Centraal in de sessies over een nieuwe benadering van landbouw stond de zogeheten systeemaanpak, een grote verandering in het denken over de bestrijding van ziekten en plagen in de landbouw. De systeemaanpak werkt zoveel mogelijk met natuurlijke mechanismen om plagen en ziekten te voorkomen en beheersen en bestrijdt pas als het moet.
Ook bij niet-biologische teelt vermijdt de systeemaanpak vermijdbare verspreiding van stoffen in het milieu die natuurlijke processen verstoren.
CLM levert munitie voor de visie van minister Schouten
Peter Leendertse van het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) opende het congres door de noodzakelijke reductie nog eens nuchter te onderstrepen. “Er zijn normoverschrijdingen in het oppervlakte- en grondwater. Die middelen hebben effecten op natuurlijke vijanden. En de laatste tijd is er ook meer aandacht voor de effecten op bijen en ontstaat er een risico op resistente schimmels."
Hoe kunnen we de negatieve effecten van chemische bestrijdingsmiddelen reduceren? Volgens Leendertse gaat het bij geïntegreerde gewasbescherming (integrated pest management, IPM) om een zestal stappen. Dat begint bij preventie door de keuze van resistente rassen, slimme en ruime vruchtrotatie, mengteelten en het vergroten van de weerbaarheid van het gewas en de bodem.
Vervolgens gaat het om een goede monitoring van ziekten en plagen. Dat betekent waarschuwingssystemen voor ziekten, het scouten van insecten en het bepalen van de onkruiddruk. Volgens Leendertse moet je alleen ingrijpen als de drempel overschreden wordt.
Verder ziet Leendertse ook kansen om met niet chemische maatregelen aan de slag te gaan. Hij denkt daarbij aan mechanische onkruidbestrijding (al of niet GPS- of camera-gestuurd), aan het inzetten van biologische bestrijders vanuit akkerranden en hagen of aan de inzet van groene middelen.
“Als het toch nodig is om chemische middelen te gebruiken, dan is het van belang om met de nieuwste spuittechnieken te werken in een lage dosering en goed te letten op de middelenkeuze en eventueel biofilters te gebruiken”, vindt Leendertse. Ongetwijfeld komen zijn voorstellen terug in de binnenkort te verschijnen visie over gewasbescherming van minister Schouten.
Cisgenese nodig voor effectieve gewasbescherming
Gewasbescherming gebaseerd op vooral chemie is niet duurzaam, was de stelling van Piet Boonekamp, voorzitter van Artemis, de belangenvereniging van producenten en handelaren in biologische bestrijders en gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong. Door het verbieden van gangbare middelen en een gebrek aan een effectief pakket aan vervangende groene middelen komt de teler volgens Boonenkamp steeds meer in de knel. Hij wil geen verouderde middelen gebruiken, maar kan weinig kanten op en wil ook niet steeds in de beklaagdenbank zitten.
Teler wil geen verouderde middelen gebruiken, maar kan weinig kanten opVolgens hem is resistentieveredeling bij aardappelen nog moeilijk. Veredeling is een traag proces. En om dat te versnellen is cisgenese nodig. Maar dat wordt sinds een recente uitspraak van het Europese Hof van Justitie als GMO beschouwd. Bij onderzoek naar de resistente aardappel Desirée blijkt die een grote bijdrage aan duurzaamheid te leveren. “Omdat het percentage bespuitingen tot 10% kan worden teruggebracht is er sprake van ecologische houdbaarheid. Verder krijg je een robuust systeem omdat de resistentie blijvend is en de middelen werkzaam blijven. En door minder spuiten is er ook sprake van minder residuen”, aldus Boonekamp.
Hij is hoopvol over de nieuwe productgroep biostimulanten, maar daarover is nog veel wetenschappelijke onzekerheid. Biostimulanten zitten tussen groeibevorderaars en gewasbeschermingsmiddelen in en versterken de weerbaarheid van planten. Ze moeten ziekten en plagen minder “kans geven en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen terugdringen door zoveel mogelijk bufferende biologie te stimuleren", volgens Boonekamp. Hij onderschrijft de stelling van Vet dat we meer naar het hele systeem moeten kijken.
Beloning voor duurzaamheid
“Ik ging afgelopen week naar het Forum for the Future of Agriculture in Brussel”, zei Dick Veerman als voorzitter van het Jaarcongres, “waar iedereen zoals gebruikelijk naar de ander wees om de kosten van een duurzamere landbouw te dragen. Iedereen moest samenwerken, maar ook in dat spel stelt zich de vraag ‘Hoe dan?’”
