De emancipatie van vrouwen in onze samenleving vordert gestaag. Honderd jaar geleden kregen vrouwen kiesrecht en vandaag vormen ze de meerderheid op universiteiten, waar ze het vaak nog beter doen ook. In de top van het bedrijfsleven zijn vrouwen nog schaars, maar de meningen verschillen of dat komt door het glazen plafond of doordat vrouwen andere prioriteiten hebben.

Hoe anders is dat in de veestapel. Daar worden mannen vaak zwaar gediscrimineerd. Dat komt doordat ze geen eieren leggen en geen melk geven. In de melkveehouderij gaan wereldwijd veel stierkalfjes linea recta naar het slachthuis. In Nederland mogen ze eerst naar een kalverhouder, maar daar mogen ze slechts zes à acht maanden opgroeien alvorens te worden geslacht. Slechts een enkel stierkalf mag naar een KI-station om later zijn klusje te klaren op een kunstkoe. Een geitenbokje heeft geluk als het mag worden opgefokt tot dekbok. Andere bokjes mogen enkele maanden naar de bokkenmesterij als voorportaal van het slachthuis. Maar de meesten leggen al op het melkgeitenbedrijf het loodje. In een broederij voor legkippen zijn haantjes helemaal kansloos, want ze worden direct vergast en afgevoerd naar de destructie of de dierentuin.


Kortom, als man ben je in de veehouderij soms nuttig, vaak minderwaardig en soms botweg afval. Vreemd eigenlijk dat de samenleving dat zo lang heeft getolereerd
Wat mannen wel geven is vlees. Bovendien groeien ze snel en efficiënt. Daardoor worden ze in de vleesveehouderij veel minder gediscrimineerd Vleeskuikenhaantjes bijvoorbeeld mogen zes weken opgroeien alvorens als gebraden halve haan in de schappen te belanden. En als schapenram wordt je een weideperiode van bijna een jaar gegund. Maar word je geboren als mannelijke big, dan wacht je op jonge leeftijd castratie omdat vlees van een klein percentage beren in de braadpan een onprettige lucht verspreidt.

Als mannen vlees geven, waarom mogen ze dan niet ook in de legpluimvee- en de melkveesector opgroeien tot volwassen vleesproducent? Dat komt doordat leg- en melkveerassen minder vlees produceren, het vlees vaak van mindere kwaliteit is en de opfok economisch niet of nauwelijks loont.

Kortom, als man ben je in de veehouderij soms nuttig, vaak minderwaardig en soms botweg afval. Vreemd eigenlijk dat de samenleving dat zo lang heeft getolereerd. Temeer omdat het een vorm van verspilling van grondstoffen is.

Maar het ergste leed lijkt voorbij, want er wordt gewerkt aan twee sporen:
1. Voorkomen dat mannetjes worden geboren. Dat kan bijvoorbeeld door bij de KI sperma te sexen. Er zijn ook vaccins ontwikkeld die genetisch-mannelijke zaadcellen uitschakelen, maar het is nog niet duidelijk of daar in de samenleving draagvlak voor bestaat.
2. Mannen een fatsoenlijk leven bezorgen. Dus bijv. beren fokken die in de pan geen luchtje verspreiden. Dat kan zonder gentech, want zulke beren bestaan al. Ook aanpassing van het voer kan helpen.
Dit soort praktijken gaat de komende decennia waarschijnlijk standaard worden. NGO’s, markt en overheid gaan dat afdwingen. Dat levert mannelijke dieren een langer leven, levert veehouders marktkansen en bespaart bovendien grondstoffen. Het zou mooi zijn als Nederland daarin voorop gaat lopen.

Dit artikel verscheen eerder in een iets kortere versie als column in Boerderij Ambitie.
Dit artikel afdrukken