Een paar jaar geleden vroeg Wouter Klootwijk zich in zijn Wilde Keuken al eens af waar legkippen blijven als ze uitgelegd zijn en worden afgedankt. Dat zijn er elk jaar maar liefst 30 miljoen, twee kippen per Nederlander. Maar soepkippen, want dat zijn het, zijn bijna nergens te koop. De vraag van vandaag is dezelfde. Waar blijven de postduiven? Het zijn er geen 30 miljoen, maar zoveel scheelt het niet eens. Harde cijfers zijn er niet, maar in Nederland wonen op z’n minst 5 miljoen en misschien wel 10 miljoen duiven in de tillen van de melkers. (Duiventil, duivenmelker).

Maar nooit en nergens staat postduif op de kaart. Sterker. Stadsduiven vormen een mengeling van duivenrassen en zeker zitten daartussen verdwaalde postduiven en nakomelingen van postduiven. Mee dankzij de gulle burgers in de stad – je hebt er die speciaal voer kopen voor de duiven in hun straat – gaat het de duiven goed en er komen er telkens meer. De stand wordt min of meer onder controle gehouden door professionele duivenvangers. Nog maar eens de vraag: waar blijven dan de duiven die ze vangen. In elk geval een deel er van gaat naar een poelier, maar nog steeds is zo’n vogeltje niet terug te vinden op een kaart. Zou de chef ‘stadsduif’ op de kaart zetten, geen mens zou hem bestellen want: het is algemeen bekend dat stadsduiven enge ziekten onder de leden hebben.

Dat komt in de uitzending van De Wilde Keuken niet aan de orde. Maar hier wel. Want wat algemeen bekend is, is dat dan ook zo? Foodlog legt het zijn lezers voor.

Is een stadsduif een vuilnisvat vol ziekten? Zo ja, hoe komt het dan dat het ze niet hindert in hun bestaan en ze zich alsmaar kunnen vermeerderen? Of is het gewoon niet waar?

monument brussel duif


Fotocredits: Bureau Voorlichting. Monument in Brussel voor de (naar beneden) gevallen postduiven in de Eerste Wereldoorlog.
Dit artikel afdrukken