Op welke principes berust circulaire landbouw?
Ik noem het Nature Based Farming. Ecologische processen in de natuur zijn circulair. Alle organische stof die met fotosynthese is geproduceerd wordt ten volle gebruikt, waarbij de nutriënten uiteindelijk weer beschikbaar komen voor nieuwe fotosynthese. Het door de mens gecreëerde voedselsysteem heeft ten opzichte van natuurlijke ecosystemen veel te veel verliezen. Via riolen, verspilling van voedsel en het verbranden van gewasresten gaan enorme voorraden nutriënten verloren, die we moeten aanzuiveren met kunstmest en geïmporteerd diervoer. Dat is onhoudbaar. Als we willen overleven op aarde zullen we ook in de landbouw de natuur voor ons moeten laten werken met een slimme integratie van planten, dieren en microben. Dan wordt vrijwel niets verspild. Alle reststromen moeten zo snel mogelijk weer in productie komen. Het is dus als het ware een herschepping van de natuur rond de toenemende behoeften van de mens, door de evolutie sturend ter hand te nemen.

Het is als het ware een herschepping van de natuur rond de toenemende behoeften van de mens, door de evolutie sturend ter hand te nemen
Mensen zullen de drie belangrijkste ecologische principes moeten leren toepassen in een natuurgedreven landbouw: adaptatie (aanpassingsvermogen, veerkracht), efficiëntie (in termen van optimale benutting van resources door samenspel van organismen) en diversiteit (die aan de basis staat van ecologische adaptatie en efficiëntie). Die drie principes zijn het ecologische Leitmotiv voor wat je een ‘echt duurzame voedselproductie’ mag noemen. Zo krijg je een definitie die hout snijdt, want alleen recht toe recht aan CO2 terugdringen is de oplossing niet. We moeten de natuur voor ons laten werken, om een duurzame klimaat-slimme voedselproductie te realiseren. Om in de termen van mijn Wageningse werkgever te blijven: to explore the potential of nature, to improve the quality of life.

Weten we genoeg van die enorm complexe processen? In de bodem speelt zich een leven af, waar we nog altijd nauwelijks een idee van hebben.
Dat laatste klopt, maar dat wil niet zeggen dat we niet heel veel praktische kennis en klassieke (biodynamische) wijsheid hebben over bijvoorbeeld gezonde rottings- en composteringsprocessen. Ook weten we heel goed hoe we insecten kunnen kweken op groene afvalstoffen om daar vervolgens weer voedsel van te maken, of direct voor mensen of nog beter: via kippenvoer. In de praktijk weten veel boeren heel goed te weten hoe ze hun bodems zo optimaal mogelijk in conditie kunnen houden, zonder dat ze precies weten waarom. Weten dat iets werkt, zal in de toekomst aan belang winnen. Uiteraard moeten we meteen ook proberen te begrijpen hoe en waarom processen werken om ze verder naar onze hand te kunnen zetten.

Hoeveel meer voedsel levert zo’n op ecologische principes gebaseerd voedselsysteem op?
Als je alles op de keper beschouwd wordt maar 30% van wat we aan gewasproductie hebben direct of indirect benut als voedsel voor mensen. De opgave van de circulaire landbouw is om ook die andere 70% te benutten. Met als winst: optimaal gebruik van landbouwgrond op basis van hernieuwbare grondstoffen.

Dat vereist nieuwe economische verbanden tussen uiteenlopende bedrijven, niet alleen binnen het landbouwsysteem maar ook daarbuiten. Landbouw onttrekt mineralen aan de bodem, reststromen voeden de bodem weer. Nu zijn er nog maar nauwelijks economische schakels die dat proces snel kunnen realiseren. Die zullen er dus moeten komen, mede geholpen door overheden omdat zo’n herorganisatie van de voedselproductieketen alles op zijn kop zet en niet zonder slag of stoot rendabel kan zijn. We zijn lineair georganiseerd en leven in een lineaire economie. Lees: we gebruiken alles één keer en gooien wat er van overblijft weg of maken er hooguit energie of materialen van, in plaats van nieuw voedsel