Telers verdienen beter dan alleen een certificaat!“Hou op met keurmerken en creëer eigen onderscheid”, zei Jan Seerden, retailadviseur en voormalig directeur van een supermarktformule. “Supermarkten hebben hun eigen formules waarmee ze zich onderling willen onderscheiden in de markt”, bevestigde Leon Mol van Albert Delhaize. “Ons bedrijf heeft 40.000 eigen merkproducten. Productveiligheid en gezondheid staan voorop.” Keurmerken die vanuit primaire producenten zijn ontwikkeld sluiten niet altijd bij hun behoeften aan. Dat heeft consequenties voor de prijs die supermarkten kunnen of willen betalen voor zulke producten. ”Telers”, zegt Mol, “verdienen beter dan alleen een certificaat! Het gaat erom wat die teler echt doet. De werkelijkheid achter het product is belangrijker dan het certificaat”. Hij reageert daarmee op de kritiek vanuit de agrarische sector dat retailers niet extra willen betalen voor hun duurzaamheidsinspanningen. Ze willen onderscheid en niet meer van hetzelfde dat hun concurrent ook al heeft.
Toelating gaat te traag door de toepassing van het voorzorgsprincipe in de EU en NederlandToelatingsbeleid vereist herziening
De breed gedragen pleidooien voor werken met in plaats van tegen de natuur om de milieulast terug te brengen, blijkt fundamenteel te botsen met het huidige kader voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen. Een aantal sprekers heeft kritiek op de trage en veeleisende procedures voor de toelating van nieuwe groene middelen. Middelen die minder milieulast met zich meebrengen. Helma Verberkt van Glastuinbouw Nederland spreekt haar waardering uit voor de inspanningen van het Ctgb, het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biocide om hun inzet op systeemaanpak en invoering van een Green Team. Zij ondersteunt de visie van de minister dat we minder afhankelijk moeten worden van de chemische middelen. Maar, zegt ze, “dat kan alleen gerealiseerd worden met een transitietraject. Telers moeten de ambities verantwoord kunnen realiseren. De noodzaak van een medicijnkast en versnelling van de toelating van groene middelen zijn heel belangrijke voorwaarden om vergroening mogelijk te maken.” Ze wijst er verder op dat de toelating te traag gaat door de toepassing van het voorzorgsprincipe in de EU en Nederland. In dat kader wijst ze op de 400 laag-risicomiddelen die in de Verenigde Staten zijn toegelaten op basis van het in dat land geldende GRAS-principe; de EU wijst dit principe, een minder strenge en experimenterende toepassing van het voorzorgsprincipe, af en kent daarom moeizame toelatingen. Dat leidt tot een te gering middelenpakket dat tuinders en akkerbouwers kunnen gebruiken om systeemaanpakken van preventieve en beheersende gewasbescherming te kunnen toepassen.
De ketenrondleiding in de trein door de boomgaard
Bij een dergelijke benadering benadrukt Jo Ottenheim van Nefyto is nog wel een autoriteit nodig die beoordeelt of welke stoffen en organismen wel en niet in het milieu kunnen worden gebracht. Zijn organisatie is huiverig voor een te ruime experimenteerruimte voor tijdelijke toelatingen en ontheffingen.
In de EU is het regelgevend kader gebaseerd op de effecten van stofjes voor mens, milieu en effectiviteit conform een strikte interpretatie van het voorzorgbeginsel (niets mag, tenzij is aangetoond dat het veilig is). Omdat een ecologische benadering van gewasbescherming een veelheid van factoren in het spel wil kunnen brengen die als systeem het gewas moeten beschermen, past dit denkkader – tevens een wettelijk kader – niet meer. Ook de minister zal daar straks mee te maken krijgen als ze tot implementatie van haar beleid wil overgaan.
“Maak meer gebruik van de mogelijkheden die in het huidige systeem zitten om experimenteerruimte te benutten. We hebben afgelopen jaren extra capaciteit ingezet om groene middelen eerder gehonoreerd te krijgen” was de reactie van Rob van Drent van het Ctgb.
