Afgelopen maand publiceerde het Duitse Bundesinstitut für Risikobewertung (BfR) een opinie over de mogelijke toxiciteit van sucralose, schreef VMT gisteren in de jongste editie van de nieuwsbrief Voedselveiligheid. Deze kunstmatige zoetstof is onder nummer E955 toegelaten in de EU. Het is de enige laagcalorische zoetstof die van suiker wordt gemaakt en dezelfde smaak heeft als suiker maar 600x zoeter is.

BfR bekeek nieuwe onderzoeksgegevens over de vorming van mogelijk schadelijke chloorverbindingen die kunnen ontstaan bij verhitting boven de 120°C. Dan kunnen zich dioxines, furanen en propanolen vormen. Dat zijn schadelijke stoffen, waarvan sommige kankerverwekkend zijn.

Sucralose wordt onder meer gebruikt in groenteconserven en bakkerijproducten, producten die tijdens het productieproces worden verhit op hoge temperaturen. Tijdens de productie komen geleidelijk chloorverbindingen vrij. Naarmate de temperatuur hoger wordt, neemt de vorming van de chloorverbindingen toe.

Temperaturen boven de 120°C zijn heel gebruikelijk in zowel de voedselverwerkende industrie als in de keuken thuis. Volgens BfR kan nog geen definitieve risicoanalyse worden gemaakt omdat nog onzeker is welke stoffen zich precies en in welke hoeveelheden vormen.

Toen Italiaanse onderzoekers begin 2016 concludeerden dat sucralose kankerverwekkend is, gaf de Europese Commissie de European Food Safety Authority (EFSA) kort daarna de opdracht de veiligheid van Sucralose opnieuw te bekijken. De EFSA doet momenteel onderzoek naar sucralose. Daar zijn nog geen resultaten van bekend. Het BfR neemt echter alvast het zekere voor het onzekere en adviseert om producten die zijn gezoet met sucralose niet te bakken, te frituren, te roosteren, te extruderen of te grillen. Die aanbeveling doet de autoriteit aan zowel de levensmiddelenindustrie als aan doe-het-zelf koks thuis.

VMT is opvallend stellig over het BfR-advies en noemt het verontrustend dat het BfR adviseert sucralose niet meer te gebruiken voor toepassingen op hoge temperaturen. VMT schrijft:

Het voorval illustreert hoe destijds op een té weinig kritische manier is omgegaan met het goedkeuringsdossier. Men heeft gekeken hoeveel Sucralose er over bleef na verhitting. Er hoeft slechts een kleine hoeveelheid verloren te gaan om kleine hoeveelheden van andere moleculen te vormen! Als je dan weet dat die andere moleculen heel toxisch kunnen zijn, moet er toen toch al een alarmbel afgegaan zijn.

Het is een klassieke fout die we veel zien: in de chemie verdwijnt er niets! Als er iets weggaat, ontstaat er iets anders. Ook al vind je 99% terug, dan betekent dit dat er 1% naar iets anders is omgezet.
Als er varkens worden afgeslacht omdat er dioxinen in het veevoer worden teruggevonden, waarom zouden we dan tolereren dat er dioxinen gevormd kunnen worden in producten die Sucralose bevatten? We eten per definitie té veel dioxinen op, dus elke bron moet bestreden worden. 
De aanbeveling van BfR is ernstig genoeg om dringende tijdelijke maatregelen te nemen.
 

We vroegen de Belgische toxicoloog Jan Tytgat (KU Leuven) of er sprake is van een direct en reëel gevaar. "Nee", zegt hij kort en krachtig op basis van een onderzoek uit 2017. Volgens Tytgat heeft dat onderzoek eerdere alarmerende geluiden meegewogen in zijn oordeel; op basis daarvan concludeerden de auteurs dat er geen reden is voor dringende zorgen ten aanzien van de veiligheid van het gebruik van sucralose.

Welke consequenties moeten worden verbonden aan de constatering van de BfR dat sucralose bij verhitting aanmerkelijke carcinogene effecten heeft? Tytgat: "In geval van twijfel, is het opportuun om een aantal experimenten te herhalen. Daar moet niet mee gedraald worden en er moet snel duidelijkheid worden geschapen."

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM) kon zich op dit moment nog niet uitspreken en verwijst naar de lopende EFSA-studie.

Update 24 mei, 7:00 uur: Het RIVM reageert als volgt op het bericht in VMT:
In de beoordelingen van JECFA / SCF destijds is wel degelijk aandacht besteed aan de stabiliteit van sucralose. Destijds zijn al een aantal ontledingsproducten beschreven en die zijn meegenomen in het eindoordeel. Er waren ook studies die zijn uitgevoerd bij hoge temperaturen (ca 180C), maar die lieten geen verlies aan sucralose in voedsel zien. Er was met de toen beschikbare gegevens en meettechnieken geen reden om zorg te hebben over het ontstaan van andere mogelijk ongewenste stoffen dan degenen die toen al beschreven waren. Bedenk dat de analysetechnieken over de laatste decennia aanzienlijk zijn verbeterd, en dat nu ontledingsproducten kunnen worden gezien die destijds niet konden worden waargenomen of waar niet naar werd gezocht. In dat opzicht zijn de beoordelingen van JECFA en SCF dus niet onzorgvuldig of nalatig. Het is juist om redenen van technische vooruitgang dat de EU een uitgebreid her-evaluatieprogramma heeft opgezet, en daaronder vallen ook de zoetstoffen dus óók sucralose. De EFSA, die deze beoordelingen voor de EU uit gaat voeren, zal de nieuwe(re) informatie over de stabiliteit van sucralose bij verhitting zeker in beschouwing nemen en meewegen in haar eindoordeel.

Of er sprake is van een reëel risico valt op dit moment niet vast te stellen. Concentraties in voedingsmiddelen zoals gegeten, worden door het BfR niet gegeven. De opinie van BfR is volledig kwalitatief. Het is dan ook niet mogelijk om een uitspraak te doen over een risico, ook BfR spreekt zich daar niet over uit. Het BfR stelt ook niet dat sucralose bij verhitting aanmerkelijke carcinogene effecten heeft. Het BfR merkt alleen op dat er bij verhitting van sucralose mogelijk stoffen worden gevormd die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid en mogelijk ook carcinogeen zijn en dat de informatie over de vorming van reactieproducten (zowel wat betreft aard als hoeveelheid in voeding) onvolledig is. Het is allereerst nodig dat hierover data worden verzameld om een risico-uitspraak te kunnen doen.

Of de bevindingen in de literatuur consequenties zouden moeten hebben is een beslissing die niet aan het RIVM is. Het nemen van een besluit daarover is aan het bevoegd gezag.
Dit artikel afdrukken