Er zijn nog maar nauwelijks economische schakels die dat proces snel kunnen realiseren. Die zullen er dus moeten komen, mede geholpen door overheden omdat zo’n herorganisatie van de voedselproductieketen alles op zijn kop zet en niet zonder slag of stoot rendabel kan zijn
Is succes gegarandeerd?
De zogeheten biobased economy biedt geweldige perspectieven, maar het is ook een avontuur zonder weerga. Landbouw wordt een loos begrip. Er gaat een integraal verdienmodel ontstaan rond organisch materiaal. Voedsel, natuur, humus, en biobased materialen worden één groot ecologisch proces waarin organisch materiaal voortdurend wordt her- en opgewerkt om een duurzame, continue stroom van biomassa-productie te borgen. Dat proces wordt gedreven door fotosynthese (zonnenergie, met hergebruik van water en mineralen). In die hele cyclus zal geheel nieuwe bedrijvigheid met heel andere constellaties tussen bedrijven ontstaan. Hoe precies, weet ik ook nog niet. Niemand weet dat. Die nieuwe wereld zal zich ontwikkelen door het te doen. Je moet er wel nu aan beginnen, want anders ben je te laat.

Via zijn havens is Nederland een groot-importeur en -exporteur van lineaire nutriëntenstromen. In welke mate moeten we die stromen afschaffen omdat import en export van nutriënten haaks staan op circulariteit? Of hoeft dat helemaal niet?
Circulariteit houdt zich niet aan grenzen. Daarom hoeven import en export er niet haaks op te staan, maar we moeten niet in gevangen blijven in de bestaande lineaire stromen van grondstoffen (“commodities”) naar eindproducten. Ik wil daarom een misverstand wegnemen. Daar waar het kan moet je het systeem lokaal inrichten als een circulair systeem, daar waar het moet, kan je het beste over die grenzen heen schakelen. Dat laatste ook om cumulatie van nutriënten op 1 plek en uitputting op een andere te voorkomen. Circulariteit is niet per definitie lokaal. De basisproductie van bepaalde landbouwproducten moet je daar doen waar de omstandigheden het beste zijn, maar rond die systemen moet je naar mogelijkheden voor lokale kringlopen kijken om reststoffen zo veel en goed mogelijk te benutten. In het verknopen van im- en exportstromen moet je uitgaan van de balans van het systeem als geheel en lokale verliezen of ophopingen maximaal uitsluiten.

Staten kunnen elkaar nogal dwars zitten in de ontwikkeling van de nieuwe biobased society die eigenlijk een moderne wereldomvattend ecosysteem in dienst van de mens zou moeten zijn
Ik maak me echter nog meer zorgen om andere factoren, zoals de ontwrichting van im-en export onder geopolitieke invloeden. Voedsel en diervoeders worden schaars goed. Staten kunnen elkaar nogal dwars zitten in de ontwikkeling van de nieuwe biobased society die eigenlijk een moderne wereldomvattend ecosysteem in dienst van de mens zou moeten zijn.

Concreet nu: wat gaat er in de biobased economy van Nederland gebeuren met onze twee economische motoren Rotterdam en Schiphol?
Rotterdam en Schiphol zijn (nog altijd) een kracht achter de landbouw, maar blijft dat zo? Wees niet blind voor het feit dat we in een “organisch rijk” land leven, waarin zich in hoog tempo een biobased society ontwikkeld. Zie de kansen die dat in de toekomst biedt. En gebruik daarbij de boerenslimme kennis, fijnmazige technologie en artificial intelligence om ecologische efficiëntie en ecologische intensivering daadwerkelijk te realiseren. Heel voorzichtig zeg ik dus: maak dat Nederland geheel nieuwe verdienmodellen ontwikkelt op vierkantsverwaarding van alle vormen van organisch materiaal, biomassa dus. Dat is het nieuwe goud, zoals olie en gas dat in de vorige eeuw waren. We stappen vanuit van een chemisch-fysisch tijdperk een biologisch tijdperk in. Dat hebben we onder handbereik. Logistiek om de logistiek is een dead-end als het niet is ingebed is in een biobased society met een biobased economy.

