Een deel van de Nederlandse landbouwbedrijven heeft in de afgelopen decennia een méér dan gemiddelde, en vaak met sprongen verlopende, groei doorgemaakt. In de jaren ’80 werd dit verschijnsel al opgemerkt. LEI onderzoeker van Driel sprak van ‘disproportionele groei’: er was geen relatie meer tussen bedrijfsomvang en groei. Zo ontstonden grootschalige bedrijven, meestal sterk gespecialiseerd, gebruik makend van de nieuwste arbeidsbesparende technologieën en met een hoog intensiteitsniveau dat steunt op het aankopen van veel hulp- en productiemiddelen. Het totale productievolume van deze bedrijven is omvangrijk. Zo ook de schulden: de groei werd vooral of zelfs geheel gefinancierd met leningen. Vlak voor en tijdens de afschaffing van het quotum deed zich opnieuw een golf van disproportionele groei voor: een aantal melkveehouderijbedrijven verdubbelden (of verdrievoudigden) in één keer hun omvang. Het leverde, zoals bekend, behoorlijk wat problemen op – voor de landbouw als geheel.
'Turbo-boeren'
Deze vorm van groei en de eruit voortkomende bedrijfsomvang leiden niet noodzakelijkerwijs tot goede inkomens. Integendeel: proportionele groei (voorzichtig en stap-voor-stap het bedrijf ontwikkelen en daarbij zoveel mogelijk op eigen middelen voortbouwen) resulteert meestal in betere inkomens – per bedrijf en per persoon. Dat komt omdat disproportionele groei (‘turbogroei’ zou je kunnen zeggen) hoge financieringslasten en hogere kosten voor aangekochte bedrijfsmiddelen met zich mee brengt. Per 100 kg. melk bijvoorbeeld zijn de kosten hoger en is het saldo lager. De vergrote omvang moet dit compenseren. De ‘turbo-bedrijven’ zijn op doorgaande groei gebouwd: onbegrensde groei is een noodzaak. Het is datgene waar ‘turbo-boeren’ zich op laten voorstaan. Het is hun identiteit. En, zo menen ze, het is ook hun morele recht en plicht. Ze moeten immers “de wereld voeden”.
Maar daar waar op de Wageningse tekentafels samenleving en natuur konden worden weggedacht, daar botsen de turbobedrijven die in de echte wereld opereren, wel degelijk op samenleving en natuur. Ze lopen tegen maatschappelijke en ecologische grenzen aanMaatschappelijke en ecologische grenzen
Qua ontwerp gaan de turbobedrijven terug op het idee van ‘optimale landbouw’ dat vanaf de jaren ’80 furore maakt in Wageningen. Centraal daarbij is de gedachte dat er per eenheid grond, per dier, per plant, per boom, per vierkante meter stalruimte, per bedrijf (en ga zo maar door) zoveel als maar mogelijk is moet worden geproduceerd. Daartoe werd de landbouwbeoefening voorgesteld als een puur technisch-economische operatie die als zodanig moest worden gericht op de hoogst haalbare productieniveaus. Samenleving en natuur, toch twee belangrijke randvoorwaarden, werden als het ware tussen haakjes gezet. Het nastreven van de hoogst mogelijke productieniveaus werd maatgevend. Zo ontstonden bedrijfsmodellen en werden de daarvoor benodigde productiemiddelen en technologieën geconstrueerd die we nu terugvinden op de turbobedrijven. Op die bedrijven zijn ligboxenstallen, drijfmestkelders, stikstof-sensitieve gras variëteiten, sterk vergrootte percelen, mono-cultures, diepontwatering, hoogproductieve HF koeien, hoge krachtvoergiften, melkrobots, snelle vervanging van vee, hoge mechanisatiegraad, zware trekkers, glyfosaat, en ga zo maar door, tot een systematisch geheel gesmeed. Maar daar waar op de Wageningse tekentafels samenleving en natuur konden worden weggedacht, daar botsen de turbobedrijven die in de echte wereld opereren, wel degelijk op samenleving en natuur. Ze lopen tegen maatschappelijke en ecologische grenzen aan.
