De topsectoren Agri & Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen hebben afgelopen woensdag een plan aan het Nederlandse bedrijfsleven aangeboden. Dat deden ze omdat de overheid via de topsectoren geld investeert in het bedrijfsleven. Ze hebben €400 miljoen te vergeven. Als het bedrijfsleven daar €800 miljoen bijlegt, kan Nederland als boeren- en verwerkersland de toekomst weer aan, beloven ze. Voor €1,2 miljard zijn we dus boven Jan.

We hebben een plan nodig om straks voldoende beesten nog voldoende mest voor onze eigen akkers te laten maken. Daar mag best wat geld voor worden uitgegeven
Volgens het plan moet Nederland investeren in tuinbouw, de veredeling van zaai - en pootgoed en de verwerking van mest. Die eerste twee zijn logisch. Onze kassen zijn wereldwijd gevraagd. Ook voor een glascomplex van 1.000 hectare in de woestijn waarmee met zonne-energie de laatste olie wordt opgepompt, draaien Nederlandse aannemers hun hand niet om. Zaai- en pootgoed moet tegen klimaatverandering en pestilentie kunnen. Daar zijn we goed in. Nederlandse veredelaars hebben in meer dan een paar uitgangsmaterialen - zoals zaai- en pootgoed in vaktaal heet - wereldwijde marktaandelen van ver boven de 50%. Dat is prima uitgangspositie om als Nederland veel geld te verdienen. De investering van €1,2 miljard gaat dan ook €7 miljard opleveren, belooft het plan.

Wonderlijk
Maar mestverwerking, het tegen hoge kosten drogen, in een zak stoppen en naar Azië en Afrika exporteren van poep die boeren hier niet kwijt kunnen? Dat is een wonderlijk plan. Het gaat er namelijk van uit dat we doorgaan met de ruim 500.000.000 dieren die we in Nederland jaarlijks even het daglicht laten zien en die vervolgens op vele plekken buiten Nederland op een bord belanden. Het houden van zulke beesten in Nederland heeft zijn grenzen al ver overschreden. De productie van kippen en varkens in Oost-Europa, Oekraïne en straks zelfs uit Rusland - met de hulp van Nederlandse genetica, stallen en slachttechnieken - is circa 40% goedkoper dan in Nederland. Als al die beesten straks bij ons verdwijnen, is er een groot tekort aan poep om Hollandse akkers fatsoenlijk aan hun bodemvruchtbaarheid te kunnen helpen. Die moet dan van koeien komen. Maar de uitdaging is zelfs om nog een paar koeien in Nederland te houden, omdat ook melk in Nederland bepaald niet voor de laagste prijs te maken valt. Wie alle kosten meeneemt, moet constateren dat de mondiaal bepalende kostprijs voor een liter onder de 25 cent ligt, terwijl de productie van een gemiddelde liter in Nederland nog altijd 44 cent kost. Dat is bijna 80% meer.

In mestverwerking moet Nederland dus niet investeren. We hebben een plan nodig om straks voldoende beesten nog voldoende mest voor onze eigen akkers te laten maken. Daar mag best wat geld voor worden uitgegeven.
Dit artikel afdrukken