In 2020 moet ieder land van de EU 10% van zijn brandstoffen voor transport over de weg uit hernieuwbare bronnen betrekken. De Nederlandse Tweede Kamer heeft daar op eigen initiatief 16,4% van gemaakt. Een lovenswaardig streven, maar biobrandstoffen liggen onder vuur. Vooral de biodiesel uit bijvoorbeeld granen of bonen krijgt kritiek, omdat het menselijk voedsel verbruikt. Daarom moet, volgens de Kamer, een steeds groter deel van afval- en reststromen komen. Van afgewerkt frituurvet, bijvoorbeeld. In 2016 was 55% van de diesel daar al uit gemaakt.

Maar de Nederlandse snackbarhoreca alleen levert niet genoeg vet. Ook de inleveracties onder particulieren brengen niet voldoende op. Thuiskoks verbruiken per jaar 24.000 ton frituurolie, maar slechts een fractie daarvan wordt ingeleverd, ondanks acties van de waterschappen.

Import moet de gaten dichten. Nederland koopt meer dan de helft van het Chinese frituurvet op, ruim 100.000 ton en verscheept het naar ons land. Dat is een stijging van ruim 225% ten opzichte van 2012. De belangstelling komt niet alleen van de afnemers; de Chinese overheid pakt het illegaal verhandelen van frituurvet in China aan, zodat het naar de legale markt kan vloeien. Het einde van de importstijging is nog niet in zicht; deskundigen denken dat het in 2018 tot bijna 300.000 ton kan oplopen.

Of dit goed nieuws is?

Aangezien China een grote energiebehoefte heeft, kan het land de vetten ook zelf prima gebruiken en kost het gesjouw ermee alleen maar extra energie en geld. Omdat China nog nauwelijks biodiesel beleid heeft en Europa wel, is er een handelsstroom rond het verslepen van oud vet op gang gekomen. Nederland is in Europa verreweg de grootste importeur. Met duurzaamheid en circulaire economie heeft het weinig te maken omdat China het exportvolume zal gaan inroepen voor de eigen markt.

Te verwachten is dan ook dat we op termijn weer uit zullen moeten zien naar nieuw afval waar landen op de thuismarkt nog geen hergebruikbeleid voor hebben.


Dit artikel afdrukken