Volgens de overlevering heeft plantaardige olie een heldhaftige hoofdrol. Alle plantaardige oliesoorten zijn goed voor de gezondheid. Vervang verzadigd vet van dierlijke herkomst en ook koolhydraten door producten met plantenolie en je hart zal je dankbaar zijn.
Ondanks de veranderde kijk op vet, bleven die aanbevelingen nog altijd overeind. Maar er zijn twijfels over linolzuur en ze zijn niet nieuw. In de discussie over Becel, dat met linolzuur verrijkt was en goed voor hart en bloedvaten zou zijn, is daarover veel gedebatteerd, onder meer hier op Foodlog.
De geoxideerde linolzuur-hypothese
Een nieuwe studie is heel stellig over de kwalijke rol van omega-6 vetzuren in het moderne dieet. Enkele van die oliesoorten die veel in het westerse dieet voorkomen zijn belangrijke veroorzakers van hart- en vaatziekten, schrijven James J. DiNicolantonio en James H. O’Keefe in het artikel Omega-6 vegetable oils as a driver of coronary heart disease: the oxidized linoleic acid hypothesis.
Het gaat dan om de meeste oliesoorten die bij voedselbereiding worden gebruikt: palm-, soja-, mais-, zonnebloem-, arachide (pinda)- en koolzaadolie. Alle bevatten ze in meer of mindere mate linolzuur. Ook arachidonzuur, dat van dierlijke herkomst is, is een omega-6 vetzuur. Die vetten worden door het lichaam opgenomen en gebruikt als bouwstoffen voor de wanden van de cellen (je bent wat je eet), maar ook als grondstoffen voor onder andere hormonen.
De twee Amerikaanse onderzoekers publiceerden eerder spraakmakende onderzoeken over verzadigd vet, suiker en (DiNicolantonio solo) zout. Het boek The Salt Fix dat DiNicolantonio daarover schreef kreeg stevige kritiek, maar ook bijval.
oxLDL is genesteld in zwakke plekken van de wand van de slagaderen. Het veroorzaakt een heftige ontstekingsreactie en trekt daarmee immuuncellen (onder meer macrofagen) aan die de reactieve, giftige moleculen absorberen, inkapselen (in calcium) en onschadelijk makenOxidatieve stress
Voor hun hypothese baseren DiNicolantonio en O’Keefe zich nu op eerder onderzoek naar spijsvetten met omega-6 vetzuren in relatie tot hartgezondheid. In een notendop beweren zij het volgende. Door de grote hoeveelheid plantaardige olie met omega-6 vetzuren in het westerse dieet is de cruciale balans met omega-3 vetzuren dusdanig verstoord, dat de omega-6 pro-inflammatoir gaat werken. Er ontstaat oxidatieve stress, met vrije radicalen (ROS), die het ‘slechte’ cholesterol LDL oxideren.
Dit oxLDL is genesteld in zwakke plekken van de wand van de slagaderen. Het veroorzaakt een heftige ontstekingsreactie en trekt daarmee immuuncellen (onder meer macrofagen) aan die de reactieve, giftige moleculen absorberen, inkapselen (in calcium) en onschadelijk maken. Hierdoor ontstaat de gevreesde plaque, de harde verdikkingen die de vaten vernauwen. Die kunnen losschieten, meegevoerd worden in de bloedbaan en elders een slagader blokkeren. Met een hartaanval of een beroerte tot gevolg.
Het pro-inflammatoire effect van teveel meervoudig onverzadigd omega-6 vetzuur, in het bijzonder linolzuur, is eerder vastgesteld. Het is verwarrend, omdat omega-6 in de juiste hoeveelheid en in de juiste balans met omega-3 vetten (linoleenzuur en het daarvan afgeleide EPA en DHA) noodzakelijk is voor hartgezondheid.
