De broedpopulatie wilde eenden in ons land is sinds de jaren negentig met 30% teruggelopen. Nieuw nieuws is dat niet, maar de oorzaak is onbekend.

Zijn er minder eenden doordat ze bejaagd worden? Leggen ze minder eieren per nest? Onderzoeker Erik Kleyheeg denkt eerder aan een probleem bij de kuikenoverleving, legde hij uit op de landelijke Sovon-dag, 2 december in Ede. Dat is ook de verklaring voor de teruggang van weidevogels, maar van de overleving van eendenkuikens is vrijwel niets bekend.

Om dat nu eens goed uit te zoeken riep Kleyheeg, verbonden aan het Max Planck Institute for Ornithology, voorjaar 2016 de hulp in van het grote publiek. Hij vroeg Nederlanders die eendenkuikens - pulletjes of pullen in vaktaal - hadden gezien die waarneming aan hem te melden, liefst met de leeftijd van de kuikens erbij en het aantal in een toom, een broedsel. Voorjaar 2017 herhaalde hij zijn oproep. Met succes: 1.567 mensen deden mee. Zij volgden met 5.000 waarnemingen 244 eendentomen.

Een sluitende verklaring leverde dat niet op, maar wel interessante resultaten. Zo hebben eenden in de stad gemiddeld een jong minder dan hun provinciaalse soortgenoten. Dat lijkt niets met kuikenoverleving te maken te hebben; in de stad zijn de legsels kleiner. Verder werd duidelijk dat een gemiddeld gezin begint met 7 tot 8 kuikens. Na drie weken zagen waarnemers nog toompjes van gemiddeld vijf jongen, maar wel veel minder toompjes. Dat zou volgens Kleyheeg kunnen betekenen, dat de meeste kuikens dan al gesneuveld zijn.

Uiteindelijk groeit naar schatting 19% van de kuikens uit tot volwassen dier. Dat aantal is te klein om de populatie te stabiliseren. Dit voorjaar vervolgt Kleyheeg zijn onderzoek. Met hulp van het publiek.

UPDATE 8-1: reacties op Twitter naar aanleiding van deze tekst
Dit artikel afdrukken