Die grenzen zijn legio en het worden er steeds meer. Enkele trefwoorden mogen volstaan: stikstofdepositie, biodiversiteit, landschap, volksgezondheid, productkwaliteit, dierenwelzijn, geuroverlast, esthetiek – en daar voegen klimaat en gebruik van fossiele energie zich nadrukkelijk aan toe. Er ontstaat niet alleen frictie tussen het benoemen, verdedigen en implementeren van dergelijke grenzen en het turbobedrijf – het punt is ook en vooral dat deze grenzen de ongelimiteerde expansie die het turbobedrijf behoeft1, steeds meer uitsluiten. Precies dat is de crux van het spektakel dat de protesterende boeren het afgelopen halve jaar hebben opgetuigd.
'Agribashing'
Het pijnlijke van de huidige protestgolf is dat ze een sterk en onaangenaam populistisch karakter aanneemt – en anders dan dat kan kennelijk niet. Agribashing is een sleutelwoord geworden: het verwijst naar alle mogelijke kritiek, zinnige en onzinnige, op de hedendaagse landbouw. Agribashing is de tegenpool van het respect, dat de contesterende boeren zeggen te willen, waarbij ‘respect’ lijkt te staan voor het recht om ongemoeid en ongehinderd door te kunnen gaan op de ingeslagen weg: géén beperkingen meer. En dat is precies wat het Landbouw Collectief tot nu toe uit de onderhandelingen met de overheid haalt: géén generieke kortingen van de veestapel, geen gedwongen bedrijfssluitingen (onteigeningen) bij en ter wille van natuurterreinen en het recht om eventuele ‘stikstofruimte’ te verhandelen (zodat verdere expansie kan worden gefinancierd).
Agribashing is de tegenpool van het respect, dat de contesterende boeren zeggen te willen, waarbij ‘respect’ lijkt te staan voor het recht om ongemoeid en ongehinderd door te kunnen gaan op de ingeslagen weg: géén beperkingen meer'Klucht'
Het gezamenlijke Landbouw Collectief en daarbinnen met name de Farmers Defence Force opereren op uitgesproken populistische wijze. Om te beginnen omdat ze een klucht opvoeren die de werkelijke problemen moet verhullen. De omvangrijke stikstofemissie van de landbouw (met name van de melkveehouderij) kan immers gemakkelijk worden gereduceerd. Anders voeren (minder eiwitrijk), kunstmestgebruik omlaag, mest aanlengen voor of tijdens het uitrijden – ziedaar drie praktijken die al volop en al jaren door veel boeren worden toegepast. Het Landbouw Collectief voert ze opnieuw op, eist daarbij drie miljard Euro en stelt, als klap op de vuurpijl, dat de landbouw er niet op mag worden afgerekend. Hoe absurd wil je het hebben. Daarnaast is het Landbouw Collectief populistisch omdat het velen mobiliseert (zoals de eerste keer op het Malieveld) om uiteindelijk voordelen voor slechts enkelen binnen te halen: het blokkeren van reducties en onteigeningen en het verhandelbaar maken van stikstof ruimte bevoordeelt vooral de bedrijven die mikken op doorgaande expansie, terwijl voor de hand liggende maatregelen die de meerderheid baat had gebracht niet eens naar voren zijn gebracht.
Achter de klucht gaat overigens wel een tragedie schuil. Want moge de strijd tegen de noodzakelijke reductie van stikstofgebruik in zekere zin een schijngevecht zijn, de uitkomst ervan (‘geen reductie van landbouwactiviteit in Nederland’) creëert een rampzalige situatie met het oog op de klimaatproblematiek: een ‘brandgang’ die de reductie van het gebruik van fossiele energie in de landbouw bij voorbaat onmogelijk moet maken.