Onderzoek naar atherosclerose
Wat oxLDL onderscheidt van LDL, wat de rol ervan is in atherosclerose (aderverkalking) en hoe oxidatie en daarmee aderverkalking te voorkomen, is ook al langer een onderwerp van onderzoek, zoals onder meer al beschreven in 1991 in de studie Role of Oxidized Low Density Lipoprotein in Atherogenesis.
Er is de afgelopen drie decennia heel veel onderzoek naar atherosclerose verricht. Naarmate de onderzoekstechnieken verbeteren, groeit het inzicht in de mechanismen. Dat levert telkens gedetailleerdere beschrijvingen op van de paden in die biochemische processen.
Oxidatie van LDL betekent niet dat er zomaar een paar zuurstofatomen aan een LDL-lipoproteïnedeeltje met daarin linolzuur komen te hangen. Het oxidatieproces is complex en nog niet helemaal opgehelderd. Duidelijk is wel dat de mate van oxidatie gerelateerd is aan de inflammatie. Wat DiNicolantonio en O’Keefe betreft is het nu wel bewezen dat hier de oorzaak ligt van atherosclerose.
Biochemisch paadje
Direct verwant aan deze materie is een ander hoofdstuk van het vetboek: de werking van statines. Statines worden op (zeer) grote schaal voorgeschreven door artsen omdat ze hartaanvallen zouden voorkomen. Statines verlagen de aanmaak van het ‘slechte’ cholesterol LDL en daarmee het risico op atherosclerose. Die opvatting maakt deel uit van de cholesterolhypothese van hartziekten, die zegt dat verzadigd dierlijk vet (maar ook roken en dik worden) een te veel aan LDL in het bloed brengt. Dat LDL zet zich af op de wand van de slagaderen met als gevolg… enz.
In één van de vele recente overzichtsartikelen over de werking van statines, ‘Statins as Anti-Inflammatory Agents in Atherogenesis: Molecular Mechanisms and Lessons from the Recent Clinical Trials’, worden andere effecten van statines beschreven. Niet het beperken van de aanmaak van LDL vermindert de kans op hartziekten, maar het terugdringen van de inflammatie. En niet zo maar via één biochemisch paadje, maar via een tiental.
LDL, en dan dus vooral oxLDL, is alleen instrumenteel in het ontstaan van plaque. Dat verklaart ook de grote variatie tussen verschillende patiënten in de LDL-niveaus in het bloed en van hun risico op problemenWaarom is dit statineverhaal relevant? Omdat veel experts mede hierom van mening zijn dat atherosclerose veroorzaakt wordt door inflammatie. Niet door te veel LDL uit vette voeding, zoals op basis van de cholesterolhypothese altijd verkondigd werd. LDL, en dan dus vooral oxLDL, is alleen instrumenteel in het ontstaan van plaque. Dat verklaart ook de grote variatie tussen verschillende patiënten in de LDL-niveaus in het bloed en van hun risico op problemen.
Voedingsbodem voor oxLDL
DiNicolantonio en O’Keefe hebben het niet over de oude cholesterolhypothese. Ze richten zich op hoe omega-6 vetzuren aan een oxidatief en pro-inflammatoir milieu in het lichaam bijdragen. Dat is de voedingsbodem voor oxLDL in de vaatwanden, waartegen de natuurlijke tegenhanger, de omega-3 vetzuren, niet opgewassen is.
De achtergrond hiervan is een evolutionair bewaard systeem dat een rol heeft in de regulering van inflammatie. Meervoudig onverzadigde omega-6 vetzuren en meervoudig onverzadigde omega-3 vetzuren vechten in dat systeem om voorrang. Als de verhouding goed is, worden van beide (vooral van linolzuur en linoleenzuur) in gelijke hoeveelheden diverse eicosanoïden aangemaakt, hormonen die de feitelijke regulering van inflammatie verzorgen in samenwerking met het immuunsysteem.
Omega 6 verhoogt de inflammatie, omega 3 verlaagt het. Die balans houdt het systeem in evenwicht. Maar omdat het moderne voedsel veel te rijk is aan omega-6 en naar verhouding dus te arm aan omega-3, overheerst het pro-inflammatoire effect van de omega-6 metabolieten.
