Homo sapiens heeft een uiterst getroebleerde verhoudingen met niet menselijke medebewoners van onze planeet. De mens is zonder twijfel een van de meest succesvolle zoogdieren die ooit geleefd heeft. Zelfs in termen van biomassa is onze diersoort kampioen. We hebben ons in korte tijd omgeven met een beperkt aantal gedomesticeerde zoogdieren die nu samen met de mens 96% van de totale zoogdier-biomassa op aarde vormen.

In zijn korte geschiedenis heeft de mens de nodige soorten uitgeroeid. Sommige hadden maar een klein duwtje nodig, voor andere soorten was een serieuze inspanning nodig. Ooit leefden naar schatting zo’n 3 tot 5 miljard trekduiven in de VS. In de tweede helft van de 19e eeuw werden ze ongebreideld bejaagd; in 1914 stierf de laatste trekduif in gevangenschap. Aan de andere kant van het spectrum staat de kip, ooit een onbetekenend boshoen uit Zuidoost Azië, die nu in zijn eentje drie maal talrijker is dan alle wilde vogels bij elkaar opgeteld.

Willekeur
Toch vindt de mens dieren leuk, vooral in documentaires. Dieren zijn nog leuker als ze in verre landen en ongastvrije omgevingen leven. In TV-beelden zien we dieren geboren worden, omgeven door moederlijke zorg, opgroeien en onder de meest barre omstandigheden overleven. Dat beeld voldoet aan onze, menselijke, behoeftes.

De houding van Nederlanders illustreert mooi - en pijnlijk natuurlijk - de bizarre, schijnbaar willekeurige relatie van de mens tot wilde dieren. Voor sommige soorten hebben we een zwak, zoals alle weide- en akkervogels, alle zangvogels, roofvogels en uilen. Andere soorten kunnen op veel minder sympathie rekenen: ganzen, kraaien, duiven en meeuwen. Waar precies die voorkeuren en/of afkeer vandaan komt, is gissen. Ik begrijp uiteraard dat je simpelweg niets tegen een roodborstje kunt hebben; terwijl een roek voor de mens gewoon geen positieve uitstraling heeft. Een grutto is een al voor zijn uitsterven zaligverklaarde vogel. Een havik of buizerd die een weidevogel dreigt te vangen, loopt nog steeds kans te worden vergiftigd.

Al zijn er interessante verschuivingen in de tijd. In mijn jeugd in Zeeland was er in het dorp altijd een zekere blije opwinding als er in de winter grote V-vormige groepen ganzen overkwamen en neerstreken in de polder. Zodra bekend was waar ze ongeveer zaten, stapten we op fiets om ze te zoeken (geen TV, geen internet). Nu staat bij plattelandsbewoners de gans in de top 3 van de meest gehate vogels. Roofvogels hebben in de tussentijd de omgekeerde weg afgelegd: waar de dieren in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuwen succesvol werden gedecimeerd, zijn ze ondertussen grotendeels gerehabiliteerd. Zo was ook de steenmarter een leuk en fotogeniek dier zolang het op het platteland bleef, maar werd vervelend toen het de buitenwijken introk, zich in plafonds nestelde en bougiekabels van auto’s kapot ging bijten. Nu vragen stadsbewoners regelmatig wat je aan steenmarters 'kunt doen'.

Om deze schijnbaar willekeurige omgang met mede planeetbewoners enigszins te reguleren is er een ingewikkeld administratief jargon ontwikkeld: doelsoorten, gidssoorten, doelaantallen, faunadoelen en instandhoudingsdoelen
Korhoenders uit Zweden
Menselijke voorkeuren bepalen de overlevingskans van een diersoort. Zo heeft de mens besloten dat de korhoen zich op de Sallandse heuvelrug moet handhaven. Sinds 2012 worden er daarom met grote regelmaat korhoenders uit Zweden geïmporteerd, die in een even rap tempo verdwijnen. Hoeveel geld daar ondertussen in gestoken is kan ik niet achterhalen, wel dat de resultaten minimaal zijn. En sta je uiteindelijk op de knuffellijst, zoals de grutto, dan zal de diersoort mens er wel voor zorgen dat andere diersoorten (vos, marter, buizerd) in je omgeving verjaagd of gedood worden. Wel is er dan nog een taboe op het doden van dieren in de kraamperiode.

Om deze schijnbaar willekeurige omgang met mede planeetbewoners enigszins te reguleren, is er een ingewikkeld administratief jargon ontwikkeld: doelsoorten, gidssoorten, doelaantallen, faunadoelen en instandhoudingsdoelen. Daarnaast is er het beroemde eufemisme van de nulstand. De term betekent dat er voor edelherten, damherten en wilde zwijnen buiten de voor die soorten aangewezen terreinen geen plaats is. De maakbaarheid van onze omgeving door de mens druipt er van af.

