Het voelt voor sommige mensen ongemakkelijk: dieren in stallen die 24/7 met sensoren en camera’s in de gaten worden gehouden. Net zoals ze in het digitale tijdperk van manipulatie op basis van algoritmen het gebruik van technologie bij ouderen – bijvoorbeeld bewegingsmelders in verpleegtehuizen – geen prettig idee vinden, hebben velen dat ook bij dieren. Veel mensen koesteren het ideaalbeeld van een kleinschalige ‘Ot en Sien’ veehouderij, waarin de boer met elk individueel dier een intieme band heeft.

Dat sentiment begrijp ik. En toch zou ik die mensen willen vragen om dat gevoel even opzij te zetten. Stel jezelf eens de vraag: in welke stal is het dier het beste af? In een stal waar continu wordt gemeten of het stalklimaat en de temperatuur in orde zijn? Waar direct wordt ingegrepen als er onderlinge agressie ontstaat tussen dieren, omdat de boer dan een signaal op zijn smartphone krijgt? En waar meteen wordt gereageerd – bijvoorbeeld met een aanpassing van het voer of een medische behandeling – als de infraroodsensoren meten dat een dier koorts heeft?

Technologie verlengt de zintuigen van de veehouder. De sensoren bieden de mogelijkheid om continu te zien, horen, ruiken, proeven en voelen wat er in de stal en met de dieren gebeurt zonder dat er 24 uur per dag een expert in de stal hoeft te zijn
Of is het dier beter af in een traditionele stal waar die technische snufjes niet aanwezig zijn? Met een boer die simpelweg niet in staat is om continu alles te monitoren: de temperatuur, het stalklimaat, gezondheid en welzijn van de dieren. Met als gevolg dat er soms te laat wordt ingegrepen als er iets niet in orde is.

Continu zien, horen, ruiken, proeven en voelen
Als we het aan de dieren zelf zouden kunnen vragen, zouden ze volgens mij de moderne stal boven een traditionele stal verkiezen. Niet omdat ik denk dat technologie alleen zaligmakend is. En ook niet omdat er geen nadelen aan de inzet van technologie bij dieren zijn – die zijn er namelijk wel. Maar wèl omdat ik denk dat technologie de zorg voor dieren op een aanzienlijk hoger niveau kan brengen.

Eigenlijk kun je het zo zien: technologie verlengt de zintuigen van de veehouder. De sensoren bieden de mogelijkheid om continu te zien, horen, ruiken, proeven en voelen wat er in de stal en met de dieren gebeurt zonder dat er 24 uur per dag een expert in de stal hoeft te zijn. Je ziet, hoort en ruikt als boer dingen die je anders zou missen of pas veel later – en soms te laat - opmerkt. Bijvoorbeeld dat de temperatuursensor aangeeft dat het in de stal te warm wordt en je dus iets aan de instelling van het stalklimaat moet doen. Of dat het nieuwe voerschema toch niet goed is, omdat de camera laat zien dat er teveel onrust is rond de voerbakken. Bijkomend voordeel is dat sensortechnologie niet moe wordt of haast heeft.

Behoeften van het dier centraal
Mijn pleidooi is daarom om heel serieus te kijken naar de mogelijkheden die nieuwe technologie biedt om een veehouderij te realiseren waarin het welzijn en de gezondheid van de dieren voorop staan en waarin dieren meer natuurlijk gedrag kunnen vertonen, kortom een dierwaardige veehouderij.

Het nieuwe kabinet heeft aangegeven dat er deze regeringsperiode grote slagen gemaakt moeten worden naar een veehouderij waarin de behoeften van het dieren centraal staan. Technologie kan daarbij helpen, als we deze verantwoord inzetten. Met visiontechnologie, eventueel ondersteund door audiotechnologie, zal het mogelijk worden om staartbijten vroegtijdig te signaleren, klimaatsensoren helpen te zorgen voor een fris klimaat in het dierverblijf en continue emissiemetingen bieden perspectief om ook buiten de stal de luchtkwaliteit te verbeteren.

Natuurlijk moeten we ook oog hebben en houden voor mogelijk onvoorziene, onbedoelde en averechtse neveneffecten van nieuwe technologie. Zo is het zeker niet de bedoeling dat de techniek de dierverzorger gaat vervangen. Laat technologie vooral een hulpmiddel zijn om de verzorgingstijd zo zinvol en effectief mogelijk te besteden. Als dat het uitgangspunt is, ben ik ervan overtuigd dat we het welzijn en de gezondheid van dieren nog sterk kunnen verbeteren.

Gé Backus is lid van de Raad voor Dierenaangelegenheden RDA en directeur van Connecting Agri & Food; deze opinie verscheen eerder op de website van de RDA.

Internet of Things en Dierhouderij

De opkomst van het internet-der-dingen maakt dat onder andere mogelijk. Sensoren worden steeds goedkoper. Er kunnen makkelijk allerlei netwerken worden ingericht die gegevens verzamelen en uitwisselen over de dieren en hun gedrag. Proces- en managementsystemen kunnen daarop worden ingericht en dat brengt niet alleen kansen maar ook bedreigingen mee. Risico’s op het gebied van voeding en gezondheid kunnen beter worden gemonitord en in de hand gehouden. Aan de andere kant kunnen de dieren er ook slachtoffer van worden als er menselijke of andere fouten in het systeem sluipen.
Dat zei de RDA in een Zienswijze over digitalisering in relatie tot de dierhouderij.

Vandaag publiceerde de RDA een zienswijze op de omgang met het doden van dieren in het algemeen. De zienswijze gaat per reden van doden in op verschillende situaties en de specifieke vragen, conflicten en dilemma’s en doet aanbevelingen voor een uitgangspunten voor verschillende doelen om te doden. Die doelen kunnen zijn 1) het voorkomen en beheersen van overlast (bijvoorbeeld van knaag- en plaagdieren voor de infrastructuur en volksgezondheid), 2) beëindigen van lijden (euthanasie), 3) niet voldoen aan het doel (bijv. het doden van ééndagshaantjes), 4) dierziektebestrijding (bijv. ruimingen) en 5) nut voor de mens (zoals slacht van productiedieren, visvangst en afschot van wild, proefdiergebruik).
In het bovenstaande geeft Backus zijn persoonlijke visie op het verbeteren van het leven van dieren; technologie kan ook helpen de slacht van dieren naar een hoger niveau van welzijn te brengen.

Dit artikel afdrukken