Populistisch
Het Landbouw Collectief is ook populistisch omdat men categorisch zwijgt over wat men wél wil. Als het gaat om de vooruitzichten regeert de ‘veelzeggende leegte’. Dan lijken de protesterende boeren “dolend” zoals de Volkskrant terecht constateerde. Men benoemt op hoge toon alles waar men tegen is, maar zwijgt over datgene waar men vóór is. Dat kan ook niet anders: Het Landbouw Collectief en daarbinnen vooral de Defence Force willen een doorgaande industrialisatie van de landbouw – een fabrieksmatige landbouw die botst met samenleving en natuur en daartoe moeten samenleving en natuur dan maar de nodige stappen achteruit zetten2. Voor zo’n programma krijgt men in Nederland nooit de handen op elkaar – dat weet men in boerenkring maar al te goed. Vandaar de typisch populistische ‘veelzeggende leegte’. Daartegenover wordt de agribashing breed uitgemeten. Ook om antagonistische relaties te construeren. De ‘anderen’ hebben het gedaan: de consumenten die niet meer willen betalen, de media en de politieke partijen die door onkunde, onwetendheid en onwil worden gevoed, de activisten die met opzet boerenfamilies kapot willen maken, natuurorganisaties die doormauwen over al die kleine natuurterreintjes die beter kunnen worden opgedoekt, de instituties die met valse cijfers komen en de overheid die de landbouw onvoldoende beschermt. De anderen hebben het gedaan, de landbouw zelf treft geen blaam: populisme pur sang3.
De anderen hebben het gedaan, de landbouw zelf treft geen blaam: populisme pur sangTypisch populistisch is ook dat men anderen spreekrecht ontneemt of bij voorbaat delegitimeert of ridiculiseert. Dreigen met geweld ontbreekt evenmin: “angst is oké”, aldus Jeroen van Maanen van de Farmers Defence Force in het AD.
Ik heb hier betoogd dat er rechtstreekse lijnen lopen van het Wageningse ontwerp (de ‘optimale landbouw’) naar de omvangrijke boerenprotesten van de afgelopen maanden. Het optreden van Aalt Dijkhuizen (voorheen voorzitter van Wageningen Universiteit) als, nota bene, voorman van het Landbouw Collectief spreekt in dit verband boekdelen. Ik heb ook gesteld dat, eenmaal in praktijk gebracht, het Wageningse ontwerp zich wel moest ontpoppen als populisme. Een populisme dat onmiddellijk werd omarmd door Wilders en Baudet (en pyromanen als voormalig staatssecretaris Bleker) en dat nu, via een bestuurlijk experiment in Noord Brabant, wellicht leidt tot politieke veranderingen op nationaal niveau die alle noodzakelijke transities gaan blokkeren. Het Wageningse ontwerp heeft, kortom, een tovenaarsleerling gebaard die ontsnapt is aan elke controle en een bedreiging tout court gaat vormen voor samenleving en natuur.
Ondanks alles is enige hoop gerechtvaardigd. Immers, een turbo zonder begrenzer blaast zichzelf op. Vroeger of later, maar meestal vroeg. Daarnaast is er gelukkig een terugval positie: dat is dát deel van de Nederlandse landbouw dat niet, of in veel mindere mate, naar het Wageningse ontwerp is gevormd en dat, dankzij eigenzinnige boeren en boerinnen, wél in evenwicht met samenleving en natuur is gebracht.
Referenties:
1. “De enige manier waarop wij [...] ons inkomen kunnen sturen [....] is volume draaien”, aldus Jeroen van Maanen van Farmers Defence Force in het Algemeen Dagblad.
2. Het was opmerkelijk dat tijdens de acties WUR-bestuursvoorzitter Louise Fresco en ex-voorzitter Cees Veerman in het Financieele Dagblad opnieuw het idee van geografische tweedeling naar voren brachten: één deel van Nederland voor de boeren alwaar ze ongestoord hun gang mogen gaan, het ándere deel voor samenleving en natuur.