Mens bepaalt
Welke soort gedoogd, geknuffeld of bejaagd wordt, bepaalt de mens en legt dat in Nederland vast in een provinciaal Faunabeheersplan (hier het voorbeeld van Overijssel). Voor een buitenstaander is zo’n Faunabeheerplan bijzondere en enigszins surrealistische lectuur. Zo staat er in de 14 pagina’s die aan de brandgans zijn gewijd dat die “als ‘niet-broedvogelsoort’ aangewezen is voor het Natura 2000-gebied De Rijntakken met een doelaantal van 5.200 stuks”. En daar houden ze zich niet aan, ze overwinteren soms buiten het toegewezen gebied en de brandgans overzomert ook in Nederland, broedt en eet gras. Dat is erg leuk als dat ergens op de toendra gebeurt, maar hier vinden we dat onacceptabel gedrag van het dier. Aangezien de brandgans zich niet aan de ambtelijke afspraken houdt, is verjaging met “ondersteunend afschot” “noodzakelijk”. In een faunabeheerplan legt de diersoort mens dus voor een groot aantal andere soorten vast of het überhaupt binnen de provinciale grenzen mag voorkomen, zo ja in welke deelgebieden, in welke aantallen in welke periode, of zelfs of voortplanten getolereerd wordt. De mens zet dieren uit in een afgebakende ruimte, bepaalt welk aantal gewenst is en reguleert door bijvoeren of afschot.

De schadeafweging neemt soms bizarre vormen aan. Zo heeft de provincie Drenthe in 2020 aan Groningen Airport Eelde (GAE) ontheffing verleend voor het afschieten, verstoren, vangen en doden van 67 verschillende diersoorten, waaronder rode lijst-soorten als patrijs en zomertortel. De pagina met de ontheffing is op de site van provincie Drenthe helaas niet meer te vinden, wel zijn de antwoorden op de Kamervragen die volgden nog te vinden.

Onze obsessie met controle over onze omgeving gaat zover, dat het niet volstaat om een soort te monitoren, zelfs de individuen worden gevolgd. Vogels worden geringd en soms gezenderd. Natuurlijk gebeurt dat meestal met de beste bedoelingen, vaak om een soort te beschermen of leef- en foerageergebied in kaart te brengen.

Niet-mens-dieren hebben geen recht op welke vorm van privacy dan ook. Ze worden op elk willekeurig moment gefilmd of gefotografeerd bij geboorte, paring, gevecht op leven en dood en als ze bij een opdrogende plas creperen. Sterker nog, deze momenten waar de producenten van Big Brother nog zouden aarzelen, vormen het hart van een doorsnee dierendocumentaire. Beleef de Lente volgt verschillende vogels op het nest, in de nestkast of in het hol tijdens het broedseizoen en trekt daarmee meer dan één miljoen kijkers. Wij, mensen, vergapen ons aan gevechten, kannibalisme en verhongeren van de jongen van andere diersoorten.

De wensbeelden van de mens staan centraal, dieren zijn middelen om die doelen te bereiken en daarin verschillen jagers en natuurbeschermers weinig
Jagers en natuurbeschermers willen hetzelfde
Bijzonder zijn de argumenten vóór of tegen een diersoort. Het als niet-mens-dier schade toebrengen aan menselijke activiteit is vragen om problemen. Dat om die reden ganzen, roeken, wilde zwijnen of edelherten afgeschoten worden, is verklaarbaar. Reeën veroorzaken geen of weinig directe schade, maar delen hun leefomgeving met de mens. Jaarlijks zijn er bijvoorbeeld in Overijssel zo’n 800 aanrijdingen met onze heilige koeien. Daarom worden er jaarlijks 3.500 afgeschoten, of om in jargon te blijven, wordt er “beheerd op grond van een ontheffing ten behoeve van de openbare veiligheid (verkeersveiligheid) en voor het voorkomen en bestrijden van onnodig lijden van zieke of gebrekkige reeën”. Soms heb je als diersoort domweg de pech om aangewezen wildsoort te zijn en in dat geval hoef je niet eens schade aan te richten, zoals konijn, houtduif, wilde eend of fazant om bejaagd te worden (gezamenlijke gerapporteerde schade in Overijssel 2018: €4.000).

Over invasieve exoten hoeven we het niet te hebben. Die zijn fout en horen hier niet. Op zich een lastig verhaal, want veel soorten die nu in Nederland voorkomen, waren ooit exoten. Dat geldt bijvoorbeeld voor de huismus, de boerenzwaluw, kievit, korenbloem en klaproos om maar een willekeurige greep te doen. Het geldt zelfs voor die heilige grutto.

“Wij ‘heersen over de wereld’ doordat wij de werkelijkheid zo ombuigen dat hij overeenkomt met modellen en normen, regels en regelingen.” Deze tekst kwam ik tegen in een artikel met als kop “Wij zijn een totaal mislukte diersoort”. Met deze stelling in je achterhoofd valt op dat jagers en natuurbeschermers niet fundamenteel verschillen over de omgang met dieren. Beide partijen die ver uit elkaar lijken te staan, hebben verschillende redenen om in te grijpen in flora en fauna. Bij de jager is er naast het plezier wat de mens beleeft aan het doden van wilde dieren, het argument om economische schade te voorkomen.

Natuurbeschermers wegen de belangen van soorten en biotopen tegen elkaar af om in te grijpen, tot die werkelijkheid voldoet aan hun wensbeelden. Als daarbij dieren direct of indirect het veld moeten ruimen is dat collateral damage. De wensbeelden van de mens staan centraal, dieren zijn middelen om die doelen te bereiken en daarin verschillen jagers en natuurbeschermers weinig.

NB: Deze bijdrage is nadrukkelijk niet geschreven tegen natuurbeheer of de jacht, al heb ik de nodige bedenkingen bij de huidige praktijk. Ik streef niet naar een discussie over goed of fout. Wel hoop ik de lezer aan te zetten tot nadenken over onze omgang met niet-menselijke bewoners van deze planeet.
Dit artikel afdrukken