Het PBL stelt een zeer uitgebreid complex van mogelijkheden voor om het Europese voedselsysteem te verduurzamen. Het Planbureau redeneert niet vanuit de landbouw of de natuur, maar vanuit de consumptie van voedsel. De voetafdruk daarvan, uitgedrukt in schade aan de leefomgeving door bijvoorbeeld verlies van biodiversiteit en klimaatverandering, kan met een derde dalen, als consumenten, bedrijven en overheden duurzamer gaan eten (bijvoorbeeld minder vlees eten), minder voedsel verspillen en duurzamer (efficiënter en zorgvuldiger) produceren.

De lessen die uit de Nederlandse editie van het rapport kunnen volgens het PBL ook worden toegepast om een duurzamere voedselconsumptie in andere EU-landen te realiseren. Daarmee zou het meteen de basis kunnen zijn voor een duurzamer Europees voedselsysteem, zoals uiteengezet in de Farm to Fork Strategy van de Europese Commissie. Een hoeksteen voor het voedseldeel van de Europese Green Deal dus, made in NL.

Overheid, consument en ketenpartijen
De consument moet zijn alledaagse gewoontes veranderen, zegt het PBL. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt deels bij consumenten, maar ook bij supermarkten, horeca en levensmiddelenfabrikanten. Laatstgenoemden kunnen bijdragen verduurzaming van de voedselproductie en-consumptie door bovenwettelijke eisen aan boeren te stellen. Tegelijkertijd moeten ze hen faciliteren bij het realiseren van die eisen op een manier die economisch uit kan. Het PBL erkent dat noch de consument, noch ketenpartijen de oplossing voor alle problemen in handen hebben. Vooral onderwerpen die moeilijker te communiceren zijn naar het grote publiek kunnen niet aan hen overgelaten worden. Die taak legt het PBL bij de overheid.

Overheden die willen inzetten op een duurzamer voedselsysteem, kunnen volgens het PBL niet om een 'systeembewust voedselbeleid' heen. Een dergelijk beleid "neemt mee dat het voedselsysteem internationaal en complex is en dat er conflicterende waarden in het spel zijn," aldus het PBL. Met een 'duidelijke visie' en 'heldere doelen', zo belooft het PBL zijn lezers in de EU, kunnen overheden bedrijven en consumenten in staat stellen om het voedselsysteem te verduurzamen. Theoretisch klinkt het mooi. Op Europees niveau heeft het voor het Nederlandse exportsysteem van voedsel bovendien voordelen om meer landen te overtuigen van de hogere eisen die Nederland aan zijn voedselproductie wil stellen.

Behoud 'bovenwettelijk'
Opvallend in het rapport is het behoud van de typisch Nederlandse nadruk op 'bovenwettelijke eisen' als aanbeveling voor onderscheidend vermogen voor merkvoedsel en retailers. In Nederland is die aanpak als beleid ontstaan om exporterende boeren en tuinders niet met hogere wettelijk eisen te confronteren die hen in het buitenland uit de markt prijzen; alleen ideëel ingestelde consumenten betalen daarvoor, zoals afgelopen week de Autoriteit Consument en Markt (ACM) constateerde. In Europa kan juist de wetgever - de overheid - gemakkelijk wettelijke eisen stellen als er daadwerkelijk politiek draagvlak is voor verduurzaming op het niveau van land- en tuinbouwproductie en de verwerking daarvan tot levensmiddelen zoals consumenten die kopen. De nadruk op complexe marktmechanismen wordt dan overbodig. Het wekt verbazing dat de Engelse versie van het rapport daar geen aanvullende gedachten aan wijdt, maar ook voor de EU vasthoudt aan het zeer complexe veranderingsmodel van tal van krachten die volgens het PBL in een deels gestuurde en deels onbeheersbare markt hun werk - op hoop van zegen - moeten doen.
Dit artikel afdrukken