3. Diverse opinie-onderzoeken geven aan dat deze houding vooral leven bij grote, intensieve boeren. Aanzienlijke groepen in de landbouw denken er echter anders over. In een recent artikel heb ik dat verder uitgewerkt: Farmers’ upheaval, climate crisis and populism.
Jan Douwe van der Ploeg reageert op de diverse commentaren hieronder:
Ik waardeer de verschillende reacties op mijn stellingname. Ze scherpen mijn gedachten aan. Ik wil graag op enkele van de ingebrachte punten ingaan. Het treft me, om te beginnen, dat niemand de centrale these in twijfel trekt: er lopen duidelijke lijnen van het “Wageningse model” naar de frustraties en het populisme van nu. Krijn Poppe (#21) plaatst enkele kanttekeningen – daar ga ik straks specifiek op in. Daarnaast valt het me op dat in meerdere reacties (met name #10, #14, #15 en #16) gewezen wordt op de diepe verdeeldheid en onmin in de boerenwereld, waarbij #10 noteert dat de “andersdenkenden” (anders dan de turbo-boeren) al in belangrijke mate zijn afgehaakt. Overigens betwijfel ik of dat zo is: ik denk dat ze zich op dit moment liever stilhouden. In #16 wijst Jeroen van Buuren hier terecht op.
Het is waar. Boeren staan inderdaad met de rug tegen de muur (#11 en ook #3), vooral degenen die zwaar hebben geïnvesteerd en diep in de schulden zitten. En dat leidt tot populisme. Maar met Jur Schuurman (#4) en anderen blijf ik me afvragen of die reactie gerechtvaardigd is. En of het de boeren iets zal opleveren. En of men hier mee dóór kan gaan. Er zijn ook andere reacties, strijdvormen en eisen mogelijk. Als je Europa als geheel overziet dan zie je dat het elders vaak anders gaat. Opinieonderzoek onder boeren geeft aan dat daar een brede basis voor is.
Terecht wijzen Peter van Kempen (#8) en Piet Hermus (#13) er op dat lang niet allen protesterende boeren ‘turbo-boeren’ zijn. Dat klopt. Zeker de eerste keer, op het Malieveld, ging het om een bonte mengeling. Het punt is evenwel dat de turbo-boeren steeds meer gaan domineren: hun inzichten en verlangens zijn leidend geworden. In de veel langere, Engelstalige versie heb ik beschreven, aan de hand van de NVV van Wien van de Brink, hoe een kleine groep, met specifieke belangen, leidinggevend kon worden, ook al deden er veel meer (en andersoortige) varkenshouders aan de acties mee. Dat is een typisch populistisch verschijnsel: er zijn velen bij betrokken maar slecht enkelen worden er beter van.
In veel reacties wordt gevraagd naar een verdere verduidelijking omtrent de ‘boerenlandbouw’, met name ook omdat ik schreef dat die de terugval positie vormt (het alternatief voor de ‘turbo-landbouw’). Hier volsta ik met de opmerking dat boerenlandbouw méér op eigen hulpmiddelen, méér op natuurlijke hulpbronnen ook is gebaseerd. Er hoeft minder te worden aangekocht. Er is meer zelfstandigheid. Boerenlandbouw kenmerkt zich ook méér door een proportionele groei, geleidelijk aan – derhalve zijn de schulden lager. Verhoudingsgewijs staat boerenlandbouw dicht bij het beeld van kringlooplandbouw. Ik ben de eerste die toegeeft dat het hier om gradaties gaan. Maar het zijn wel belangrijke gradaties – sterker nog: het worden steeds meer doorslaggevende gradaties. En ik denk dat een ieder die om zich heen kijkt de nodige exponenten van de boerenlandbouw zal kennen. In de Nederlandstalige versie van mijn afscheidsrede (die onder meer via Foodlog toegankelijk is) wordt dieper op het begrip boerenlandbouw ingegaan.
