven over de exploitatie van commerciële vissoorten. En sinds 1998 ook over de aal en paling. Dat advies is gebaseerd op een breed pakket aan beschikbare informatie, wordt gezamenlijk door een werkgroep van deskundigen opgesteld volgens een strak protocol, en daarna door een adviescommissie gecontroleerd. Niks zijpaadjes-verkennen, geen wetenschappelijk debat, maar betrouwbaarheid en consistentie staan voorop. En als er geen betrouwbaar advies mogelijk is, dan volgt een ‘voorzorgsbenadering’: better safe than sorry. Ook voor de aal. Dat is geen ,,bewust fabriceren van een verzonnen realiteit’’, maar toepassing van de voorzorgsbenadering, zoals overeengekomen in nationale en internationale politieke besluiten.

Wat bekritiseer je nu: het wetenschappelijke advies (betrouwbaar en consistent, maar daarmee vaak terughoudend en voorzichtig), of een reeks van artikelen in het wetenschappelijk debat (telkens meer gegevens opgravend, en discussie voerend over de juiste interpretatie)? Je mengt ze beiden tot een onbehapbare brij, waarin geen richting meer valt te bekennen. Daarmee kloppen je vergelijkingen niet - dat is unfair, en het brengt de broodnodige bescherming van de aalstand niet verder.

"Het Europese aalbestand is robuust” – terwijl het tegendeel zo duidelijk het geval was (zie figuur), en dat nu breed onderkend wordt. Al de hele 20e eeuw waren er sommige wetenschappers die zich zorgen maakten over de aal. En vanaf 1970 is er geprobeerd meer internationale samenhang in het beheer te brengen – maar met heel erg weinig succes. Ik heb in de ICES-aalwerkgroep van 1991 die discussie opnieuw opgepakt (zonder op dat moment iets te weten van mijn illustere voorgangers, overigens). In 1998 nam ICES dat advies uiteindelijk over. En in 2003 bouwde de Europese Commissie er een Aalverordening op, die in 2007 werd aangenomen. Mij verbaast vooral hoe lang het heeft moeten duren, voordat er uiteindelijk actie werd ondernomen – terwijl de neergaande ontwikkelingen al zo lang, en al zo duidelijk zichtbaar waren. Wil je nu alle historische besef onder het vloerkleed vegen, en doorvissen alsof er niks aan de hand is?

Beste Aart, je verwijt mij een verzonnen realiteit te hebben gefabriceerd, maar sluit zelf je ogen voor de alarmerende ontwikkelingen in het verleden, die ons in de huidige omstandigheden gebracht hebben. Je claimt dat het aalbestand robuust is en niet overbevist kan worden, maar onderschrijft de noodzaak beschermingsmaatregelen te nemen (i.v.m. migratie-barrieres). Je vraagt om meer aandacht voor de beroepsvisserij en een betere Europese afstemming, maar je keert je tegen alles en iedereen die bijgedragen heeft aan de Aalverordening, die juist dat bereikt heeft. Het is duidelijk waar je tegen bent – maar wat wordt de aal daar wijzer van?

Zijn we er dan, met de hele Europese Aalverordening? Nee, want in veel landen is de bescherming nog helemaal niet op het afgesproken niveau.

Maar werkt de Aalverordening dan wel? Nou, een betere aansturing van die nationale bescherming zou niet gek zijn (Europese feedback op nationale beheersplannen), maar feitelijk neemt de glasaal al weer een aantal jaren toe – een sneller herstel hadden we gewoon niet kunnen verwachten.

Dus laten we blij zijn dat die dertigjarige neergang nu ten einde lijkt, en doen wat er gedaan moet worden om de bescherming wel op het afgesproken niveau te krijgen. Dat geeft dan weer hoop op een verder herstel van de aal.

Met vriendelijke groet,
Willem Dekker

Deze reactie op het artikel van 23 maart over de literatuurstudie 'Aalbacadabra' van Aart van der Waal verscheen op 9 april in vakblad Visserijnieuws.
Dit artikel afdrukken