U hield onlangs een pleidooi voor de rol van dieren als onderdeel van circulaire landbouw. Welke functie krijgt het dier precies en welke rol krijgen welke dieren (koeien, kippen, varkens, schapen, geiten, wormen, vliegen, konijnen)?
Dieren hebben een wezenlijke rol kunnen om reststromen in het voedselsysteem tot waarde te brengen. In de vorm van eiwitrijk voedsel en organische mest. Daar zijn de landbouwdieren oorspronkelijk ook op geselecteerd. We moeten zuinig zijn op de genenpool in het scala van de bijzondere landbouwhuisdieren, voor ecologische efficiëntie en adaptatie zijn die van groot belang, naast de efficiëntie afgemeten aan productie en voedselconversie.

Gebruik koeien ook vooral voor de productie van hoogwaardige organische mest en houd op met productie van waardeloze drijfmest
Koeien en schapen zijn herkauwers en voer je biobased met gras, en ruwvoer van natuurlijke gewassen, gewasresten en natuurgroen. Het dier kan ook resten uit voedingsindustrie aan. Gebruik koeien ook vooral voor de productie van hoogwaardige organische mest en houd op met productie van waardeloze drijfmest.

Geiten zijn ook herkauwers, maar vooral waardevol in droge landen met veel houtige gewassen. Voor een Nederlandse kringlooplandbouw zijn ze minder interessant.

Varkens zijn net als wij omnivoor en geef je dus diervoer gemaakt van voedselresten uit de stad en de voedingsindustrie. Kippen zijn ook omnivoor, maar vooral ook insectivoor; daarom ideaal geschikt voor diervoeders gemaakt van insecten en wormen die we kunnen telen op laagwaardige organische reststoffen waar op zichzelf geen diervoer van te maken is. Via insecten kan dat dus wel. Konijnen zijn ecologisch bezien helemaal niet zo efficiënt als de landbouwhuisdieren. Ik zie voor konijnen geen rol geven in de circulaire voedselproductie. Laten we vooral van konijnen genieten als gezelschapsdieren.

Waarom is het handhaven van een rol voor het dier beter dan overstappen op alleen maar plantaardig eiwit en vet?
In een ecologisch efficiënt systeem is de schakeling tussen planten, dieren en microben essentieel. Zo niet dan creëren we een grote verliezen aan nutriënten. Technologische oplossingen zijn niet volmaakt als surrogaat voor wat dieren volautomatisch van nature kunnen. Bovendien: willen we natuurlijk voedsel of technisch voedsel? De trend is naar het eerste. Met alleen plantaardige productie als basis voor ons voedsel kunnen we extra voedselproductie alleen realiseren met meer land, meer grondstof gebruik en minder reductie van verliezen.

Je houdt dieren niet meer primair om ze te eten, maar omdat ze een efficiënte en natuurlijke functie in het totale voedselsysteem hebben
Vanuit de optiek van het voorzien in voedsel voor een groeiende wereldbevolking is er plek voor een bepaalde mate van dierlijke productie als die niet concurreert met plantaardige productie voor menselijke consumptie en juist ecologisch aansluit op de productieverliezen in de plantaardige voedselketen. Dat is voor 21e eeuwers mogelijk een heel nieuwe manier van naar dieren kijken. Je houdt ze niet primair om ze te eten, maar omdat ze een efficiënte en natuurlijke functie in het totale voedselsysteem hebben. Met alle gedoe die er in Nederland nu is over mestoverschotten is het bijna onbegrijpelijk, maar dat zal veranderen: koeien kun je gaan houden om mest te produceren; met melk als een zeer waardevolle, eiwitrijke bijzaak. En als ze te oud zijn geworden, eet je ze op. Eerlijk, heerlijk vlees

Welke beleidsbeslissingen moet de Nederlandse overheid nemen om tot een circulaire landbouweconomie te komen?
Wet- en regelgeving moeten kringloopvriendelijker worden, onder meer door het afschaffen van belemmerende wetgeving die het gebruik van reststromen in de weg staat. Swill, resten van tafel, mag bijvoorbeeld nog altijd niet naar de varkens, ook al kunnen we de sanitaire risico’s prima afvangen als we er diervoer van maken. De overgang naar een moderne kringlooplandbouw moet worden gestimuleerd door innovatief industriebeleid.