Krijn Poppe (#21) stelt dat de diagnose correct is maar dat de trend naar turbo-landbouw niet beperkt is tot de omgeving van dat kleine dorpje onderaan de Veluwe. Mooie typering! En het klopt. Ook elders hebben banken, agrarische industrieën, ministeries van landbouw en Brussel gepoogd de landbouw te industrialiseren. Dat is echter met wisselend succes gepaard gegaan. Vergelijkenderwijs zijn de Nederlandse en Deense landbouw (en regionale landbouwstelsels in Bretagne, Povlakte, etc.) het meest omgevormd naar het ‘turbo model’.
In het Engelse artikel heb ik de boerenprotesten in Duitsland, België, Frankrijk, Spanje, Italië en Oostenrijk vergeleken met de Nederlandse protestgolf. Dan blijkt dat het populisme het meest markant is in Nederland. Dit weerspiegelt het feit, denk ik, dat juist in Nederland de turbo landbouw het meest ontwikkeld is (de Deense ‘uitzondering’ kun je apart verklaren). Elders klinken ook eisen en strijdvormen door die typerend zijn voor de boerenlandbouw.
Waarom de politiek niet heeft ingegrepen? De turbo landbouw is, zeker in Nederland, mede gecreëerd door en vanuit de staat. Ze vertegenwoordigt een beláng voor de staat. En als blijkt dat de staat zich daarbij ook knap in de vingers heeft gesneden, dan gaat het probleem over de spreekwoordelijke schutting en worden anderen met de negatieve consequenties geconfronteerd.
Op 11 april krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
... uit een aaneengesloten rij idiote stommelingen die bepalen wat we hier doen in het land. ...
Nee, dat zijn woorden die ik niet zal gebruiken, maar ik denk wel dat zowel bij LTO als bij onze ministeries niet de meest slimme leiders zitten. Niet vooruit kunnen kijken beschouw ik als weinig intelligent. En ad-hoc van ‘crisis’ naar ‘crisis’ ook niet. En juist daarom kan ik ook niet geloven in complot-theorieën, of bewust boertje plagen of zo.
Het LC, ook gelul, net of die iets klaar kunnen maken, net of het nu in een keer beter zal gaan.
Natuurlijk is dat ook niet de oplossing. Maar het ontstaan van LC illustreert wel heel duidelijk het failliet van LTO. En daar verwees ik naar in #42
Wouter vertelt ons in #42 dat de wereld niet bestaat uit alleswetende, onfeilbare, super übermenschen, maar uit een aaneengesloten rij idiote stommelingen die bepalen wat we hier doen in het land. Het zal wel grappig bedoeld zijn.
Wouter de Heij,
Je analyse klinkt veel interessanter dan dat ie is.
Ik heb nog nooit iemand van de overheid horen zeggen dat de vrije markt een (dreigend) RO-probleem zou oplossen, dus waar dit vandaan komt is mij een raadsel?
RO-beleid vind je al decennia terug in Provinciale verordeningen, deze verordening moeten weer verplicht in bestemmingsplannen worden opgenomen. Bijv. rondom veel natura2000 gebieden en dorpen is er een verbod op het houden van dieren in meerdere lagen en tevens een uitbreidingsverbod qua m2 van gebouwen t.b.v. Intensieve Veehouderij anders dan ten behoeve van dierenwelzijn, enkel grondgebonden en/of natuurincl. bedrijven krijgen groeimogelijkheden.
Zou je de boeren gedachten volgen, we lossen alles technisch op, dan is een verbod op meerdere lagen vreemd immers qua gebouw (goot- en nokhoogte) mag het wel. Toch is het er (en belangrijk, in diverse R.v.St uitspraken als zijnde OK bevonden), gevolg een stabilisering van het aantal IV dieren nabij dorpen en natura2000 gebieden en uiteindelijk een afwaartse beweging, want wat moet je met een dergelijke locatie voor de landbouw op lange termijn.
