De groei van de landbouw in de rijke landen maakte een transitie door van afhankelijkheid van hulpbronnen (‘resource-dependent’) naar opbrengst-gestuurd (‘productivity-led’). In het Nederlands zouden we die ontwikkeling van grondgebonden naar niet-grondgebonden noemen.
Door de aanvoer van meststoffen, water, voeding en bodemstructuren zijn landen technisch in staat overal plantaardige teelten te realiseren. Door de aanvoer van voer - dat echter wel van akkers, grondgebonden teelt, afhankelijk blijft - geldt hetzelfde voor dierhouderij, met name voor kippen en varkens.
Onvoldoende terugverdientijd
Er zijn andere beperkende factoren dan het gebrek aan geld. De investeringen in de ontwikkeling van nieuwe technologie in de landbouw (zoals zelf ontwikkelde nieuwe zaadvariëteiten) zijn hoog. Omdat de producten daarentegen goedkoop te distribueren en te kopiëren zijn, kan het bedrijf dat de innovatie realiseert die zelf onvoldoende snel terugverdienen om zijn kosten goed te maken en er iets aan over te houden. Boerderijen, ook grote, zijn te klein om hun eigen research te doen. Daar komt bij dat de landbouw zich aanpast aan de plaatselijke omstandigheden, zodat een grote diversiteit aan technologieën ontstaat die alleen in specifieke contexten te gebruiken valt.
Landen als de Verenigde Staten en Canada lieten tot voor kort een enorme groei in productiviteit zien. In Noord-West Europa, dus ook Nederland, stagneerde de groei in de jaren tachtig, maar verbeterde de productiviteit door een lagere totale input-factor. Onze contreien wisten dus volgens de Amerikanen meer product met minder verspilde meststoffen, warmte, licht en water te realiseren. In alle landen bleken de publieke investeringen goed besteed. Ze leverden meer op dan ze kostten, zowel gerekend naar winst voor bedrijven als lagere voedselprijzen voor consumenten. Aan milieu-aspecten besteedt de USDA in dit rapport geen afzonderlijke aandacht. Wel signaleert het rapport de noodzaak om met vraagstukken op dat gebied om te gaan.
In het verleden leverde dat immers altijd voordeel op voor zowel het publiek als bedrijven, zodat de USDA constateert dat het goed besteed belastinggeld isMinder te verwachten rendement, minder geld
Onderzoeksinstituten blijken de voorkeur te geven aan onderzoek (bijvoorbeeld naar DNA technologie) dat ook op andere terreinen nuttig kan zijn (het zogeheten spillover-effect). En (vooral private) bedrijven steken minder geld in toegepast onderzoek dat weinig zal opleveren, zoals onderzoek naar milieubescherming, voedselveiligheid en voeding.
De USDA stelt de vraag wat deze ontwikkeling op de lange termijn zal betekenen voor de voedselvoorziening in de wereld. Rendement en publiek belang gaan immers niet noodzakelijk gelijk op.
Als de wereldwijde vraag naar voedsel toeneemt maar de productie achterblijft, zullen de prijzen stijgen. Ook zal de druk op de natuurlijke bronnen toenemen. Dat geldt met name voor bossen en grasland, die alletwee belangrijk zijn voor het vastleggen van de overvloedig hoeveelheid CO2 in de atmosfeer; ze zullen worden omgezet in akkerland en de reïntegratie van CO2 in de plant-dier-mest-plant-cyclus verder bemoeilijken. Maar zelfs als de vraag naar voedsel door een betere verdeling en minder verspilling gelijk blijft, dan zijn nog steeds innovaties nodig om de verslechterende milieu- en klimaatomstandigheden het hoofd te bieden.
Op bijvoorbeeld het gebied van zaadveredeling speelt de Nederlandse industrie een dermate vooraanstaande rol in de wereld dat de grote Nederlandse veredelaars onderzoeksbudgetten spenderen waar overheidsinvesteringen (via het academisch onderzoek) met het grootste gemak 10 maal in omgaanBij het teruglopen van investeringen uit de publieke sector in de rijke landen, concluderen de onderzoekers, is het te hopen dat de overheden van opkomende landen als China, Brazilië en India gaan investeren in zowel kwantitatief als kwalitatief afdoende fundamenteel onderzoek door overheidsinstellingen en universiteiten. In het verleden leverde dat immers altijd voordeel op voor zowel het publiek als bedrijven, zodat de USDA constateert dat het goed besteed belastinggeld is.
De weggevallen 'ondernemende staat'
In Nederland werd onlangs door de internationale agrarische journalistenvereniging IFAJ een toer langs de Nederlandse landbouw georganiseerd. Doel: laten zien hoe de stand van zaken er in ons land uitziet. Internationale journalisten werden vergast op presentaties van alle bekende kopstukken die in het Nederlandse agricomplex (overheid, universiteiten en hogescholen, adviseurs, toeleveranciers en agrarische bedrijven) een rol spelen. Wat ze te zien en horen kregen is te volgen via de hashtag #bucketsfullofstories en het twitteraccount @dutchroots. Het voelt een beetje als een 'trots-op-Nederland-dat-de-wereld-van-ideeën-en-techniek-voorziet'-programma.
In ons land worden de wetenschap en het agrarisch onderzoek inmiddels grotendeels door het bedrijfsleven en de overheid samen gefinancierd. Dat laat onverlet dat veel onderzoek privaat wordt uitgevoerd en zich los van de academische wetenschap ontwikkelt. Op bijvoorbeeld het gebied van zaadveredeling speelt de Nederlandse industrie een dermate vooraanstaande rol in de wereld dat de grote Nederlandse veredelaars onderzoeksbudgetten spenderen waar overheidsinvesteringen (via het academisch onderzoek) met het grootste gemak 10 maal in omgaan.
