Het E-nummer heeft iets tragisch: ooit geboren als kenmerk van betrouwbare en veilige voeding, slaagt het er niet in om goede naam te maken in de wereld van voeding. Al meer dan dertig jaar kampt het E-nummer met een imagoprobleem. Waarom zijn veel consumenten wantrouwig tegenover conserveermiddelen, en kunstmatige kleur-, geur-, en smaakstoffen? En hoe komt het dat dit wantrouwen zo hardnekkig blijkt?

Het eenvoudige antwoord laat zich raden: omdat de consument zich zorgen maakt over de effecten van E-nummers op zijn gezondheid. De levensmiddelentechnoloog zou daar aan toevoegen: omdat consumenten nu eenmaal weinig begrijpen van E-nummers. “E” verwijst immers naar de Europese veiligheidsstandaarden waaraan een stof moet voldoen voordat ze wordt toegevoegd aan levensmiddelen. Een E-nummer zou dus per definitie veilig zijn.

Moet de consument dan meer voorlichting krijgen? Dat ligt voor de hand, maar de kritische consument heeft al (te)veel informatie voor handen. Op welke informatie kan hij vertrouwen? Bovendien, geeft die informatie wel antwoord op de juiste vragen? Sommige zorgen gaan niet alleen over de gezondheidsrisico’s zelf, maar ook over de wijze waarop technologen en besluitmakers met risico’s omgaan. Burgers verlangen geen technische uitleg maar publieke rekenschap: Wat weten we nog niet zeker, wat leren we van onze fouten, hoeveel risico zijn we bereid te nemen, en wat krijgen we daarvoor terug? Dit zijn niet alleen technische maar ook politieke vragen.

Spagaat
Misschien moeten die E-nummers dan maar helemaal verdwijnen? Voedseltechnologen zien met lede ogen aan hoe, op initiatief van de marketingafdeling, E-nummers uit producten verdwijnen om de grillige klant te behagen. Daarmee wordt de discussie over de veiligheid van een bepaalde toevoeging niet aangegaan, klagen ze, terwijl de gezondheid geheel niet in gevaar is. Onterecht wordt zo het beeld bevestigd dat er iets mis zou zijn met E-nummers. Unox werd bijvoorbeeld in 2008 door een voormalige werknemer voor de Reclamecode Commissie gesleept naar aanleiding van de campagne Eerlijk is heerlijk. De fabrikant vermeldde trots dat er in haar rookworst ‘geen E teveel’ zit.

De klacht werd afgewezen, maar is een treffend voorbeeld van de spagaat waarin de levensmiddelenindustrie zich bevindt: enerzijds kan ze trots zijn op de ongekende mogelijkheden die ze technologisch in huis heeft, anderzijds dient ze zich te schikken naar de angsten en verlangens van de consument. Het weglaten van E-nummers suggereert dat de klant nog altijd koning is die geen tegenspraak duldt. Zo worden zowel technologen als consumenten niet serieus genomen. Voedseltechnologen wijzen erop dat dit op termijn geen duurzame strategie kan zijn en voor het wantrouwen geen oplossing biedt. Daarin hebben ze gelijk: deze strategie ontneemt techniekontwikkelaars en producenten de kans om rekenschap af te leggen en de dialoog met consumenten aan te gaan.

Zachte zorgen
De steeds terugkerende discussie over E-nummers beperkt zich al snel tot gezondheidsrisico’s, maar het is een misvatting dat de burger zich alleen daarover zorgen maakt. In deze context is het zinnig om een groep consumenten onder de loep te nemen die regelmatig over het hoofd wordt gezien door beleidsmakers en voedseltechnologen. Het is een groep met zorgen die verder gaan dan “harde risico’s” alleen: ze bekommeren zich om gevolgen van levensmiddelentechnologie die doorgaans als subjectief of vaag worden aangemerkt maar wel reëel en voelbaar zijn.

De aanwezigheid van E-nummers in ons voedsel is natuurlijk niet alleen het resultaat van technische afwegingen en politieke keuzes ten aanzien van risico. Economische afwegingen spelen evenzeer een rol. Als de fabrikant bijvoorbeeld kunstmatige smaakversterkers gebruikt in plaats van kruiden levert dat een goedkoper product op voor de consument. Daarnaast zijn er esthetische keuzes gemaakt: aardbeienvla moet mooi roze, drinkyoghurt lekker zoet zijn. Bovendien maken E-nummers een bepaalde levensstijl mogelijk. Dankzij conserveermiddelen hoeven we slechts een keer per week boodschappen te doen. Diepvriespizza’s en kant-en-klaar-maaltijden faciliteren een snelle hap voor de televisie. En als we dan toch koken, besparen pakjes, zakjes en bouillonblokjes ons vele uren in de keuken.

Zulke voorbeelden laten zien dat E-nummers hun invloed ook buiten de keuken doen gelden en een bepaalde opvatting van het goede leven ondersteunen of zelfs aanmoedigen. E-nummers reflecteren indirect dus ook culturele, esthetische en ethische keuzes. De filosoof Tsjalling Swierstra noemde, in zijn oratie in 2011, de gevolgen van dit soort keuzes rondom technologie soft impacts: ‘niet “soft” omdat ze onbelangrijk zouden zijn, maar omdat ze zo worden voorgesteld door de huidige instituties die er nog geen raad mee weten.’

Een bredere dialoog
Het zijn precies deze esthetische, culturele en ethische keuzes waarover een steeds grotere groep consumenten zich zorgen maakt. Zij klagen over smaakvervlakking, over het verdwijnen van culinaire tradities, en over een nieuwe generatie die niet weet wat ze proeft. Ze benadrukken het plezier dat zij zelf halen uit uitgebreid koken en tafelen, en het sociale en opvoedkundige belang van de gezamenlijke maaltijd. Terecht of niet, uit dit soort geluiden spreekt de behoefte aan een verfijnde eetcultuur waarin eten meer is dan brandstof. Burgers zetten vraagtekens bij de wijze waarop voedseltechnologie een eenzijdige betekenis lijkt te geven aan onze relatie met voedsel: is gemak, efficiëntie en standaardisatie wel wat wij willen?

Als we willen begrijpen waarom het wantrouwen ten aanzien van E-nummers zo hardnekkig blijft, moeten we die zachte zorgen dus op z’n minst serieus gaan nemen. Dat vraagt om een bredere dialoog over wat “goed eten” is, wat we van de levensmiddelenindustrie en van consumenten mogen verwachten, en welke rol belangenorganisaties en de overheid daarin zouden kunnen vervullen.

Op 4 oktober aanstaande vindt het congres Zachte zorgen, harde gevolgen plaats in Felix Meritis (Amsterdam).

Fotocredits: 'Flasks', skycaptaintwo
Dit artikel afdrukken