Helma Verberkt onderkent dat het niet altijd aan te tonen is of die groene middelen effectief zijn. Zij vindt dat als een product een laag risico heeft volgens deskundigen, de markt meer ruimte moet krijgen om de middelen in een systeem toe te passen. Zo’n middel kan bijvoorbeeld bier zijn, niet echt een middel waarvan je hoeft te verwachten dat het grote gevaren met zich mee zal brengen. Ook kan het gaan om bacteriën en virussen waarvoor biologen niet bang zijn, maar waarvan de werking in het milieu gemonitord moet worden. Verberkt wil de mogelijkheden tot versnelling van groene middelen – in samenwerking met organisaties in Nederland en uit andere lidstaten – aankaarten bij de nieuwe Europese Commissie. Toxicoloog Rob Dortland, verantwoordelijk voor een op dit moment nog intern document dat dit gesprek moet faciliteren, zegt: “je moet binnen de wet doen, wat de wet mogelijk maakt. Daar kan nog best het nodige. Maar waar niet te nemen hordes opduiken, moet je iets aan het wettelijke kader doen.”
Nog maar een week geleden maakte Frankrijk bekend het middelengebruik met 50% te willen reduceren. Dat kan vermoedelijk alleen met een systeemaanpak zodat het denkkader aan een revisie zal moeten worden onderworpen.
Op 30 december krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Graag reageer ik op de opmerking over de betaalbaarheid van een duurzame landbouw. Ik heb daarover een opiniebijdrage geschreven in Trouw van 14 maart . In mijn visie krijgen boeren in een regiogerichte landbouw een veel betere onderhandelingspositie dan ze nu hebben. En bij een regio dienen wij in de groote van een land als Nederland te denken. Indien dit lukt, hoeven boeren niet meer uitsluitend op kosten te besparen maar kunnen ook hogere prijzen vragen voor hoogwaardige kwaliteit, zeg duurzame landbouw.
[url=https://www.trouw.nl] te linken tekst[/opinie/regiogerichte-landbouw-is-de-toekomst~af951f2c/]
Wat mij opviel aan de strekking van het congres is dat het thema: 'Landbouw zonder chemie....hoe dan?' helemaal niet relevant was voor bijvoorbeeld Rabobank en (belangrijker !) AholdDelhaize. Uitfaseren van chemie wordt door hen ook helemaal niet als doel gezien. Het gaat om de laagste milieulast van een productiesysteem. Ook Aleid Dik van NAV noemde dit als kernpunt. Vraag die openbleef was wel hoe je dat goed meet / bepaalt en wat je allemaal meeweegt.
Tweede opvallende punt was dat al bij de opening door Dick de vraag werd gesteld wie dat eigenlijk moest gaan betalen (die omslag naar verdere duurzaamheid / minder milieulast). Die vraag werd (ook de rest van de dag) niet beantwoord helaas.....
Wie producten zonder chemische gewasbeschermingsmiddelen wil eten kan al terecht bij het schap met biologische producten. Of dat per se de producten zijn met laagste mileubelasting valt te bezien.
In de presentaties (zoals verwoord in dit artikel) is dit citaat kenmerkend: “Hou op met keurmerken en creëer eigen onderscheid”, zei Jan Seerden, retailadviseur en voormalig directeur van een supermarktformule. “Supermarkten hebben hun eigen formules waarmee ze zich onderling willen onderscheiden in de markt”, bevestigde Leon Mol van Albert Delhaize. “Ons bedrijf heeft 40.000 eigen merkproducten. Productveiligheid en gezondheid staan voorop.”
Je onderscheiden met minder gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de supermarkt is 'tricky'. Het suggereert een tegenstelling die er niet is. Zowel gangbare als biologische producten (en alles daar tussenin) zijn veilig en gezond !
Irene, wat was op die kaart van Europa te zien: volume of toegevoegde waarde? Kilo's of euro's?
Mijn hypothese is dat NL achterblijft op de eerste kaart, maar niet op de tweede.
FrieslandCampina probeert de melkaanvoer te verkleinen en dat heeft niks te maken met de fosfaatrechten, maar met de geringe of negatieve toegevoegde waarde aan de onderkant van de melkstroom.
Ben dus benieuwd.
Irene van der Marel,
Tot voor enkele jaren enkel grondloze groei mogelijk in NL en vlaams Belgie, dus een concurrentievoordeel t.o.v. de rest. Nu moet een en ander een beetje in bedwang gehouden worden en is het pieperdepiep, ik ben het meteen met je eens dat er (onnodige) slachtoffers zijn van het hele fosfaatgebeuren.
#40 Alleen in Nederland een vorm van quotum (fosfaatrechten) en de rest van Europa vrije productie, dat is natuurlijk echt het begin van het einde.
Ik zat in Brussel bij de Civil Dialoggroup Milk en daar kregen we de cijfers van het quotumloze Europa. Dramatisch, alleen Nederland gezakt, en overal in Europa stijgingen.
Je hoort het ook van toeleveranciers: in Nederland ligt het stil.
Daar hoor je de burgerpers niet over: dom landbouwpopulisme.