De onderzoekers bekeken de botten van 344 individuen die tussen 0 en 500 na Christus in Zuid-Engeland leefden. Honderdvijftig daarvan waren afkomstig van begraafplaatsen op het platteland. De rest kwam van een kerkhof in het hedendaagse Dorchester, dat ooit gesticht was door de Romeinse bezetters.

Gezonde buitenlucht?
“Het plattelandsleven is waarschijnlijk niet altijd heilzaam en gezonder geweest. In de eerste eeuw hadden de mensen in de stad in ieder geval meer kans om oud te worden”, zegt hoofdonderzoekster Rebecca Redfern van het Museum of London. Erg oud werden mensen in de vijfde eeuw niet. Van de plattelandsmensen werd 29,5% ouder dan 35 en van de stadsmensen haalde 34% die leeftijd. Dat lijkt een klein verschil, maar is waarschijnlijk niet zomaar door toeval bepaald.

Werkstress
Een verklaring vinden de onderzoekers in de leefomstandigheden in steden. In de vijfde en zesde eeuw na Christus waren grote steden vaak vervuild, maar de zuid-Engelse steden waren nog klein en niet zo dichtbevolkt als de steden in bijvoorbeeld het Romeinse Rijk. De mensen op het platteland waren vaak bedienden en arbeidskrachten die hard moesten werken voor rijke landeigenaren. “En dat op een karig dieet”, zegt Redfern. De welvaart en het goede leven werd naar de stad gehaald. Het platteland had het nakijken.

Een ander gezondheidsprobleem waar stedelingen last van hadden, was tandbederf
Hogere kindersterfte
Stadse kinderen in de eerste eeuw hadden daarentegen minder kans om op te groeien tot volwassenen; 43,5% van alle skeletten uit steden bleken afkomstig van kinderen jonger dan 10 jaar. Dat percentage staat tegenover 28,6% op het platteland.

De onderzoekers denken dat dit te maken heeft met betere opvoedtradities op het platteland tijdens de IJzertijd. Daarnaast werden stadsbewoners vaker ziek. De onderzoekers vonden namelijk sporen van tuberculose (een besmettelijke ziekte) en rachitis (een gebreksziekte) bij hen, maar niet bij plattelandsbewoners.

”Urban diet”
Een ander gezondheidsprobleem waar stedelingen last van hadden, was tandbederf. Stadsbewoners hadden vaak minder glazuur (28%) en meer tandsteen (70%), terwijl plattelandsbewoners hier minder last van hadden (17% had minder glazuur en 59% tandsteen). Meer dan de helft van de stedelingen had een gaatje, ten opzichte van 35% van de plattelandsbewoners. Redfern denkt dat dit komt omdat het voedsel in de steden net wat rijker was. Bovendien importeerden handelaren zoetwaren. Zo ontstond toen al een ‘urban diet’ met meer conserven, suiker en wijn.

Fotocredits: 'Amongst dirty bones', Dallas Krentzel
Dit artikel afdrukken