Een ander effect is dat door de gekozen werkwijze de belastingbetaler niet teveel op kosten gejaagd word. Waarom zou bijv. ik mee moeten betalen om een boer iets niet te laten doen wat ie toch al niet mocht?
Het LC, ook gelul, net of die iets klaar kunnen maken, net of het nu in een keer beter zal gaan. Overigens klinklare nonsens dat de neuzen dezelfde kanten op zouden staan, denk alleen maar eens aan de verdeeldheid als ammoniakrechten verhandelbaar zouden zijn tussen sectoren, de stopper verkoopt dan aan de hoogste bieder en zijn buurman die ook "gelooft" in het LC kan kapot vallen.
Zou overigens een leuke vraag zijn bij een boeren demonstratie: "zeg mijnheer boer, hoe zit het eigenlijk qua RO voor je bedrijf, je staat hier nu wel met veel tamtam te demonstreren maar kan er op je locatie eigenlijk wel iets qua ontwikkeling en zo ja onder welke voorwaarden?".
#41 Marco Maas Neen, dat is te eenzijdig. Het woord verwijten wil ik niet eens gebruiken. Ik ben geen boer, en heb geen zakelijke belangen, en ben een pro-natuur man (maar boeren zijn wel onderdeel van ons land). Ik kijk wel al bijna 25 jaar naar het landbouw-voedsel-keten systeem. Niet gek natuurlijk, want mijn brood verdien ik met voedsel verwerking (zowel fabrieken als productontwikkeling, nieuwe technologieën en houdbaarheid/food safety).
Wat ik zie is dat LTO lang (nog steeds?) een semi-politieke organisatie was, zonder al te veel scherpe analyses of kijk op de toekomst. Bijvoorbeeld de roep tot opheffing van melk-quota, leek mij een onhandige wens. LTO -vooral ZLTO- heeft ook veel van hun vermogen verbrand in Brabant met projecten die nergens op slaan. LTO directie is ook richting hun achterban vaak ter veel kolen-en-de-geit willen sparen. Het is niet gek dat er nu een LC is waar LTO maar een onderdeel van is. De rol van LTO was niet zo sterk, en daardoor is deze ook geslonken.
We kunnen nu ook retro-perspectief zeggen dat de verzuiling in Nederland weg is. CDA+LTO+LNV+WUR zaten te lang in een collectief gericht op pro-boer. Ik wil dit economische systeem omschrijven als een ‘kerkelijk’ systeem, waarbij ‘men’ wel goed wist wat goed voor hen was. In Brabant uitte dit zich in burgers die geur en andere overlast zat waren. In de natuur-industrie hebben we nu het stikstof en N2K dossier. Plat gezegd het CDA+LTO+LNV+WUR complex wist wat goed voor hen en voor ons was, maar ‘ons’ mocht zich er niet zoveel mee bemoeien. Er werken direct ongeveer 50-100k mensen in deze landbouw-sector en toch is er een 150miljoen plus jaarlijkse universiteit, en een speciaal ministerie (LNV). Is dat eigenlijk niet heel gek?
Dan onze politiek. Met een generatie van beroepspolitici die over het algemeen weinig praktijk ervaring hebben, of gevoel voor het bedrijfsleven, heeft het polderen om te polderen overhand gekregen. Een paar maanden gelden schreef ik niet voor niks “polder model is dood”. Politici hebben geen fluit verstand van de (theorie van) boeren-economie en hebben dus te lang gedacht in ‘vrije markt’ denken. Ondertussen kan iedereen zien aankomen dat Nederland vol geraakt (Pim Fortuijn analyse wordt een realiteit). De verschillende economische, sociale en ecologische belangen botsen met elkaar.