Nederland heeft veel biobased kennis en mogelijkheden, maar het organiseren daarvan vergt investeringen die niet direct renderen. Er is ruimte nodig voor experimenten. Ik ben een groot voorstander van een nationaal programma van regionale proeftuinen van kringlooplandbouw, als kennisbasis (ontdekplekken) voor onderwijs, onderzoek, innovatie en waardecreatie.

Verder pleit ik voor fiscale maatregelen om de markt naar een circulaire voedselproductie om te laten klappen. Daar zijn stimulerende maatregelen voor nodig omdat er rigide en soms perverse structuren rond de landbouw zijn ontstaan in de afgelopen zeventig jaar. Ik zou bedrijven ook willen belonen voor biobased reducties van hun CO2-uitstoot. De rekening daarvoor mag rustig worden neergelegd bij bedrijven die dat niet doen. Dat zal moeten gebeuren met maatwerk op het niveau van individuele bedrijven omdat reductie van de uitstoot alleen lukt in allianties van slimme ketenschakelingen. Met andere woorden: bedrijven moeten beloond worden voor dergelijke klimaat-slimme samenwerkingen.

Kunt u de besparing in CO2-equivalents van zo'n landbouwbeleid voor ons land kwantificeren?
Nee, een hard getal noemen is (nog) niet mogelijk. Te veel factoren spelen een rol spelen en bovendien – ik kan het niet vaak genoeg benadrukken - houdt circulaire voedselproductie niet op bij de grenzen van ons land.

Circulaire landbouw gaat wel noodzakelijkerwijs samen met klimaatvriendelijke landbouw. Het zijn twee kanten van dezelfde medaille. Denk dan aan carbon sequestration, het terugdringen van de methaanuitstoot door slim om te gaan met het voer en de gezondheid van de dieren; en het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen uit de akkerbouw.

Maar voor deze gelegenheid heb ik een voorzichtige, ruwe macroberekening uitgevoerd om het perspectief van circulaire landbouw als weg naar klimaat-slimme voedselproductie te duiden.

Als we hiermee snel starten dan is de doelstelling van 3,5 Mton/jaar minder uitstoot in 2030 haalbaar zonder de landbouw uit Nederland "te verjagen"
De Nederlandse landbouw stoot ca. 26 Mton CO2-equivalenten per jaar uit. De huidige regering wil dat in 2030; met 3,5 Mton per jaar terugdringen. Dat zal niet gaan met alleen maar een recht-toe-recht-aan reductie van de Carbon-footprint. De Nederlandse bijdrage aan de mondiale agrarische broeikas emissie is ca. 0,2%; bij een bijdrage aan de wereld voedselproductie van ca 1,4%. We varen dus al heel scherp aan de wind, het buitenland kijkt jaloers naar ons.

Maar een slag naar circulaire landbouw biedt nieuw perspectief: een slimmere benutting van de gehele gewasopbrengsten ook met productie van diervoer kan als we dat stevig doorvoeren een besparing van de uitstoot vanuit de akkerbouw (voedselgewassen en voedergewassen) van ca. 2 Mton/jaar opleveren. Minder methaanuitstoot door koeien en vanuit mest kan circa 1 Mton/jaar aan uitstoot van CO2-equivalenten besparen. Het gebruik van compostmest uit diermest in plaats van kunstmest en drijfmest kan ook circa 2 Mton/jaar opleveren, maar ook nog eens 1 Mton/jaar aan extra CO2-opslag in de bodem opleveren. En dan hebben we nog de potentie van beter beheer van veengronden en niet meer scheuren van graslanden, dat 2 Mton/jaar aan emissie vanuit de bodem kan voorkomen. Opgeteld dus een mogelijkheid om de broeikasemissies vanuit de Nederlandse landbouw uiteindelijk met 8 Mton/jaar te verminderen. Als we hiermee snel starten dan is de doelstelling van 3,5 Mton/jaar minder uitstoot in 2030 haalbaar zonder de landbouw uit Nederland ”te verjagen”. Het is niet een kwestie van minder, maar van anders voedsel produceren. Niet alleen hier, maar ook elders in de wereld.
Dit artikel afdrukken