Bewijs
DiNicolantonio en O’Keefe geven een lijst van 29 punten met ‘bewijs waaruit blijkt dat omega-6 rijke plantaardige oliesoorten atherosclerose en hart- en vaatziekten veroorzaken’. Ze koppelen elke bewering aan bestaand onderzoek. Dat brengt hen tot de volgende conclusie (laatste zin daarvan): "Het verminderen van de hoeveelheid linolzuur, dat vooral afkomstig is van industriële plantaardige en zaadoliesoorten, zal de hoeveelheid linolzuur in het LDL verminderen en daarmee in het oxLDL. Daarmee verkleint ook het risico op hart- en vaatziekten."
De vragen die deze ‘geoxideerde linolzuur-hypothese’ oproept zijn meteen talrijk. Hoe verminder je het aandeel omega-6 olie in je voeding? Wat gebruik je daarvoor in de plaats? Welke vetten zijn wel goed of op zijn minst neutraal? Als er te weinig omega-3 olie in het eten zit, waarom helpen visoliesupplementen dan niet?
Vragen voor een volgend hoofdstuk in het vetboek.
Op 8 oktober krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Sterk bewerkt voedsel is inderdaad het grootste probleem,vanwege gehydrogeneerde vetten,toegevoegde suikers en vaak veel te veel zout. En daarbij nog de nodige e nummers.
#2 Wat betekent dat voor de praktijk van alledag? Als ik boodschappen doe dan lijkt het mij verstandig om niet te kiezen voor sterk bewerkt voedsel. Volledig mee eens. Laten we dan vetten als voorbeeld nemen en op zoek gaan naar producten die niet sterk bewerkt zijn.
Olijfolie verdient dan wat mij betreft de voorkeur boven (producten met) zonnebloemolie of raapzaadolie. Want die zijn sterk bewerkt. Bakvet: voor mij geen bak- en braadprodukt of zonnebloemolie, maar ossewit. Kokosolie zou kunnen, als je graag plantaardig wilt. En: roomboter natuurlijk en géén margarines. Dan kom je automatisch uit op mijden van omega 6?
‘bewijs waaruit blijkt dat omega-6 rijke plantaardige oliesoorten atherosclerose en hart- en vaatziekten veroorzaken’
Dat is zegt op zichzelf helemaal niets.
Veel of weinig Ω-6 maakt op zich idd weinig uit. Het echte probleem is niet alleen de scheve balans tussen MOV Ω-3 en Ω-6, maar tevens de diepe minachting voor VV. De optimale verhouding van 1:1 is inmiddels met dank aan de voedings(des)kundigen en de dankbare voedingsindustrie verschoven naar 1:20 en zelfs nog hoger. ALLES is gelardeerd met spotgoedkoop geraffineerd Ω-6 vet. Het kan niet op.
Bij 1:1 raken de hormonen niet van slag en ons parasympatisch zenuwstelsel doet zijn werk zoals het moet. Net als suiker zit het overal in waar het helemaal niet in hoort. Gevolg overtollige vetgroei en chronische ontstekingen.
Waar zouden we zijn zonder stofjes?
Uitstekend punt natuurlijk van Jaap: mannen met hamers gaan op zoek naar spijkers.
Hoe krijg je wetenschap zover dat onderzoekers zich gedwongen voelen, voor ze ook maar ergens aan beginnen, zich deze vraag te stellen:
1. Wat willen we weten en waarom?
2. Is het het geld waard of komen we zonder onderzoek ook al een heel eind?
Volgens de laatste Cochrane review maakt het allemaal niet veel uit of je veel of weinig linolzuur binnen krijgt. Misschien zijn er belangrijker zaken zoals een voedingspatroon gekenmerkt door het overmatig consumeren van sterk bewerkt voedsel.
Maar de stofjeswetenschap weet van geen wijken.