De omvang en onderzoekspower van de veredelingssector heeft zich kunnen ontwikkelen als gevolg van het gunstige landbouwklimaat dat in Nederland sinds het einde van de 19e eeuw heerste. In het laatste kwart van de 19e eeuw besloot de liberale Nederlandse overheid krachtig te investeren in de Nederlandse land- en tuinbouw door middel van investeringen en organisatie-inspanningen.
Ook in Nederland financieren overheden inmiddels voornamelijk door bedrijven geïnitieerd onderzoek. Wie zo te werk gaat, staat toe dat universiteiten geen op het algemeen belang gerichte academische agenda kunnen ontwikkelenMet de door de Amerikaanse overheid gefaciliteerde oorsprong van Silicon Valley als voorbeeld, wijst de Italiaans-Amerikaanse econoom Mariana Mazzucato op het belang van De ondernemende staat. Mazzucato betreurt de teloorgang van een ondernemingen richtinggevende overheid. Volgens haar hebben overheden op dat terrein een nadrukkelijke en blijvende verantwoordelijkheid.
Kritiek OESO op Nederland
Net als de USDA pleit Mazzucato, die sommigen 'links-liberaal' zouden noemen, voor een overheid die het voortouw neemt om maatschappelijk gewenste ontwikkelingen economisch vanuit de overheid te stimuleren. Ook in Nederland financieren overheden inmiddels voornamelijk door bedrijven geïnitieerd onderzoek. Wie zo te werk gaat, staat toe dat universiteiten geen op het algemeen belang gerichte academische agenda kunnen ontwikkelen. Bedrijven streven immers noodzakelijk een specifiek en bovendien privaat belang na. Door grote ontwikkelingen vanuit het algemeen belang te stimuleren, moet die trend volgens Mazzucato te keren zijn. Bedrijven krijgen dan weer een belang om vanuit 'het grotere plaatje' te gaan ondernemen. De OESO uitte in 2015 op Nederland kritiek omdat ons land specifiek zijn landbouwcompetenties niet meer zou ontwikkelen door de organisatie van het innovatief vermogen in ons land te laten versloffen.
Op 8 oktober krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Door grote ontwikkelingen vanuit het algemeen belang te stimuleren, moet die trend volgens Mazzucato te keren zijn. Bedrijven krijgen dan weer een belang om vanuit 'het grotere plaatje' “Algemeen maatschappelijk belang” te gaan ondernemen. Als we als voedselproducenten dat gaan doen, het bij de burger duidelijk kunnen maken, gaat er een positieve energie ontstaan. Burgers moeten het gedachtegoed ondersteunen, die geteelde producten kopen, eventueel mee participeren, gaan voedselproducenten het voedsel maatschappelijk gewenst produceren.
De input met 14% afgenomen en de productie met 98% gestegen betekend efficiënter werken door de mogelijkheden geboden.
Wat niet terecht is de conclusie van “afhankelijk van hulpbronnen naar opbrengst gestuurd” nee het is en en.
Ik moet begrijpen dat de commissie aanneemt dat voedselproductie los van grond kan plaatsvinden? Dat geeft aan dat ze geen idee hebben waarover ze het hebben, zeker voedsel kwaliteit in ogenschouw genomen. De werking van een gezonde bodem is essentieel, de processen in de bodem bepalen de kwaliteit, die wij nog onvoldoende kunnen doorgronden.
Dan volgt er een stuk over de moeilijkheden van het verdienmodel. “Rendement en publiek belang gaan immers niet noodzakelijk gelijk op”. Dat is een grote misvatting, als we zien wat de sector aan negativisme organiseert, en dan is de invloed van ons voedsel op onze gezondheid praktisch bij niemand in beeld, denk ik dat de sector veel voor de maatschappij kan betekenen in positieve zin. De focus die men heeft wordt sterk bepaalt door de kennis die men heeft.
Dan is er een internationale agrarische journalisten groep rond geleid langs agrarische ontwikkelingen inclusief kennisinstellingen, ontwikkelingen van gisteren maar men is vergeten te laten zien waar de mogelijkheden van morgen liggen?
In ons land worden de wetenschap en het agrarisch onderzoek inmiddels grotendeels door het bedrijfsleven en de overheid samen gefinancierd. Heeft men erbij verteld “wie betaald bepaald en de kronkels die wetenschappelijke instituten maken om aan die voorwaarden te voldoen”?
In het stukje waar Amerikaanse econoom Mariana Mazzacuto op het belang van De ondernemende staat wijst vind hij ons aan zijn zijde. Maar verlangt het van de overheid dat het prominent personen in dienst heeft met inhoudelijke kennis van zaken en van daaruit een visie, zoals in het verleden wel eens was.
Als men spreekt over een overheid die bedrijven en wetenschap stimuleert om ontwikkelingen in gang te zetten kan dat alleen met een goed gevolg binnen strikte randvoorwaarden en daar is weer die visie vanuit kennis voor nodig. Dus kunnen we ons afvragen wie gijzelt nu wie?
Wie heeft de sleutel om uit deze impasse te geraken?
Het is boerenbedtijd maar heb het stuk snel gelezen. Veel aspecten worden aangekaart maar enkele niet, kom daar op terug. Maar er is veel over te zeggen en onderschrijf de opmerking van het OESO van 2015 volledig. Tot later.