Bij dit soort botsingen -en nogmaals die kan je zien aankomen- hoort een nieuwe ruimtelijke ordeningsbeleid (RO). Bij doorgeschoten globaliseren hoort, het beetje aantrekken van de touwtjes door Den Haag. Ook dit hangt al vijf tot tien jaar in de lucht. En Den Haag heeft ook op dit vlak geen fluit gedaan. De politiek moet daarom ‘iets’ doen gericht op de toekomst EN tegelijkertijd zichzelf flink her-uitvinden.
her-uitvinden? Jazeker, RO beleid vraagt centrale regie (op inhoud). Voedselveiligheid (NVWA) hoort bij Gezondheid (en niet bij LNV of EZ). En LNV heeft een natuur gedeelte dat hoort bij RO, een economische kant die hoort bij EZ en de onderwijs kant (WU) hoort natuurlijk gewoon bij onderwijs. We staan -althans dat is mijn stelling- aan de vooravond waarin we de scheiding der machten weer flink moeten gaan invoeren. Daarbij hoort niet een WUR/DLO dat producten ontwikkelt (Want voor vrije markt), of WUR/DLO dat semi-politiek-beleid verzint en daarmee een verlengstuk is van LNV.
Dus het is/was naïeve politiek om te denken dat de vrije markt het zelf wel doet. De vrije markt heeft het niet goed gedaan dat is duidelijk. Maar Politiek heeft ook gefaald. Zaken die wel via de vrije markt geregeld hadden kunnen worden zijn a) niet geregeld of b) te complex gemaakt. Een voorbeeld van dit laatste. Een stikstof-koepel en beprijzing van stikstof emissies voor ALLE activiteiten had natuurlijk al twintig jaar geleden ingevoerd moeten worden. En melk-quota is een ook een manier om overproductie te reguleren en daarmee kwetsbare boeren te beschermen, en vooral de natuur. Slimme economische interventies bedenken (maar gericht op zeer lange termijn) reguleert een iets-minder-vrije markt in richtingen die goed voor ons allemaal zijn. En wie dat moet bedenken? Onze gekozen volksvertegenwoordigers.
Wouter de Heij,
#30, de reden dat de politiek niet heeft ingegrepen, daar geef je m.i. een veel te simpele en eenzijdige verklaring voor.
Veel aan het landbouwbedrijfsleven zelf overlaten en laat of zo laat mogelijk ingrijpen geeft de maximale kans op maximale productie/economie, maximale kans op uitvinden van oplossingen en maximaal behoud van het aantal landbouwbedrijven werkgelegenheid e.d.
Bijv. fosfaat bij melkvee, als het landbouwbedrijfsleven er wel in was geslaagd om een borgbaar systeem van fosfaatproductie te realiseren dan was ingrijpen via fosfaatrechten waarschijnlijk niet nodig. Het landbouwbedrijfsleven was er zelf heilig van overtuigd dat fosfaat geen probleem zou worden en heeft de blaren op de tong gelobbyd om overheidsingrijpen te voorkomen.
Bijv. stikstof, als het het landbouwbedrijfsleven wel was gelukt om de ammoniakemissie drastisch te verminderen, en als reducerende technieken echt zouden werken, en het aantal verouderde bedrijven zou dalen zoals verwacht, en de omvorming van gronden rondom natura2000 gebieden zou op schema liggen dan was extreem overheidsingrijpen niet echt nodig. Wederom het voordeel van de twijfel, en als het tegenzit, je kunt het raden.
Bijv. gewasbescherming, het is in het belang van de agrarische sector dat strengere maatregelen zo lang mogelijk worden uitgesteld.
Feitelijk verwijt je de politiek dus te laat in te grijpen terwijl dat juist gebeurt om de agrarische sector ter wille te zijn.
Je zou het ook om kunnen draaien, de politiek moet de landbouwsector wel aanhoren (gewoon uit beleefdheid) maar er verder niet naar luisteren want vroeg of laat komen er toch problemen om dat beloftes en voorspellingen niet uitkomen.